Narrenwijsheid en ander onkruid(1961)–J.C. van Schagen– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Basterd Ik heb mijn ziel verhuurd voor zesduizend gulden per jaar en een pensioen mijn contract loopt nog tien jaar dan krijg ik haar terug ik ben zo bang dat er dan niet veel meer van over zal zijn ze zit in een hok ik mag er niet bij ze is verhuurd alleen Zondags op bezoekuur dat is het contract contractbreuk is gevaarlijk zoiets wordt streng gestraft het is ook oneerlijk en je moet tegen den duivel ook eerlijk zijn wat komt er anders van je morele herbewapening terecht? ik ben oneerlijk ik knoei van angst ik ben zo bang dat het me gaan zal als den dichter uit Rosmersholm die vijf en twintig jaren op zijn kist met ongeschreven werken zat toen hij zijn schat in het zonlicht wilde halen was er niets meer dan stof en as daarom knoei ik daarom ben ik vals geworden van angst [pagina 49] [p. 49] ik heb ze achter den elleboog ik haal mijn ziel uit haar hok stiekem, als niemand het merkt ik laat haar buiten wezen in de zon ik laat haar buiten wezen in de wind ik laat haar luisteren naar de zee en naar de grote regens als niemand op ons let als ik dan de voetstap in de verte hoor als ik de schaduw in de verte naderen zie stop ik haar gauw weer terug in het hok en buig me over mijn werk daarom doe ik mijn werk niet goed eigenlijk haat ik het het hindert, het stikt mijn leven weg het is een voorwendsel, een kleverig masker dat niet áf kan het zal nooit wat worden met mijn werk mijn ziel blijft ook maar slapjes het is niet genoeg, wat ik voor haar kan doen ze leeft nog, maar ze is welk en ziek ze krijgt geen voedsel en geen frisse lucht het zal nooit wat worden met mijn ziel ik knoei met mijn werk en ik knoei met mijn ziel ze is zo bleek zo zwak zo verfomfaaid maar nooit is ze boos, nooit zal ze me verwijten dat ik haar verkwanseld heb ze kent geen wrok altijd weer is ze dankbaar en ze lacht naar me als ik haar steel ze gaat altijd dadelijk mee, blij en gereed [pagina 50] [p. 50] ze komt bij me en ziet me in de ogen en zit maar stil en ik vergeet alles daarbuiten ze vertelt me van mezelf ze spreekt van dingen die ik lang vergeten was een lieve, wrede pijn ze spreekt van dingen die niemand meer weet dieper is ze dan de diepste zeeën ze kent het geheim van alle ding en zachtjes zingt ze ervan het is als het stille wielen van het water tussen de donkere stenen van het paalhoofd een zomernacht als het vloed wordt het is als het vaag beloven van de wind een laten avond, op een eenzame weg het is als de eeuwige sterren in de grote nacht eeuwig is het groot verhaal eeuwig is de wet peilloos zijn de diepten van haar ogen als zij me leert de wet later - later, als we vrij zullen zijn later, dan zullen we heel ver weg gaan we zullen wonen in de uiterste eenzaamheid ver voorbij de laatste eilanden waar geen schip zich waagt daar is ons eiland en niemand zal haar ooit meer mogen zien niemand zal haar ooit meer kennen - en als ik plots haar dan weer terug stop in dat hok omdat de schaduw nadert dan is het of ik het goddelijk kind vermoord heeft u al eens een kind vermoord? ik heb heel Bethlehem al op mijn geweten en daarom knoei ik [pagina 51] [p. 51] daarom heb ik ze achter den elleboog verdomme het is als het sperma, leert mijn duivel mij milliarden mogelijkheden die je het heelal inslingert wie weet hoe schoon, hoe rijk, hoe geniaal milliarden unica, mijn vriend, vergaan één sufferd die tot wasdom komt zo is het leven, sentimentele idioot verzorg je werk en wéét dat toch die éne bête vlerk die werkelijk werd van hoger orde is dan al jouw goddelijke dromen! weet óók, mon cher, dat contract nog altijd is contract en dat je een volle, overlopende en welgeschudde maat moet geven zo leerde het je meester toch? dan buig ik weer me op mijn werk en geef de volle maat - ten slotte heb ook ik mijn trots - en zeg: verrek maar hij, hij lacht: jij souteneur Vorige Volgende