hoe lang, hoe innig in gebed verzonken kan hij geknield zijn
voor het allerheiligste
in het kapelletje, 's avonds na zijn werk
hoe lief is hem zijn rozenkrans
als jongen droeg hij die al bij zich, jaren vóór hij overging
hoe ingeroest is hem de liefde tot Maria
en hoe diep dat branden voor de lieve god aan 't kruis
maar daaronder aldoor dat doffe roepen om de golven
het masker van den blijden mens
iterum dico: gaudete!
hoe is hij altijd vrolijk, geestig, optimist
zijn goed humeur is weatherproof
hoe laat hij lachend en getroost weer gaan, die wrokkend bij hem kwamen
hoe een zegen is het zó, voor gods gezicht te kunnen spelen maar daaronder altijd dat grijze schreien
het masker van den europesen mens
hoe evenwichtig is zijn leven uitgebalanceerd
hoe wel beheerst is zijn gedragen en zijn oordeel hoe humaan!
hoe proeft hij wetenschap en kunst, eclecticus en erudiet
men ziet hem veel op tentoonstellingen en hoe smaakvol zijn zijn verzamelingen!
hij publiceerde verzen, met succes
en hij zou een tekenaar zijn, had hij meer tijd om zijn talenten te ontplooien
maar daaronder de aapmens met geheven knots
het masker van den heer van vijftig jaar
maatschappelijk geslaagd, gekapt, geschoren