| |
| |
| |
Litanie
U alleen, mijn God, behoort ons hart
en eeuwig zijt ge dezelfde
eeuwig herhaalt zich uw wet in de stroom der geslachten
en eeuwig herhalen wij uw naam in eeuwig eendere nood
maak ons eentonig dan als wel het eindeloos neuriën van een telefoonpaal - kinderen en dwazen mogen het verstaan - en staan wij allen dan niet eenzaam zeurend aan een stoffige weg? maak ons vervelend en eentonig als het verhaal van het touw dat aldoor zachtjes klappert aan de vlaggemast, een dromerige zomermiddag, maak ons eentonig als het luiden van klokken, ver over het water
maak ons eentonig als het donkere stampen, als het lang, aanhoudend stampen van de goederentreinen in de nacht, maak ons aanhoudend en eentonig
maak ons eentonig als het prevelen van het water aan de voet van den ouden toren, het prevelt met de nacht, het prevelt met de rijke dag, het prevelt met de vloed en met het stille ebben - schoon is de gang der uren aan het veer bij den ouden toren, maak ons eentonig
maak ons eentonig als de regen in het kastanjebos - groot is de regen over de grote bladeren, weids over de wijdgespreide bladeren van het kastanjebos - maak ons eentonig als het feest van de jonge regen in uw bloeiende kastanjes
maak ons eentonig als het ritselen van het dorre blad in de beukenhaag, een winterdag - het kasteel is onbewoond nu en het bos staat dof en roerloos in ver- | |
| |
zwegen wachten - alleen het bruine blad beweegt nog met de flauwe wind en het zwingelt en zwikt en hunkert zachtjes naar de goede dood en niemand merkt zijn ritselen, maak ons als een onmerkbaar ritselen zo eentonig
maak ons eentonig als de stem van den ouden man, die de heilige verhalen voorleest bij de petroleumlamp - een kind ligt heimelijk wakker in de schemer van de bedstee en het luistert, wit, met grote ogen
maak ons eentonig als het simpel dreuntje van de kinderen die zingend omgaan in de zomeravond - altijd droegen kinderen het dreuntje verder, omgaand in de lichte vóórnacht, als de aarde in haar diepste droom verloren ligt -, wie het horen kennen een vreemde pijn
maak ons eentonig als de pijn van mensen
maak ons eentonig als het eindeloos herinneren van de wind die huiverend is des nachts in het helm van een eenzaam duin, als het duistere komen van de wind die opsteekt achter de verre hoeven, een herfstavond, als het vage manen van de wind in de zwarte takken, maak ons eentonig als het hoge gieren van de wind in het want van een verloren schip
maak ons eentonig als het roepen van de zee - duizend eeuwen roepen in haar ruisen, dat is het ruisen van de grote Moeder en van de grote dood, maak ons eentonig - U alleen behoort ons hart
U alleen, mijn God, behoort ons hart
en onafwendbaar is uw komen
de eeuwen breken aan uw volstrektheid
en tijd en ruimte zijn vernietigd in uw hand
| |
| |
maak ons dan langzaam als het groeien van het wonderlijk koraal, beneden in uw heimelijke diepten
maak ons dan langzaam als het stille klimmen van de sappen in een plant en maak ons langzaam als het rijpen is van vruchten
maak ons langzaam als het brede wiegen van de bomen met de hoge zomerwind, maak ons leven breed en langzaam
maak ons langzaam als het zachte zwellen van de jonge knoppen in de zon, maak ons zo langzaam als de gele bladeren sterven in de herfst
maak ons langzaam als het wuiven van waterplanten in een talmend water
maak ons langzaam als het trekken van het licht door de grote middag, als de gang der sterren in de nacht, als de wisseling der seizoenen
maak ons langzaam als het wentelen van de tijd - de dagen komen en zij dringen niet, de dagen gaan en dralen niet - onwrikbaar is de gang uwer visioenen, maak ons zó langzaam
maak ons langzaam, zoals een vrouw langzaam is van geluk - ze werd moeder en de leegte werd haar van uw goedheid boordevol - maak ons zó vol en langzaam
maak ons langzaam dan als wel een dromend kind - het witte kind ziet edele gezichten - wie in uw verten schouwen worden achteloos met de tijd.
maak ons langzaam, als de wolken drijven in een witte maannacht en als de schepen varen aan den einder, als al wat ver en schoon voor uw gezicht geschiedt, maak ons geschieden dan zó ver en langzaam - U alleen behoort ons hart
| |
| |
U alleen, mijn God, behoort ons hart
uw eenvoud is volkomen en ge gaat niets voorbij
ge woont met de simpelen
en het allerminste is vanzelf besloten in uw mantel
maak ons gewoon dan als het brood onder de mensen, maak ons gewoon en naamloos als de grond onder hun voeten
maak ons gewoon als de boer die de velden ploegt, hij is van alle tijden, maak ons gewoon als het graan dat in de voren gaat, het is van alle tijden
maak ons gewoon als ijzer
maak ons gewoon als het doffe geldstuk dat door ieders handen gaat, onopgelet, laat ons door ieders handen gaan, dof en onopgelet
maak ons gewoon zoals water en aarde gewoon zijn - ze komen er niet op aan - wil ook ons er niet langer op aan doen komen
maak ons gewoon als het gras langs de grote wegen, wie kent het stoffig gras?
maak ons gewoon en ongeteld, zoals de schulpen ongeteld zijn aan het strand, en als de bladeren in de grote bossen - niemand kent hun geschiedenis maar zij leven voor uw gezicht en hun is niets teruggehouden, maak ons gewoon en ongeteld en laat ons leven voor uw gezicht
maak ons gewoon als het grauwe volk dat 's avonds onder onze ramen gaat in eindeloze troepen - ons schuw verlangen ziet hen heimelijk na en ze zijn naamloos als de golven van de zee en ieder draagt het kleine, witte vragen van het Kind, dat diep verholen trekt in ieder leven - maak ons gewoon en grauw van schors, dat wij het witte kind bewaren
| |
| |
maak ons gewoon en lelijk als de oude vrouw bij de haard - ze is dor en veeg en ze staart in de as, maar ze bracht haar kinderen groot en kan nu gaan
maak ons gewoon dan en gering als al wat dagelijks in het duister dient, dat komt en sterft en dat gehoorzaamt zonder vragen - u alleen behoort ons hart
U alleen, mijn God, behoort ons hart
en uw onbeweeglijkheid is sneller dan het licht
uw ongebroken wit houdt alle kleur in zich besloten
en gij wordt ons tegenwoordig in een zeer zacht suizen
maak ons stil dan als het suizen van de nachtwind in het donker gras, een verre zomernacht - een man lag donker in het hoge gras en hij verstond uw komen - maak ons stil als het suizen der geheimen in ons bloed
maak ons stil als een Sint Jansnacht
maak ons stil en vervuld als het bloeien van bloemen en als het wiegelen van de rijpe aren met de wind, als de lach van de moeder over het slapend kind, maak ons stil en heimelijk als het getij dat zich vervult in alle dingen
maak ons stil als het stille klimmen van het licht met de morgen, maak ons stil zoals het licht vast is en stil in de grote middag, maak ons stil als het deinzend avondlicht en als het fluisteren van de nacht
maak ons stil als het fonkelen van de Schelde, een Paasmorgen in de zon
maak ons stil als de stand van een verre blinkerd in het late licht, een achtermiddag in september - het leven wordt nu transparant en stervensbroos - maak ons zo stil en heerlijk als het goede sterven
| |
| |
maak ons stil dan als het sterke dringen van het goed verdriet dat door ons leven trekt in fijne nerven, maak ons stil als het branden van tranen dat zwak maakt en wankel van geluk
maak ons stil als het trillen, licht en sterk, van een kabel die gaat breken, zo trilt een dolk in hout, zo trilt ons hart, wanneer gij nadert
maak ons stil als het ijle hijgen van wie bereid is en zich offeren zal, maak ons zó licht en stil
maak ons stil dan als het sidderend rechtstandig zweven van een vlam - zuiver staat zij, bloem van pijn, verslonden in het hoge feest der vernietiging - wij allen wachten in het donker, God, tot gij ons terugneemt in uw branden - u alleen behoort ons hart
U alleen, mijn God, behoort ons hart
onschendbaar is Uw eenzaamheid
en Uw vrijheid is wijder dan de wilde vlakten
wild zijn de verrukkingen der gehoorzaamheid
maak ons los dan, dat wij ongebreideld komen mogen, ontbind ons van het zware slepen der begeerten, maak ons arm en los
maak ons los, dat wij niet sterven in de stenen mantel onzer waardigheid, maak ons veracht en los
maak ons los van de bedwelming dezer wereld, maak ons uit de verwildering harer beelden los - wij hebben de valkuil gezien en onzegbaar hinderend werd dit koortsig spel van altijd wijkende coulissen - maak ons nu van dit tartend lokken los
maak ons los van onze naam, die is als een brandend masker, maak ons los van dit vermoeiend lichaam en van het helse splinteren van de geest, die niet is dan stremming en hindernis, maak ons los
| |
| |
maak ons los van de leugen der woorden, ze zijn hindernis
maak ons los van de doden, ze zijn hindernis, maak ons los van de levenden, ze zijn hindernis, maak ons los van de ongeborenen, ze zijn hindernis
maak ons los en kantelend tussen dood en leven, dat wij niets ontzien en dat wij niet langer ontzien mogen worden, maak ons van alle angst en alle schutsel los
maak ons los en tomeloos verloren in de woestijnen uwer eenzaamheid, dat wij uw hand mogen voelen, wil ons de doortocht wijzen naar de vergeten zeeën waar niets meer volgt en niets meer vóórgaat, dat wij uw kinderen worden, maak ons los
maak ons los dan, zoals kinderen en heiligen los zijn, ze rekenen niet en vallen met een lach, maak ons van onze schulden los
maak ons los en wandelend op het water - u alleen behoort ons hart
Er is geroepen in de nacht en we zijn opgestaan
wij komen, God, we zijn uw eigendom
vergeef ons, zo wij angstig zijn en schuilen voor uw hand
wij komen, het is goed
gij zult ons jagen, zoals een brand jaagt over de prairiën - geef, dat wij zó branden mogen
gij zult ons voortslaan, zoals de storm de wolken voortslaat, flarden over een grauwe zee - geef, dat wij zó zwerven mogen
gij zult ons brijzelen, zoals een grondzee brijzelend verrijst - en dan is alles over en alleen wat zwarte planken zwalken met de golven - geef, dat wij zó mogen ondergaan
| |
| |
gebied ons, God, dat wij het zuivere dienen leren dwing ons, dat wij leren zwijgen en vergaan
vernietig ons, dat wij niet langer hinderen
kom en overstroom ons, breed en geweldig - laat ons Uw stroombed zijn
Want Uwer zij het koningschap en de kracht
en de heerlijkheid in der eeuwigheid.
Amen.
|
|