blijmoedig een offer te brengen, dat door de liefde gevraagd of door de waarheid gevorderd wordt.
Bij hem was eindelijk dat verheven kinderlijke, 't welk de harten wint en de zielen verovert, dat naar een goddelijk woord als de hoogste en heiligste wijsheid gelden moet.
Al deze gaven openbaarden zich bij hem in een groote en wonderbare gave, zijn welsprekendheid. Wat zal ik hier zeggen van zijn welsprekendheid? Dat zij hoorbaar en voelbaar was in alles wat hij sprak, in dartele scherts soms, in geweldigen ernst, in hooge verrukking? Dat zij de harten veroverde en sloeg en uit de harten de beste dingen deed voortkomen als Mozes' staf, die uit de steenrots de levende wateren stroomen deed? Dat zij machtig was en levendig en lenig als het leven zelf? Ziet, ik vat dit alles te zamen. Men zegt dat het woord vergaat, vervliegt, vergaat als de ijlste tocht in de ijlste lucht, - voorwaar, het woord van zulk een man verkondigt ons volheerlijk, dat het woord de souvereine gave is van den God, die is het Woord.
Er rest mij nog iets te zeggen. Mannen als Des Amorie van der Hoeven behooren tot het leven en leven het leven in zijn geheel. Het leven in zijn uiterlijke verschijning, het leven in zijn hoogten en laagten. Zij genieten, en zij lijden, zij juichen, en zij lijden.
Soms heeft het den schijn als gingen zij op in den gouden dampkring der levensvreugde, maar de gedachtenis blijft en sterft niet, en, heeft hij het ons niet verkondigd: ‘Denken is smart, en niet minder zwaar drukt het kruis op de schouders van den zoeker der waarheid, dan op die van den zoeker des dagelijkschen broods?’
Voor zulke mannen, voor zulke denkers en zoekers der waarheid komt eens het groote, het geweldige oogenblik: voor hun geest, voor hun ziel wordt het waarheid, het alles beheerschende woord: ‘Tout passe, tout casse, tout lasse. Dieu seul reste.’
Ook voor des Amorie van der Hoeven is dat woord geworden tot de werkelijkheid van het leven. Toen het woord gekomen is, heeft hij niet geaarzeld. Wat voorbij was heeft hij verlaten, wat gebroken was heeft hij verbrijzeld,