Kwar
Hoge vreemdeling, verhoor mijn janken!
ik ben de hond die onder het draaiorgel zit
ik trek de hel de lange liederlijke dag
en sjor zijn valse jammer door de gruwelijke straten
ik ben de hond, dien iedereen vergeet
ik zie alleen de benen van 't publiek
de slobberige broeken en de modderschoenen
en ik ben zo moe van al die alsmaar nylonkousen
mijn baas is de slampamper met de ruitjespet
hij doet in paardevlees - het best adres -
hij schopt
en mijn bast is geschaafd en vol kale plekken
mijn ziel zit ook vol plekken
ze zijn een beetje rauw van het gemartel
want altijd als mijn baas weer rondscharmaait daar in die ketel van ellenden
boven mijn kop
dan scheuren assegaaien van onzegbaar heimwee door mijn open wonden
en spil ik mijn goedkope bloed
het leven doet overal zeer, vreemdeling
en ik ben niet veel zaaks meer
ik ben nooit veel zaaks geweest, een afgetrapt restant van alle rassen
ik ben niet trouw of goed, ik ben nu eenmaal niets
dat interessant is of romantisch
alleen maar een gemene hond, geniepig en onguur
en een beetje sentimenteel
ik vraag ook niet om los te komen, ik vraag niets dat niet kan
ik zal de hel wel blijven trekken
tot die zéér zuivere zomeravond dat ik in de gracht mag