Aya Sofia
(1886)–H.J.A.M. Schaepman– Auteursrecht onbekend
[pagina 59]
| |
VI. Mahomed.aant. | |
[pagina 60]
| |
‘Seit Anbeginn der Welt hat kein anderer Sterblicher jemals einen so unermesslichen Einfluss auf das menschliche Geschlecht in religiöser, sittlicher und politischer Beziehung ausgeübt, als der Araber Muhammed.’ | |
[pagina 61]
| |
Wie zijt gij?
Voor mij staat in mannelijke kracht,
Met oogen vol van drift of smeltend teêr en zacht,
Met trekken, naar een vorm uit meesterhand gesproten
Door meesterlijke hand in levend brons gegoten,
Een zoon van 't Oosten, kalm en rustig; in zijn rust
Toch gloeiend van een vuur, dat nooit werd uitgebluscht
Door heel den killen tocht van 't menschelijke lijden,
Steeds vaardig is die hand tot zegenen of strijden,
Steeds zweeft er om dien mond een lachje of een gebed,
Een spreuk vol wijsheid, een geheimnisvolle wet,
Of een belofte, die met Paradijzesweelde
Des doodes visioen omstraalde en helden teelde.
Hoog heft zich die gestalte in 't kleed uit kemelshaar
| |
[pagina 62]
| |
Geweven, groen geverfd, met koninklijk gebaar
Een wereld toonend aan een drom van tochtgenooten
Steeds zwellende in getal, een wereld hun ontsloten
Door 't woord van Allah, die der wijsheid wegen weet,
Der wereld wetten brengt in 't woord van zijn profeet.
Wie zijt gij?
Mahomed, de zoon der Koreischieten,
Van Hashems eedlen stam, met d'adel der Zahrieten
Door schoone Aminah een; Abdallahs weêrloos kind,
Dat wanklen steun der jeugd in Aboe Taleb vindt;
Die aan Cadijah's zijde, in volle vijftien jaren,
Naast vrede in huis en erf slechts welvaart schijnt te gâren,
Die straks uit Heraas grot der dommlig droomende aard'
Een nieuwe boodschap brengt: uw Koran en uw Zwaard!
Uw Koran! 't Wondre boek in de eeuwigheid geboren
Bij Allah in Zijn licht en vrede, door de koren
Der Englen aangebeên, aan Gabriël vertrouwd,
| |
[pagina 63]
| |
Die 't u, verkoorne Gods, in heilgen nacht ontvouwt! -
Wat wondre dingen hebt ge op blad en schors van palmen
Uw schrijvers griffen doen, als uwe tonen galmen
Langs 't breed woestijnveld heen; of als, de teugels los,
Uw hand de manen streelt van 't moêgejaagde ros,
Terwijl uw mond getuigt; of wen in 't licht der starren
Uw blik naar boven schouwt en raads'len schijnt te ontwarren,
Die fluistrend geopenbaard den glans van 't firmament
Voor Seid doen flonkren in de plooien van uw tent.
Uw Koran, poëzie in wonderbare vormen,
Die vol en hoog van toon door 't menschenharte stormen,
Of eindeloos gerekt, de keten van 't bedrog
Door heel der Suren loop voortslepen, loom en log.
Een wereld, weemlend van historiën, gedichten,
Van strenge wetsgeboôn en prikklende gezichten,
Door 't éene waarheidswoord beschenen: God is éen!
Zoo komt langs 't breede veld van levenloozen steen,
Van brandend, stuivend zand de gouden zonne schijnen,
Zij steeds des levens bron, zij altijd de woestijnen!
| |
[pagina 64]
| |
Uw Zwaard! De sleutel van den hemel en de hel,
De boô van Allah in dit wisslend wereldspel;
Veel gelden vasten, boete en murmlen van gebeden, -
Een druppel bloeds gestort, éen felle slag geleden,
Een nacht in wapendos voor Allahs dienst doorwaakt,
Ziedaar wat zonden delgt en helden zalig maakt.
Gevallenen voor God, in purperglansen stralen
Uw wonden, vol van geur, bij 't heerlijk zegepralen
Ten jongsten dage, als u der Cherubs gouden wiek
De kreuple leden dekt bij ruischende muziek.
Uw Koran en uw Zwaard! Door 't volk der Arabieren
Hebt gij een schok doen gaan, die zenuwen en spieren
Deed trillen, meer, de ziel ontwaken uit haar rust,
Met forsche krachten, van geen weifelen bewust.
Gij hebt die ziel gevormd en haar uw stoutste droomen
Als waarheid ingestort, met nooit te teuglen stroomen
Van geestdrift, door geen brand van smarten ooit gezengd.
Wat waarheid is het, die ge aan uw getrouwen brengt?
| |
[pagina 65]
| |
Gelooft gij in het woord, dat vlammend van uw lippen,
In 't uur van zielenood als zielekreet kwam glippen,
Toen Aboe Beker sprak bij 't barnen van het lot:
‘Wij zijn getweeën slechts!’ - ‘Daar is een derde, God!’ -? -
Gelooft gij in het woord, dat werelden van weelde
Voor 't water speurend oog der moede krijgers teelde,
Dat door het brandend bloed in 't midden der woestijn
De Houris hupplen deed bij 't schuimen van den wijn?
Gelooft gij in de wet, die menschelijke daden
Durft met des doodes vloek, de onvruchtbaarheid, beladen
En die als pleisterbeeld der menschen leven kneedt?
Gelooft gij in uzelv', gij heerscher en profeet?
Wat vragen! Duizenden, ontelbaar als de vruchten
Bij 't rijpen van den palm geschud door zoele luchten,
Staan juichende om uw troon, of springende in den zaâl
Doen blinken door de lucht het scherpgewette staal
En slingeren hun kreet door alle wereldkringen:
‘Voor God en zijn profeet!’ Zoover die toonen dringen
Dringt ook, o Koreischiet, op roode wiek uw faam!
| |
[pagina 66]
| |
Wie zijt gij?
Mahomed? Mysterie is uw naam,
O Zoon van Ismaël, o Zoon van Hagar! 't Leven
Leeft in u van den knaap door Abraham verdreven,
Met al de trotschheid, al de woede en al den dorst,
Die eenmaal brandde en gloeide in 't hijgen van zijn borst.
Ja, Zoon van Ismaël, neen: Ismaël herrezen,
Niet om op Saraahs zoon te smalen, als voordezen
Door Hagars stem geleerd, maar om door eeuw op eeuw
Geoefend, eindelijk den ijdelen Hebreeuw
Te werpen in het stof en juichend te zien vallen
Vernederd en verlaagd; uw hand is tegen allen,
Geen hand is met u, maar aan uw zijde gaat
Naast fel gezweepte woede uw nooit gebluschte haat!
Neen, Zoon van Ismaël, 't mysterie van uw strijden
Ligt dieper, Hem, die kwam in volheid van de tijden,
Hem, die het woord vervulde aan 't zaad van Abraham,
Des Vaders eeuwig Woord, het vlekkelooze Lam,
| |
[pagina 67]
| |
Den ongeschapen Zoon, uit Abraham geboren,
Hem geldt uw haat, uw strijd!
Ging 't Ismaël verloren
Het werelderfdeel, 't kroost van Abraham beloofd,
Gij zult de wereldkroon gaan rukken van het hoofd
Van Jezus en den Zoon Mariaas doen verkwijnen
In zwervende armoede en in gloeiende woestijnen;
Gij zult Hem maken tot een logen en een spot
Door 't brandmerk van uw woord, ‘één, eeuwig één is God!’
En vlechten om Zijn hoofd een nieuwen krans van doornen
Hem roemend uw gelijke in 't boek der uitverkoornen, -
Dat is uw leven, uw mysterie, Mahomed!
De strijdleus buldert rond, de zwaarden zijn gewet:
‘Voor God en Zijn Profeet!’ De wereld in haar voegen
Dreunt van een zwaarder storm dan ooit haar assen droegen,
Der eeuwen strooming wordt gestuit op hare baan, -
Wie voert haar verder voort, 't kruis of de halve maan?
|
|