Historie en verbeelding in De held en de schare van Henriëtte Roland Holst
(1993)–Herman Schaap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |||||||||
6
| |||||||||
[pagina 238]
| |||||||||
dat die ‘gave der verering, het besef der hoogheid en heiligheid van bepaalde dingen,’ haar van haar leeftijdgenoten op de kostschool onderscheiden had. Ook toen zag ze deze gave als een groot goed: ‘Zij pas maakt alle hogere leven mogelijk’.Ga naar voetnoot5 Dat het meisje Van der Schalk helden nodig had, is niet zo bijzonder; wat HRH onderscheidt van veel anderen is de blijvende behoefte aan idolen. Hoe komt een vijftigjarige schrijfster en activiste er bijvoorbeeld toe een bejubeling van Garibaldi op papier te zetten? In dit hoofdstuk wordt geprobeerd een verklaring te vinden voor die niet aflatende heldenverering. Om meer zicht te krijgen op de achtergronden ervan volgen enkele voorbeelden van het thema ‘held’, in HRH's literair en theoretisch werk. Daarbij moet worden beseft dat haar voorkeur voor helden wel opvallend is en was, maar minder uitzonderlijk dan nu lijkt. Respect voor voorgangers en leiders groeide bij zich emanciperende groeperingen herhaaldelijk uit tot een bepaalde mate van verheerlijking, zoals in het geval van Troelstra, die door zijn achterban op handen werd gedragen. Bovendien waren er literaire voorbeelden die HRH konden sterken in haar hang naar heroïsche taal. Mogelijk werd zij beïnvloed door het heldhaftige in Morris' bewerkingen van IJslandse sagen en andere verzen van hem.Ga naar voetnoot6 Literaire stimulans kan HRH ook hebben gekregen van de door haar bewonderde Shelley; deze beeldt bijvoorbeeld Prometheus als imponerende heros uit.Ga naar voetnoot7 Zulke dichtwerken kunnen versterkende invloed hebben gehad op de in HRH aanwezige behoefte aan een heroïsche toonzetting. Aanvankelijk is de heroïek bij HRH nog niet overdadig, van heldenverheerlijking is nog geen sprake. Zij ziet in haar werk voorlopig nog vooral de strijd van het proletariaat als een heroïsch thema,Ga naar voetnoot8 | |||||||||
[pagina 239]
| |||||||||
ik kom daar op terug. Soms spreekt ze in heroïserende bewoordingen over de revolutionaire arbeidersklasse, zoals in De nieuwe tijd: De groote worstelingen van het proletariaat in Rusland lagen vlak achter ons; het geweldig elan, het idealisme, de toewijding, de grenzelooze zelfopoffering, de heldenmoed, de volharding en het uithoudings-vermogen ook van ongeorganiseerde, maar met revolutionair bewustzijn vervulde massaas in tijden van hooge spanning waren schitterend gebleken.Ga naar voetnoot9 Maar in deze jaren treedt de proletariër in haar dichtwerk meer op als deel van een groter geheel dan als individuele held, waarlijk heroïsch is het Socialisme, de Zon waaraan alles en iedereen zijn kracht ontleent. In de afdeling ‘Vóór het vaandel’ van Opwaartsche wegen wordt beschreven hoe de scharen tot Massa worden, één worden. Er komt dan een nieuwe kracht in hen: ‘Massakracht’ (1907c: 148v). In dezelfde afdeling komt een lange overpeinzing voor: een vader overdenkt de toekomst van zijn zoontje, ziet hem ooit nog socialistisch leider worden. In dit verband oppert de vader iets wat het gewicht van een auteursuitspraak krijgt: Want dit is de machtigste vreugde die nu menschekind verblijdt:
één van hart met de makkers, hen aanvoeren in den strijd
en staan in hun trouwe harten een lichtende beeltenis
van den mensch, als hij nu het beste en schoonste der aarde is:
den makkerminnenden mensch, den mensch van het nieuw geslacht
der gelijken. (1907c: 166)
Twee ideeën vallen hier op: de leider is bijna versmolten met de massa en hij is symbool van de superieure nieuwe mens van het socialisme. De andere kant van de medaille wordt vooral in De nieuwe geboort getoond: de proletariër van nu, gemangeld door het kapitalistisch systeem. De helden die in het dichtwerk tot 1912 optreden, zijn een soort sjablonen, HRH verheerlijkt eerder een ideaalbeeld van de spinozistische en later socialistische mens dan op zichzelf staande heldenfiguren. Deze ideale mens neemt verschillende gedaanten aan: de wijze, de sterke en de leider. Vanaf 1912 krijgt ‘de held’ in HRH's werk de gestalte van individuele, historische persoonlijkheden met een tragische levensloop. | |||||||||
[pagina 240]
| |||||||||
De wijzeGa naar voetnoot10 is een spinozistische voorbeeldfiguur, het ideaal dat de dichteres omstreeks 1894 voor ogen stond. Hij is bij haar een voorloper van de held,Ga naar voetnoot11 later zal HRH dapperen en wijzen in één adem noemen.Ga naar voetnoot12 In Sonnetten en verzen (1895) ziet de dichteres het als haar taak een beeld van de wijze (de deugdzame) op te richten, als een kruisbeeld op een heuveltop dat de voorbijgangers de weg wijst. Deze held avant le socialisme is bedoeld als model, hij heeft een voorbeeldfunctie. De (dicht)kunst maakt het model zichtbaar voor de schare.Ga naar voetnoot13 Allerlei elementen van HRH's heldenverering treffen we hier in beginsel al aan, maar met vooral dit verschil: het gaat niet om de wegwijzer zelf, maar om de weg die hij aanduidt. In een latere fase daarentegen zal HRH substantiële aandacht aan de held zelf schenken. Dat doet zich het duidelijkst in DHS voor. Het socialisme vraagt om andere helden. De ‘sterke’ wordt bezongen in De nieuwe geboorte.Ga naar voetnoot14 Net als de wijze staat hij boven de anderen, inclusief de dichteres, die ook van hem in de hoogte een ‘stralend teken’ wil oprichten. De toonzetting is die van een ode aan een held, al komt dat woord nergens voor. De sterke man is een democratische held, een specimen van de toekomstmens. Hij is de bloem van de in duisternis levende massa's, representeert dus hun latente mogelijkheden. Nu zijn er nog maar een paar van dit kaliber, ooit zal het er van wemelen.Ga naar voetnoot15 Veel proletariërs in De nieuwe geboort zijn anoniem, vaak gaan zij gebukt onder een zwaar lot, dit prototype is echter juist een ongebroken held. Deze ‘sterke’ staat voor de ideale mens van de | |||||||||
[pagina 241]
| |||||||||
toekomst, in die zin is hij abstract. Maar ook stond HRH hier een concrete held voor ogen, het gedicht is aan Henri Polak gewijd.Ga naar voetnoot16
Een allegorische held wordt ons gepresenteerd in Opwaartsche wegen; de korte reeks ‘Gestalten’ eindigt met een gedicht over een ruiter, een zwarte, grimmige held, die de vele generaties heersers vertegenwoordigt. In zijn bloedige strijdbaarheid ziet HRH een bron van inspiratie voor haar strijdmakkers: O zoolang de vijanden tronen
een trotsch overmachtig gebroed
rijs, haat, als op kop'ren tonen
op de golven van ons bloed.
Nergens in haar werk is zo'n scherpe tekening te vinden van de voor de revolutionaire strijd onontbeerlijke menselijke driften.Ga naar voetnoot17 Het type van de leider, de socialistische voorman, figureert in het drama De opstandelingen. De visie van propagandiste Maria op het leiderschap valt gezien de instemming waarmee het koor reageert samen met die van HRH.Ga naar voetnoot18 Het is een democratisch gezag, de massa heerst via de leiders over zichzelf. De leiders weerspiegelen wat de massa denkt en wat haar onbewust beweegt, er is een dialectische relatie, een wisselwerking tussen massa en leiders.Ga naar voetnoot19 In deze lijn liet | |||||||||
[pagina 242]
| |||||||||
HRH zich ook uit in de paragraaf over leiderschap in Massa-aktie (1918b: 388vv).
Vanaf ongeveer 1912 komen de woorden ‘held’, ‘heroïsch’ en synoniemen frequenter in HRH's geschriften voor. Maar vooral valt een nieuw soort held op, voor het eerst in drie werken uit 1912. Zij zelf zag deze boeken achteraf als reactie op de verwikkelingen in de SDAP: Thomas More, De vrouw in het woud en Rousseau. Al schrijft HRH Rousseau reusachtige kwaliteiten toe,Ga naar voetnoot20 hij is geen prototype van de held. Heroïsche eigenschappen en gebreken gaan bij hem hand in hand (220), tot de allergrootsten behoort hij niet, is de conclusie (152). Hij is in de eerste plaats een groot Dromer, een visionair voelend kunstenaar-denker die tragisch ten onder gaat. Zijn ondergang heeft een heldhaftig aspect, HRH vergelijkt hem met ‘een ondergaand held’ (86). Ze ziet Rousseau als iemand die binnen de beperkingen van zijn klasse, de burgerij, ruimte schiep voor de arbeidersklasse (288), Thomas More echter vindt ze met zijn enorme kennis, inzicht, ‘geniale intuïtie’ en liefde voor de underdogGa naar voetnoot21 een uitgesproken voorloper van de communisten. De tragiek van de grote dromer ligt ook ten grondslag aan het drama over Morus, hij komt alleen te staan: Eenzaamheid,
ik zag u lang genaken, eenzaamheid,
en voor u sidderde mijn hart terug
dat maar gedijt, wanneer het houdt één maat
met and're harten (...). (Roland Holst 1912c: 73v)
Morus' ondergang krijgt proporties van heldhaftige grootheid. Hij blijft in al zijn isolement vast van karakter en trouw aan zijn principes, heeft genoeg moed om tegen alles en iedereen zijn geweten te gehoorzamen. Zijn dochter Margreet vergelijkt hem met ‘de heil'ge martela- | |||||||||
[pagina 243]
| |||||||||
ren en d'oude helden’ (1912c: 51), wat de instemming van de auteur zal hebben. Hier voor het eerst beeldt HRH de ware tragische held uit, vanaf nu in haar dichtwerk en proza een vaste figuur. De hoofdpersoon van De vrouw is de daad te zwaar gevallen, daardoor is ook zij in een isolement geraakt. In haar eenzaamheid is zij meer een slachtoffer dan een heldin. Zij zingt onder meer over Brünhilde, met wie zij zich verwant voelt (Roland Holst 1917a: 130vv): o moog' wat gij u afbadt, mij gebeuren:
gewekt te worden door een held, een god.
(.......) //
zoo lig ik dan en wacht en ben tevrede
te wachten, tot het blij wonder gebeurt, //
tot de stralende held komt mij te wekken
wiens sterke roep der sluim'ring web doorsnijdt....
De dichteres keurt deze passieve houding af (136). Het idee van de sprookjesachtige droomheld die alles goedmaakt voldoet HRH kennelijk niet. Meer waarde hecht zij aan de zang van de vrouw over ‘de boom van groot-verdriet’,Ga naar voetnoot22 gezien de plaats daarvan in de bundel: het laatste lange gedicht, de climax, gevolgd door vijf afsluitende strofen waarin de dichteres op het belang van de liefde wijst. De bladeren van deze boom ruisen een klaagzang, slechts weinigen dringen door tot de zin daarvan. Dat zijn de echte helden en zo wil de vrouw-in-het-woud zijn, aan hen gelijk wil de vrouw gelouterd en gestaald door smart de mensheid dienen. Het heldenconcept uit De vrouw houdt in dat de held eerst een fase van lijden moet doorstaan, het heroïsche van Thomas More is door zijn ondergang nog tragischer. Vanaf 1912 laten de superieure persoonlijkheden in HRH's werk een vast patroon zien, een schematische voorstelling van de werkelijkheid wordt als een raster op de waargenomen objecten gelegd: het schema van de tragische held. Die held neemt in de jaren '10 en '20 de gedaante aan van allerlei socialistische en revolutionaire coryfeeën. Vanaf nu zijn heldendom en tragiek in HRH's gedachtenwereld met elkaar verbonden. Dat is ook in overeenstemming met haar opvatting over leed. Het lijden is inherent aan het menselijk bestaan, omdat het | |||||||||
[pagina 244]
| |||||||||
hoort bij het worden.Ga naar voetnoot23 In het algemeen kan gesteld worden dat het tragische een logisch voortvloeisel van heldendom is, zonder strijd is er weinig heroïek nodig,Ga naar voetnoot24 maar HRH legt op de tragiek van de held opvallend veel nadruk. Dat in haar werk vanaf 1912 deze tragische held in opmars is, hangt samen met een biografische omstandigheid die in alle literatuur over HRH aandacht heeft gekregen, namelijk haar politiek isolement na het verlaten van de SDAP.Ga naar voetnoot25 In de jaren daaromheen trof de tragiek haar ook in de binnenste kringen van haar bestaan. In 1949 schreef ze aan A. Roland Holst over Laren: Maar voor mij is Laren vooral de plaats waar Ina in ons leven is gekomen waar ik als vrucht van veel verdriet en strijd Rousseau, de More en de Vrouw in het woud heb geschreven en waar wij de moeder hebben verloren kort voor het begin van den eersten Wereldoorlog, waar Rik en ook mijn broer zóó onder leden.Ga naar voetnoot26 Ina Santhagens, de zangvogel van de Buissche Heide,Ga naar voetnoot27 had een langdurige verhouding met Rik Roland Holst, waarvan HRH veel verdriet ondervond, al liet ze er naar buiten toe weinig van merken. In deze brief somt HRH dus in chronologische volgorde drie treurige omstandigheden op uit haar Larense periode. Opvallend is daarbij dat zij de drie boeken uit 1912 onmiddellijk met tragische biografische gegevens associeerde. Biografische factoren waren kennelijk van invloed op het tragische karakter van HRH's heldenbeleving. De groeiende aandacht voor heldendom in haar werk kan ook te maken hebben met literaire invloeden. Heroïsch is bijvoorbeeld de | |||||||||
[pagina 245]
| |||||||||
toon van Gorter's heldendicht Pan, door HRH geestdriftig onthaald.Ga naar voetnoot28 Bij een godheid is heroïek vanzelfsprekend, maar ze nam ook kennis van werken waarin de held een mens van vlees en bloed is. In de periode 1910-1913 las ze een groot aantal delen van Jean-Christophe door Romain Rolland.Ga naar voetnoot29 In 1918 noemde ze Romain Rolland een tragische figuur, door zijn zedelijke moed, zijn volstrekte vereenzaming, zijn wanhopige strijd om de internationale gedachte en de demokratische vrijheid te redden in de imperialistische fase van het kapitalisme, zijn aanvankelijke onmacht om te begrijpen dat deze enkel gered konden worden door het strijdbare communisme (...).Ga naar voetnoot30 HRH las door de jaren heen behalve Jean-Christophe veel andere werken van hem.Ga naar voetnoot31 Vanwege zijn voorkeur voor het uitbeelden van helden iets meer over Romain Rolland. Jean-Christophe was een groots opgezette Bildungsroman, in tien delen uitgegeven (Fisher 1988: 33); in het interbellum genoot dit boek een enorme populariteit. William Starr (1971: 137vv) beschouwt Jean-Christophe als een fictieve heroïsche biografie en stelt het op één lijn met de heroïsche biografische monografieën die Rolland in de jaren daarvoor had geschreven. Daartoe behoort Vie de Beethoven (1903), door Fisher geprezen vanwege de toegankelijkheid. ‘He popularized without trivializing.’ (1988: 29) In de inleiding presenteert Rolland deze monografie als het eerste deel van zijn reeks Vies des hommes illustres. Tevens ontvouwt hij zijn programma: Romain wil helden beschrijven om troost en inspiratie te bieden aan de onderdrukten en uitzichtlozen. Heldendom is geen kwestie van roem, maar van ‘goed- | |||||||||
[pagina 246]
| |||||||||
heid’. Het gaat meestal om tragische helden, ze hebben beproevingen ondergaan.Ga naar voetnoot32 De door Rolland beschreven kunstenaars ‘symbolized humanity's divine possibilities and capacity to achieve human splendor.’ Romain Rolland zocht naar ‘exemplary guides’ (Fisher 1981: 27v). De held is bij Rolland echter geen Übermensch, maar iemand die zijn zwakte erkent (Starr 1971: 110). Rolland vreesde dat het vele leed in de levens van zijn helden de troostende werking van zijn boeken te niet zou doen, daarom schreef hij Jean-Christophe, ‘where, suffering could be controlled and a truly inspiring creation offered to the public (ib: 124).’ De helden van Romain Rolland zullen, niet in het minst door hun tragische kant,Ga naar voetnoot33 indruk gemaakt hebben op HRH. Dat verklaart, samen met de pedagogische intentie van Rolland, haar blijvende belangstelling voor zijn werk. HRH's neiging heldendom te beschrijven kan versterkt zijn door het lezen van zijn geschriften. Haar specifiek-tragische opvatting van de held kan eveneens door zijn boeken beïnvloed zijn, maar ook door bijvoorbeeld haar belangstelling voor het klassiek Griekse drama, waar ze bijzonder veel van las.Ga naar voetnoot34 De eerste dichtbundel na De vrouw was Het feest der gedachtenis, een bundel met de structuur van een raamvertelling. HRH projecteerde in de toekomst een socialistische heilstaat waarin vrouwen de heldinnen uit het begin van de twintigste eeuw herdenken.Ga naar voetnoot35 Een van hen is Louise Michel, uit de tijd van de Parijse commune. Zij wordt aangekondigd met ‘Een nieuwe wereld en een nieuwe held’ (160). Het sonnet waarmee haar geschiedenis wordt afgerond begint met een allusie op Maria: ‘Louise, gezegende onder vrouwen (.....)’ (180, vgl. 176). Religieuze beeldspraak wordt door HRH niet geschuwd, ook elders dringen godsdienstig getinte metaforen zich aan haar op als het over helden gaat.Ga naar voetnoot36 | |||||||||
[pagina 247]
| |||||||||
Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht zag zij bij uitstek als figuren van legendarische grootheid, ‘als tragische helden zagen zij het noodlot naderen’. Elders vergeleek ze communistische strijders met antieke helden.Ga naar voetnoot37 En in Uit Sowjet-Rusland wordt over Lenin gezegd: Het besef van het tragische lot van den held, worstelend tegenover overmachtige omstandigheden, tegen de wereldreaktie en niet minder tegen de verblinding, de zelfzucht, de lafheid, de geestelijke onrijpheid van het grootste deel der internationale arbeidersklasse, dit besef was altijd pijnlijk levend in mij, wanneer ik Lenin zag.Ga naar voetnoot38 Ook in het dichtwerk Heldensage valt Lenin verheerlijking ten deel. Het concept van Heldensage duidt op onverminderde, maar nu aan wanhoop grenzende heldenverering bij HRH. Het smartelijke heldendom van de Russische revolutie is de hoofdpersoon van dit epos, dat ten slotte verhaalt hoe ‘de toover, (...) de wondersfeer / van strijdextaze en heroïschen wil’ verdween; als de bittere smaak van de revolutie overheerst, komt het aan op standvastigheid. Maar de grootste held is Lenin, de grote Gids. ‘Sluw als een wilde is hij, stoutmoedig als een held der sage’.Ga naar voetnoot39 Het verdwijnen van de toverglans had ze al in DHS beschreven, maar toen betrof het een volksheld uit het tijdperk van de burgerlijke revolutie. In Communisme en moraal noemt ze die communistische strijders die hun ogen niet sloten voor de tegenstrijdigheid tussen revolutionaire hardheid en menselijk gevoel ‘de echte martelaars, de tragische helden’, die een groter offer brachten dan zij die op de barricade stierven: ‘zij hebben hun eigen ziel geweld aangedaan, hun diepste verlangen gedood.’ (Roland Holst 1925a: 143) Een offer dat ook Garibaldi, althans in DHS, bracht: het opgeven van de eigen droom. Uit deze voorbeelden wordt duidelijk dat de held ook na 1920 HRH niet losliet. Toch lijkt het erop dat HRH zich na haar definitieve afscheid van het communisme minder onbekommerd aan heldenverering overgaf. Haar biografie van Rosa Luxemburg getuigt van kritische zin. Ze is zich er ook van bewust dat niemand voor 100% | |||||||||
[pagina 248]
| |||||||||
held is, dat blijkt uit haar uiteenzetting over Tolstoi's romanfiguren. Twee citaten: In Tolstoi's oeuvre vindt men geen enkelen ‘held’, dat is geen enkelen mensch, gezien met verheerlijkende oogen, geen enkele, die in alle oogenblikken van zijn bestaan vrij is van menschelijke zwakheden, vrij van zelfzucht, ijdelheid, onbestendigheid, kleinheid. Romantiek eischt van den kunstenaar, dat hij moedwillig zijn oogen sluit voor het feit, dat ook zijn ‘held’ een gebrekkig, feilbaar en somtijds belachelijk wezen is, dat deel heeft aan de algemeene menschelijke zwakheid. Een opvallende constatering uit de pen van iemand die zelf haar helden zo verheerlijkte. Een opmerking over Oorlog en vrede sluit weer aan bij HRH's ideeën over leiderschap, in zekere zin nog steeds in de lijn van Plechanov,Ga naar voetnoot41 maar met het fundamentele verschil dat de economische wetmatigheden door collectieve ‘onbewuste krachten’ zijn vervangen: Hij doet ons zien, hoe de groote wendingen der historie zich voltrekken door het werken van onbewuste krachten, die in de volksmassa's uit de oergronden opborrelen, en hoe het genie van den grooten volksleider - of die leider al dan niet een militair is, is een bijkomstige omstandigheid - in essentie hieruit bestaat, die krachten te voelen opkomen, ze te eerbiedigen en den vrijen loop te laten.Ga naar voetnoot42 Ook dit klinkt relativerender dan de bejubeling van Garibaldi in DHS. HRH's opmerkingen in Tolstoi nemen niet weg dat zij ook in de jaren dertig vond dat men helden moest respecteren. In haar artikel Bedreigde grootheidGa naar voetnoot43 definieert zij de ‘heroïsche mens’: dat is voor ons de mensch van innerlijk groote afmetingen, worstelend hetzij tegen de hem omringende wereld, of tegen de lage en onzuivere, de ‘al te menschelijke’ elementen in hem zelf, of tegen beiden. | |||||||||
[pagina 249]
| |||||||||
De biograaf moet ‘die worsteling in het volle licht plaatsen’, vooral de strijd tegen het ‘lager ik’, zonder ‘de straling der heroïsche kracht, dat is het wezen der menschelijke grootheid’ te doen breken. Deze worsteling geeft de held tevens een tragisch aspect. Hoezeer HRH heldendom met tragiek verbonden heeft, laat ook een zinsnede uit Grondslagen zien: de verstarring van het waarljk socialistisch leven is ‘de nieuwe vorm, die het eeuwig tragische thema “de ondergang van den held”, nu voor vele “nieuwe menschen” in Rusland aanneemt.’Ga naar voetnoot44
In haar verering van grote figuren toont HRH enige verwantschap met de vroeg-christelijke heiligenverering. Dat moet Bloem beseft hebben toen hij DHS als een ‘legende’ of een ‘modern hagiografisch geschrift’ bestempelde.Ga naar voetnoot45 Daarin stond hij niet alleen, verscheidene letterkundigen noemden HRH's Garibaldi een soort heiland (hier p. 64).Ga naar voetnoot46 Wat HRH met de vroegere hagiografen gemeen heeft, is de behoefte iets hogers te vereren, zoals de stervende arbeider uit Gebroken kleuren: ‘vol liefde voor iets hoogs’.Ga naar voetnoot47 In deze beperkte zin is HRH altijd religieus geweest.Ga naar voetnoot48 Niet-rationeel als dit verlangen is, harmonieert het met de al vroeg aanwezige irrationele onderstroom in HRH's denken. Chorus' typering van biografische genres in het algemeen verheldert de functie van de middeleeuwse hagiografie. Aan de ‘oprichting van een ideaal’ in bijvoorbeeld de laudatio en de hagiografie ligt de ‘drang naar het hogere’ ten grondslag. Het hogere is dat wat de mens overtreft, wat hij kan vereren en wat hem in zijn kleinheid kan troosten. De lezer zoekt in een biografisch werk een mens die hem omhoog kan trekken door zijn grootheid en hem tegelijk troost door zijn menselijke zwakheden.Ga naar voetnoot49 Deze karakterisering | |||||||||
[pagina 250]
| |||||||||
lijkt wel in het bijzonder van toepassing op de heldenverering bij HRH en haar ‘gave der verering’. Oppervlakkig gezien is Bloem's omschrijving kritisch of zelfs ironisch, er is immers een wereld van verschil tussen de revolutionaire opvoedingspogingen van HRH en de heiligenlevens van weleer. Maar het raakvlak, de drang tot vereren, treft de kern van de zaak. Dat is het argument om als beschrijvingsmodel van HRH's vereringssyndroom de hagiografie te kiezen. Het gaat er natuurlijk niet om HRH bij een middeleeuwse traditie in te lijven. Ik gebruik een reeks kenmerken van de hagiografie als een model waarmee de heldenverering bij HRH, een niet-christelijk fenomeen, beschreven kan worden. Op basis van vooral de vier bestanddelen van de ‘discours hagiographique’ zoals Van Uytfanghe die formuleert kom ik tot het volgende, voor de gelegenheid enigszins vereenvoudigde schema.Ga naar voetnoot50
| |||||||||
[pagina 251]
| |||||||||
Wat element (3) betreft wordt in minder recente hagiologische literatuur vooral op het voorbeeldige van de hagiografie gelet, het ‘pedagogisch-moreel’ doel,Ga naar voetnoot52 waar de christelijke hagiografie een specifieke inhoud aan gaf: het christelijk ideaal ging alles overheersen, in de heilige werd dat ideaal op haast volmaakte wijze gerealiseerd (Chorus 1962: 169). Volgens De Grijs (1983: 21v) was het niet de primaire bedoeling van de hagiografie dat de beschreven levenswandel werd nagevolgd. ‘Elke heilige laat op zijn eigen wijze de trekken zien van Christus en dáárin is hij een voorbeeld.’ In verband met de deugden van de heilige (aspect 4) constateert Nigg dat de heilige zijn zwakheden kent, maar zijn hoog niveau bereikt door ‘de overwinning op de lagere sferen’ (Nigg 1949: 12).
De vier hier geschetste lijnen leveren, mits geabstraheerd van specifiek-christelijke en cultuur-historische inhouden, een patroon op waarin de voornaamste kenmerken van HRH's heldenverering zich laten ordenen.
(1) De plaats van het goddelijke wordt bij HRH ingenomen door het ideaal, de utopie. Haar helden komen dichter bij het nagestreefde ideaal dan alledaagse stervelingen. HRH werkte in elk stadium van haar ontwikkeling toe naar een ideaal dat een hogere fase van de maatschappelijke evolutie inhield, in maatschappelijk en (in verschillende van haar levensfasen) in metafysisch opzicht. Dat ideaal omvatte tevens de gedachte dat ook het individu in die hogere fase vollediger en evenwichtiger gebruik zou maken van zijn capaciteiten. De ‘opwaartse gang’, ‘de hartstochtelijke drang naar omhoog’, ‘het eeuwige verlangen,’ zo omschrijft HRH haar ideaal.Ga naar voetnoot53 Een leven lang bezielde haar die drang naar omhoog. Haar utopisch verlangen impliceert dat zij de realiteit als gegeven grootheid, de status quo, niet aanvaardde. In haar idealisme was zij een romantica. | |||||||||
[pagina 252]
| |||||||||
(2) De idealisering van haar helden bracht HRH dikwijls tot een vertekend beeld. In het geval van DHS zijn zelfs de drie stadia van beeldvervorming die Van Uytfanghe noemt enigszins herkenbaar: Garibaldi zelf beschreef sommige wederwaardigheden verre van objectief, de door HRH gelezen verslagen van zijn naaste medewerkers voegden daar later hun subjectiviteit aan toe en ten slotte zorgde HRH's verbeelding voor nog meer eenzijdigheid in haar ‘rode hagiografie’.
(3) Met het Garibaldi-boek had HRH een duidelijk omschreven ‘pedagogisch-moreel’ doel. De ‘Historische inleiding’ van DHS tekent de held als exempel. In Italië waren tot nog schoner taak dan de denkers en kunstenaars ‘de helden geroepen, die door hun lichtend voorbeeld de wedergeboorte van hun volk voorbereidden’ (19). In de door HRH ten tonele gevoerde heldenfiguren weerspiegelt zich in allerlei gedaanten een steeds terugkerende ‘oerheld’, met een variatie op de formulering uit Grondslagen (hier p. 249): de eeuwige held. In tijdelijke vormen moeten ‘de uitverkoren helden (...) beelden den Eeuwigen Droom’ (DHS: 402). De eeuwige held wordt gerepresenteerd door figuren als Karl Marx, Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg, Garibaldi, Lenin e.a., die een revolutionaire boodschap uitdragen: ‘de’ held als model.Ga naar voetnoot54 Dat heroïsche literatuur in HRH's ogen de lezer morele steun geeft, blijkt ook uit haar vroegere omschrijvingen van het effect dat leiders of helden hebben. Alleen al het noemen van hun namen versterkt het moreel, zoals een stem uit het koor van De opstandelingen zegt: als wij maar fluist'ren uw glans-doorblonkene namen
staan sterren op door onze nacht van twijfel en vrees.Ga naar voetnoot55
Dit doet denken aan de werking die aan heldennamen wordt toegekend in De vrouw in het woud. Blijkbaar had HRH zelf iets met heldennamen, putte ze kracht uit het in gedachten oproepen van heldhaftige figuren. De inspirerende kracht van leiders beeldde HRH | |||||||||
[pagina 253]
| |||||||||
ook uit in een scène van De opstandelingen: kort voor haar executie weet Maria de vertwijfelde volgelingen moed in te spreken. Vergelijkbaar is de betekenis van helden voor de ‘vrouw in het woud’. De vrouw zelf is aan het eind van de bundel nog niet toe aan een heldenrol, maar zij spiegelt zich wel aan helden: Helden en dichters, gij die door der tijden
nevel mij toestraalt, als sterren door mist,
helpt mij, om van het ruischend lied te scheiden
gelijk gij scheidet, toen ge zijn zin wist. //
(...)
helden en dichters, helderziende' en wijzen
die in mij leeft, schraagt met uw kracht mijn kracht
(...).
(4) Bij HRH vindt de lezer geen christenheld maar een revolutionair denker of leider, in het bezit van deugden waartoe in elk geval moed of reusachtig verstand en een of andere vorm van ‘liefde’ behoren. Heldendom was in haar gedachtengang verbonden met schoonheid. In de Studies veronderstelde zij dat de socialistische kunstenaar die momenten in het leven wilde ‘beelden’ waarin ‘een bepaalde schoonheid van wil en gezindheid het helderst straalt’. Voor zo'n kunstenaar bestond er niets mooiers dan het afbeelden van den mensch, die de trekken van dat ideaal in de hoogste mate in zich vereenigt en waar de grootheid van den strijd voor zijn verwezenlijking het geweldigst in leeft. Zulk een mensch is de held (...).Ga naar voetnoot56 Socialistische esthetica brengt dus een voorkeur voor het heroïsche met zich mee. Volgens HRH representeert de held de socialistische mentaliteit in optima forma. Gezien dit soort ideeën is het niet zo vreemd dat HRH de verering van helden toejuichte. Enkele uitspraken van HRH over heldenverering voeren ons naar haar specifieke opvatting van heldendom. In Massa-aktie beweerde zij dat de heroïsche leiders verering verdienen. Dat ze zich van de noodzaak tot een bepaalde mate van verering bewust was, liet ze ook in Communisme en moraal merken: het communisme schonk de massa's | |||||||||
[pagina 254]
| |||||||||
in Lenin en Trotzky, in Rosa Luxemburg en Liebknecht gestalten die zij konden vereeren en die in hun harten de plaatsen konden innemen, leeg geworden door den val van den hemelschen en die van den aardschen Tzaar.Ga naar voetnoot57 Daaraan voegt ze echter toe dat autoritaire gezagsverhoudingen hebben plaatsgemaakt voor broederschap. Een democratisch leiderschap dat doet denken aan het kameraadschappelijke van De sterke. Elders beweerde ze dat mythe en verbeelding het de massa's mogelijk zouden maken hun eigen heroïsme te verheerlijken in de uitgebeelde gestalten van hun leiders.Ga naar voetnoot58 Vanaf ongeveer 1924 legde HRH meer nadruk op verbeeldingskracht en zelfs mythologisering als middelen om heldhaftigheid uit te beelden.Ga naar voetnoot59 Deze gedachte blijft zij trouw in Bedreigde grootheid; daarin constateert ze dat de verbeelding helden na hun dood tot legenden maakte: Voor de menschheid werden zij het zinnebeeld van de oneindige waarde die in den nietigsten eenling verscholen is en van de oneindige mogelijkheden die in hem sluimeren. Het ontluisterende van de vie romancée verweipt zij; het mythologiseren van helden in vroeger tijdperken was het andere uiterste, maar het had wel een zinniger functie. De held-oude-stijl symboliseerde de ongebruikte capaciteiten van de massa-mens. Dit ligt in het verlengde van de visie die HRH als communiste op de held had: degene die symboliseert wat in de massa's leeft. In HRH's ogen was Garibaldi zo'n held. De consequentie van HRH's ideeën is dat er in ieder mens een held schuilt, in de held manifesteren zich algemeen-menselijke potenties. Zo gezien vertegenwoordigt de held een hogere ontwikkelingsfase van de mens, wat in de massa-mens sluimert is in hem ontwaakt. Het type van de ‘sterke’, de ‘toekomstmens’ wijst daarop. ‘Reuzengestalten’ als Garibaldi en Tolstoi, superieure persoonlijkheden, belichamen die hogere fase al in aanzienlijke mate. Daarop duiden ook de religieus klinkende heldentyperingen in DHS en ander werk. Aangezien de | |||||||||
[pagina 255]
| |||||||||
wereld van harmonie, het ‘rijk der vrijheid’, nog een utopie is, is de held verwikkeld in een gigantische worsteling. Daarmee is hij de eeuwig-tragische held.
In HRH's oeuvre worden de overgangen naar hoger leven, of dat nu marxistisch of religieus-socialistisch gedacht is, gemarkeerd door heldenfiguren. Thomas More stond haar als tragische, maar mentaal onverwoestbare held terzijde in het isolement van 1912, d.w.z. tijdens de overgang van massa-socialisme naar revolutionaire respectievelijk communistische groeperingen. Zij viel terug op Garibaldi's soldateske onverschrokkenheid toen haar communistische wereldbeeld langzamerhand werd ondermijnd door ondergrondse stromingen van metafysica en Tolstoi schitterde haar vanuit zijn werk tegemoet in het begin van haar religieus-socialistische levensfase. HRH's helden zijn een soort steunpunten, helpers in moeilijke tijden, en wegwijzers, voorgangers die de richting aanduiden waarin de mens zich moet voortbewegen. Helpers die zij heeft herschapen om vat te krijgen op een toekomstige fase. Door zo'n held, iemand die al veel heeft van de mens uit een volgende fase, pregnant uit te beelden haalde HRH als het ware het beoogde ontwikkelingsniveau naar zich toe. Bovendien compenseerde zij zo het gemis dat zij in het te kort schietende heden voelde. Anderzijds had zij genoeg realiteitsbesef om zich geen wonder voor te stellen, zij wist uit eigen ervaring dat doorleefd idealisme opofferingen vergt. Het offermotief in HRH's werkGa naar voetnoot60 heeft hier alles mee te maken. Van dit proces van (her)scheppen zal HRH zich ten dele bewust zijn geweest, zij besefte immers dat zij helden nodig had, getuige haar opmerkingen over grootheid en over de noodzaak van verering. Gezien de continuïteit en kracht van haar verlangen naar heldhaftigheid zal het vooral uit diepere lagen van haar persoonlijkheid zijn voortgekomen. Half onbewust zal zij zich heldenbeelden hebben gevormd, misschien ook uit de behoefte aan meer zekerheid van iemand die ongebaande wegen inslaat.Ga naar voetnoot61 Als Chorus gelijk heeft en de ‘drang naar het hogere’ de functie heeft de mens ‘omhoog te trekken,’ komt die drang voort uit besef | |||||||||
[pagina 256]
| |||||||||
van het menselijk tekort. In het geval van HRH dringt zo'n constatering zich op. Wie zoveel heldenbeelden opricht, moet wel gedreven worden door een verlangen naar meer volmaaktheid dan het menselijk bestaan nu biedt. Bij HRH heeft de onvolmaaktheid van de status quo twee kanten: het maatschappelijk tekort, gecorrigeerd door het oproepen van een utopie en het eigen in gebreke blijven, te compenseren door helden te doen herleven. Helden geven immers troost in kleinheid (Chorus). Van Praag (1946: 25) zag in HRH's heldenfiguren een overwinning op eigen zwakheden. Dat komt in de buurt van de compensatiegedachte hierboven.Ga naar voetnoot62 Men zou de held in haar werk ook als substituut kunnen zien. HRH's bijdrage aan de revolutie is altijd indirect geweest. Zij deed veel aan partijwerk en propaganda,Ga naar voetnoot63 voelde zich aangesproken als er een beroep op haar werd gedaan, maakte zich ook als auteur dienstbaar aan (religieus)-socialistische groeperingen, maar heeft nooit direct deelgenomen aan ‘de’ revolutie. Daarvoor leende zich het rustige Nederland ook niet zo erg. Die ene keer dat HRH direct bij een gewelddadige confrontatie was betrokken voelde ze zich diep schuldig over de slachtoffers. Het ontbrak haar toen niet aan moed, een eigenschap die zij opnieuw aan de dag legde toen ze tijdens haar reis naar Moskou bepaalde risico's nam.Ga naar voetnoot64 Toch moet zij zich weleens de mindere hebben gevoeld van leiders als Rosa Luxemburg en Henk Sneevliet, die dichter bij de vuurhaard van de revolutie in actie waren. Een onbewust schuldgevoel over haar in zekere zin passieve houding kan zij gecompenseerd hebben door heldhaftige en daadkrachtige types te beschrijven. Dat de heldenverering culmineert in DHS, in zo'n mate dat het HRH's tijdgenoten te bar werd, is vanuit de hierboven ontvouwde zienswijze als volgt te verklaren. Omstreeks 1919 was HRH nog actief lid van de CP; toch voelde ze zich er niet geheel thuis. Het door de gebeurtenissen in Rusland en Duitsland aangewakkerde revolutionair elan dat HRH als communiste op de been hield, verbleekte toen de revolutie in Nederland met een sisser afliep en in Duitsland in de kiem | |||||||||
[pagina 257]
| |||||||||
werd gesmoord, al bleef HRH tot 1921 geestdriftig over de Russische revolutie. Bovendien was de communistische partijcultuur haar wezensvreemd. Het afnemen van haar emotionele binding met de partij heeft haar wellicht het gevoel gegeven de zichzelf opgelegde taak niet naar behoren uit te kunnen voeren. Als deze veronderstelling juist is, kan DHS gezien worden als een poging hiervoor compensatie te zoeken in het herscheppen van de levensgeschiedenis van een man van de daad, een held van wie zij zich al in haar prille jeugd een romantische voorstelling had gemaakt; voor haar was hij toen een glorieuze strijder. Een infantiele perceptie van de held. Bij het werken aan DHS bleek hij een held van een ander slag te zijn, zijn grootheid was tragisch getint. Uit haar boek rijst hij op als een door het leven getekende figuur, een gerijpte held. Tweeledig is dus voor HRH de functie van de held: de helper op de weg naar omhoog en de plaatsvervanger. Er is een notitie van HRH die gezien kan worden als illustratie van de eerste functie. Zij beschreef op een aprilmiddag een droom, in een schrift dat zij als dagboek gebruikte. Het was in 1935, een periode waarin zij met haar gezondheid tobde en zich nerveus voelde; ze werd niet prettig wakker, ‘ondanks de droom’. Vannacht gedroomd, dat ik met Trotzky steeg op hooge bergen, aan een zuidelijke zee: hij voerde mij mee. Ik zei telkens: ik kan niet, mijn hart is vergroot enz, maar hij lachte en we stegen.Ga naar voetnoot65 Op stilistisch niveau past de droom, althans zoals HRH die heeft opgeschreven, bij de bergmetaforiek in haar literair werk.Ga naar voetnoot66 Ook is deze droom rechtstreeks met een biografisch gegeven verbonden: HRH heeft Trotski in werkelijkheid meermalen ontmoet, eenmaal heeft ze met hem een korte bergwandeling gemaakt.Ga naar voetnoot67 Een mogelijke | |||||||||
[pagina 258]
| |||||||||
interpretatie van deze droom: een van HRH's helden komt te hulp, een held die haar op de moeizame weg naar omhoog meevoert. De verwijzing naar fysieke problemen doet direct denken aan HRH's conditie in die periode, maar kan daarnaast anders uitgelegd worden: HRH zag op tegen de taak die zij zichzelf gesteld had, die voerde haar naar al te steile bergpaden. De verheffing van Garibaldi, die in DHS ‘de toppen des levens’ bereikte,Ga naar voetnoot68 lijkt verbonden te zijn met de wereld van het onderbewuste waar deze droomnotitie ons in binnenvoert. In elk geval laat HRH's verbeelding van Garibaldi iets ziens van wezenlijke elementen uit haar leven en werk.Ga naar voetnoot69 |
|