Aya Sofia
(1886)–H.J.A.M. Schaepman– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
I. De Puinen.aant. | |
[pagina 2]
| |
‘.... Er waren vele beenderen op het veld en zij waren zeer dor .... | |
[pagina 3]
| |
Daar vaart langs heel de wereld
Een woeste doodsorkaan,
De scheppingen der menschen
Verrijzen en vergaan;
De scheppingen des Heeren
Behooren mee den Dood,
Want hij alleen is Koning,
Zijn macht alleen is groot!
De stormen zijn zijn knechten,
De bliksem is hun lans,
De vlammen zijn hun zwaarden
Met bloedig rooden glans;
| |
[pagina 4]
| |
De waatren zijn zijn legers
Ontembaar in hun vaart,
Bij 't dreunen van den donder
En 't jammeren der aard;
De zon in al haar glorie
Is dienstbaar aan het graf,
Zengt van de schoonste bloemen
De schoonste knoppen af,
En met haar zilvren stralen
Verstijft de zachte maan
De kronkelende blaadjes,
Die vroolijk opengaan.
De wereldvorsten bouwen
Paleizen uit de rots,
De maarschalk der verdelging,
De Tijd, verbreekt hun trots;
| |
[pagina 5]
| |
De wondre reuzenkinderen,
Die schoonheid en genie
In scheppende aandrift stichten
En heilge harmonie,
Zij rijzen, en de Heerscher
Drukt met zijn zegelring
Zijn teeken op hun schedel,
Dat heet: Vernietiging,
Vernietiging, de leuze
Waarmêe de Tijd ontwaakt,
Waarmêe de nacht den morgen
Uit hare boeien slaakt.
O Dood, o Wereldkoning,
Hoe heerscht gij overal,
Hoog in het blauw der heemlen,
Diep in der waatren val;
| |
[pagina 6]
| |
De wereldstroomen kwijnen
Verzengend door uw brand,
Der Alpen harde koppen
Vergruist gij in uw hand,
De zonnesterren storten
En sterven in 't azuur,
O Dood, gij zijt het leven,
't Mysterie der natuur.
Gij strooit door heel de wereld
De sporen van uw kracht,
De zwarte sombre puinen
Verkondigen uw macht,
Zij teekenen uw gangen,
Zij merken uw gebied,
Maar wat ook moge sterven,
Die puinen sterven niet.
| |
[pagina 7]
| |
Door uwe hand geschapen
Toch machtiger dan gij,
Trotseeren zij uw woede,
Uw wereldheerschappij,
En prediken aan de eeuwen,
In der verdelging taal,
In nooit te delgen woorden
Des levens zegepraal!
O Scheppingen des Doodes,
Die alles nederslaat,
Hoe gij het leven zingend,
Daar voor onze oogen staat,
Gij brengt ons van 't verleden
Het woord, dat altijd sterkt:
Gedacht, getracht, gebeden,
Gestreden en gewerkt.
| |
[pagina 8]
| |
Zooals uit donkre schaduw
De vlinder vaart in 't licht,
Zoo stijgt steeds uit uw duister
Der ziele lofgedicht.
Langs 't oude wereldkerkhof
Vertoont ge u overal,
De knekels en de schedels
Van eeuwen zonder tal,
Gebleekt door storm en vlagen,
Geroost door zonnegloor, -
Der menschheid scharen spoeden
Zich onverschillig door.
Straks vaart langs al die puinen
De geest der poëzie,
Weer ord'nen zich de beendren
In de oude harmonie,
| |
[pagina 9]
| |
Weer vlechten spier en zenuw
Haar wondre weefsels saâm,
Weer speelt door purpren aadren
Des levens zwellende aâm,
Weer straalt langs frissche trekken
Der jonkheid blijde lach,
Weer jubileert in de oogen
Het licht van 's Heeren dag.
Zoo rijzen dan de puinen,
En in het wondre licht
Aanschouwt de stille droomer
Ezechiels gezicht,
In breede visioenen,
Ontzachlijk, stout en groot,
Herleeft geheel 't verleden
Verwinnende den dood!
|
|