Historie en verbeelding in De held en de schare van Henriëtte Roland Holst
(1993)–Herman Schaap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||
5
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||
cédé uit het derde hoofdstuk, maar is aangepast aan de specifieke vragen die RL oproept. De hierboven geschetste probleemstelling brengt de ogenschijnlijk wat uiteenlopende onderzoekswegen van hd 3 respectievelijk hd 5 toch weer bij elkaar. Uiteindelijk ging het HRH in beide boeken, DHS en RL, om het kenschetsen van de wezenlijke eigenschappen van de beschreven historische figuur. In DHS wordt een sterk geromantiseerd beeld van Garibaldi geprojecteerd. In RL houdt HRH een zekere distantie van haar heldin; ze kon zich niet meer vinden in de levensbeschouwelijke uitgangspunten van Rosa Luxemburg en beschouwde haar daardoor met kritische blik.Ga naar voetnoot1 Het is alleen de vraag of zij de menselijke kant van Rosa Luxemburg niet heeft geïdealiseerd en zich daardoor van bepaalde aspecten van Luxemburg's persoonlijkheid een vertekend beeld heeft gevormd. Daaruit volgt de vraag of de eventuele vertekening (gedeeltelijk) aan de door haar gelezen publikaties over Rosa Luxemburg te wijten is. | |||||||||||||||||||||||
5.2 De vriendschap. De publikaties over de massastakingMeermalen heeft HRH Rosa Luxemburg ontmoet, een omstandigheid die de beschrijvingen in RL van Rosa's optreden levendiger heeft gemaakt. Persoonlijk contact kan de biograaf een voorsprong geven. Blijft het contact echter oppervlakkig, dan kan de biograaf die niet geneigd is zijn waarnemingen te relativeren op een dwaalspoor worden gebracht; vaak komt men pas bij nader contact achter iemands minder aantrekkelijke kanten.Ga naar voetnoot2 Maar intens contact met de beschreven persoon kan weer afbreuk doen aan de voor een biografie noodzakelijke distantie. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||
HRH liep het risico misleid te worden door Rosa Luxemburg's innemendGa naar voetnoot3 en ‘flitsend’ optreden, dat bepaalde minder prettige persoonlijkheidskenmerkenGa naar voetnoot4 maskeerde. Aangezien belangrijke delen van Luxemburg's correspondentie voor HRH ontoegankelijk bleven, kon zij, als biograaf terugblikkend op de ontmoetingen met Rosa, de toen opgedane indrukken niet zo gemakkelijk corrigeren; de correspondentie die wel beschikbaar was, verhulde de scherpe trekken in Rosa's karakter. Zelf had HRH het idee dat je bij Rosa Luxemburg verder moest kijken dan de oppervlakte, om je niet te verkijken op haar spotlust, scherpte en zelfverzekerdheid. Toch heeft HRH zich laten misleiden: wat zij onder de oppervlakte waarnam, onttrok op zijn beurt een andere laag van de persoonlijkheid aan het oog. De Tweede Internationale kwam in augustus 1904 bijeen in Amsterdam. Voor Luxemburg een gelegenheid HRH en haar man te ontmoeten.Ga naar voetnoot5 Voor zover ik weet, was dit de eerste kennismaking; HRH herinnerde zich later Rosa Luxemburg zoals ze in Amsterdam was als ‘een buitengewoon bekoorlijk wezen’.Ga naar voetnoot6 Op het congres sprak ze ook Karl Kautsky. In 1905 leerde HRH zijn gezin kennen (Roland Holst 1979: 117v). Bij de Kautsky's logerendGa naar voetnoot7 zocht ze Rosa Luxemburg op, met wie ze intussen ook al brieven had gewisseld. In de daarop volgende jaren schreven ze elkaar wel eens over nieuwe bezoeken; Rosa voelde ervoor nog eens naar Nederland te gaan, maar er kwam niets van. In het blad Fundament publiceerde HRH later een brief uit 1905 waarin Rosa Luxemburg vertelde dat de reis naar Holland niet door kon gaan. Ze had het te druk met haar werk. En- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||
thousiast schreef Rosa in dezelfde brief over de Russische revolutie, een enthousiasme dat HRH in de komende jaren zou meeslepen.Ga naar voetnoot8 In 1911 beklaagde Rosa zich erover dat HRH niets meer van zich liet horen; met klem adviseerde zij HRH niet uit het partijleven te stappen (RL: 314), een dilemma waarover HRH en Kautsky in deze periode uitvoerig correspondeerden. Mijn indruk is dat er na 1910 nauwelijks meer sprake was van een vriendschappelijk contact tussen HRH en Rosa Luxemburg.Ga naar voetnoot9 Bovendien maakten de Eerste Wereldoorlog en Rosa's gevangenschap verder contact onmogelijk. Maar het spreekt vanzelf dat ze meeleefde met Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht toen de revolutionaire gistingen in Duitsland een climax bereikten.Ga naar voetnoot10 HRH zag geen kans Rosa Luxemburg nog op te zoeken.Ga naar voetnoot11 Een voetnoot in Kapitaal en arbeid (1932)Ga naar voetnoot12 laat zien hoe diep HRH getroffen was door de dood van Luxemburg en Liebknecht in januari 1919: Een mijner afschuwelijkste herinneringen uit den winter van 1918/19 is de cynischonmenschelijke wijze, waarop een groot deel van het publiek in openbare vervoermiddelen, enz. reageerde op het schokkend bericht van den afschuwelijken moord, gepleegd op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. Er was in hun uitingen niets te merken van deernis, niets van meegevoel met het vreeselijke lot van de heldhaftige vrouw en den edelmoedigen man, die onder de eersten geweest waren, om hun stem tegen den oorlogsgruwel en de zelfverscheuring der misleide naties te verheffen. Vele herdenkingsartikelen ventileerden sinds januari 1919 de blijvende indruk die hun dood op HRH had nagelaten; nog in haar ouderdom schreef ze zo'n artikel (Roland Holst 1946a).
Kort na elkaar hebben HRH en Luxemburg over de massastaking geschreven. Het lijkt de moeite waard in het kader van dit hoofdstuk | |||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||
de beide vrouwen met elkaar te confronteren; het verschil in aanleg tussen hen komt zo duidelijk tot uiting, bovendien houdt HRH het voor haar zo belangrijke thema van de massale acties in haar latere biografie van Luxemburg nog eens tegen het licht. Een golf van algemene werkstakingen ging in het begin van de eeuw over Europa, o.a. in België en Nederland.Ga naar voetnoot13 In de Duitse sociaaldemocratie was de massastaking een topic geworden; een discussie in Die Neue Zeit (1904) getuigt daarvan;Ga naar voetnoot14 congressen behandelden het onderwerp, zij het met weinig animo.Ga naar voetnoot15 De socialisten hadden behoefte aan een studie die er dieper op inging. In haar memoires vertelt HRH hoe ze tot het schrijven van haar Generalstreik gekomen is: Op het kongres (in Amsterdam, HS) had ik een inleiding moeten houden over de politieke staking en Kautsky verzocht mij om haar uit te werken tot een boekje. Hij zou zorgen, dat het in Duitsland werd uitgegeven. Tot aan die tijd had ik wel artikelen voor de Neue Zeit geschreven, maar een heel boek, daar zag ik wel tegen op. Echter Kautsky, die de hulpvaardigheid zelf was, beloofde mij te zullen helpen, als ik een paar keer bij hem wilde komen met het manuskript. Zo geschiedde; de goede Kautsky bracht mijn wat onbehouwen zinnen in korrekt Duits over en verbeterde mijn fouten.Ga naar voetnoot16 Het werd een kloek boekwerk. HRH schreef het omstreeks april 1905;Ga naar voetnoot17 de eerste (Duitse) druk kwam in juni of juli uit, met een inleiding van Kautsky. In haar boek onderzocht HRH uitgebreid de verschijningsvormen en mogelijkheden van de algemene werkstaking,Ga naar voetnoot18 maar met betrekking tot dit strijdmiddel legde zij wel een zekere terughoudendheid aan de dag.Ga naar voetnoot19 Het leidde de in Duitsland opnieuw oplaaiende discus- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||
sie over de massastaking in (Fröhlich 1928: 62v). Lenin drong er bij Loenatsjarski op aan dat hij HRH's brochure in een artikelenserie zou verwerken; deze maakte inderdaad van veel materiaal uit haar boek gebruik. Dat was nog voor de eerste Russische vertaling van Generalstreik.Ga naar voetnoot20 Uitgeverij Wakker & Co bracht de Nederlandse vertaling van de tweede Duitse druk uit (Roland Holst 1906a). Blijkens haar brief van 2 oktober 1905Ga naar voetnoot21 kende Rosa Luxemburg het boek. Zij noemde HRH's boek ‘voortreffelijk’, maar zij onthield ‘schöne Henriëtte’ (RL: 298) haar kritiek niet. Haar mening was dass Du gerade viel zu formalistisch den Massenstreik als ein Defensivmittel entwickeltest u. im Zusammenhang damit zu viel Nachdruck auf das Moment der Organisation u. Disciplin legtest, u. viel zu wenig den historischen Prozess der Verschärfung der Klassengegensätze als das Milieu herausgezeichnet hast, aus dem der Massenstreik sich als elementare Erscheinung ergiebt. Luxemburg wilde in augustus 1906Ga naar voetnoot22 HRH's artikelen in Die neue Zeit raadplegen; dit moet vooral betrekking hebben op HRH's voorwoord bij de Russische uitgave van Generalstreik, in mei in dit blad verschenen (Roland Holst 1906d). Op dat voorwoord leverde Luxemburg kritiek in Massenstreik, Partei und Gewerkschaften, eind 1906 geschreven (Radek 1921: 15). Luxemburg's brochure werd dus voorafgegaan door twee Duitse drukken en verschillende Russische vertalingen van HRH's boek. HRH was zeer te spreken over Massenstreik, waarin Luxemburg aantoonde dat spontaniteitGa naar voetnoot23 superieur was aan organisatie; zij recenseerde deze ‘meesterlijke, glanzend en levendig geschreven brochure’ in De nieuwe tijd (1907). Het enige wat ze, althans toen nog, erop had aan te merken, was dat Rosa Luxemburg ‘de graad van proletarische organisatie’ onderschatte doordat ze de ontwikkelingen in Rusland, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||
waar in 1905 de revolutie had gewoed, op West-Europa projecteerde.Ga naar voetnoot24 De geschiedenis zou HRH wat dit laatste betreft gelijk geven. Helemaal overtuigd was HRH nog niet, maar in grote lijnen onderschreef ze Luxemburg's stellingname wel.
Volgens SchurmansGa naar voetnoot25 zijn er parallellen tussen HRH's en Luxemburg's boek, maar bij vergelijking van beide geschriften springen de verschillen meer in het oog. HRH's boek inventariseert stakingsvormen en probeert deze zo scherp mogelijk ten opzichte van elkaar af te bakenen, ten einde hun bruikbaarheid voor de socialistische beweging te bepalen. Een soort aangeklede catalogus. Daar staat een vlammend betoog van Luxemburg tegenover, waarin zij revolutionaire activiteiten van socialisten weliswaar van elkaar onderscheidt, maar deze indeling volstrekt ondergeschikt maakt aan de revolutionaire doelstellingen van het proletariaat, de verovering van de staatsmacht (wat HRH eveneens als doelstelling ziet). Is HRH's boek zo opgebouwd dat het naar de politieke massastaking als climax toewerkt, Luxemburg's pamflet hamert erop dat economische en politieke staking slechts twee aspecten van revolutie zijn en dat de revolutie voortvloeit uit de maatschappelijke verhoudingen. Op de revolutie is heel het betoog van Luxemburg gericht, HRH daarentegen zweert niet bij de revolutie.Ga naar voetnoot26 Het standpunt dat Rosa Luxemburg inneemt staat haaks op datgene wat HRH voorstaat in Generalstreik: schematisch denken is een denken in sjablonen dat de dialectische wisselwerking tussen verschillende omstandigheden en strijdvormen negeert, een ‘pedantische Auffassung, die große Volksbewegungen nach Schema und Rezept abwickeln will’ (Luxemburg 1906: 39). Mogelijk heeft Luxemburg zich zelfs afgezet tegen HRH's boek. Nu heeft HRH zelf ook wel gezien dat schema's betrekkelijk zijn; analyse classificeert, luidt het in haar voorrede. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||
In de werkelijkheid - en dit mogen wij niet over het hoofd zien, anders wordt ons werk pedant en levenloos - vloeien de grenzen vaak ineen.’Ga naar voetnoot27 Dit past ze in de voorrede van de Russische editie toe op het onderscheid tussen economische en politieke staking: politieke en economische uitbuiting zijn in de kapitalistische maatschappij zo nauw met elkaar verweven, dat politieke massa-acties al gauw een economische pendant krijgen.Ga naar voetnoot28 In de ogen van Paul Fröhlich, een Duitse communist, was dit al een hele stap voorwaarts, vergeleken met het reformisme van HRH's Generalstreik. Staande in een historisch materialistische traditie hebben zowel HRH als Luxemburg een min of meer deterministische kijk op historische ontwikkelingen. Met historische onvermijdelijkheid komt de massastaking voort uit sociale omstandigheden, stelt Rosa Luxemburg en dat maakt haar theorie tot op zekere hoogte deterministisch. Ze ziet de massastaking dan ook als een vorm van revolutionaire strijd die niet van bovenaf kan worden opgelegd aan de massa's.Ga naar voetnoot29 De deterministische inslag van de Algemeene werkstaking komt naar voren waar HRH politieke massastakingen als met ‘noodwendigheid’ optredende verschijnselen ziet, opgelegd door ‘de ijzeren macht der geschiedenis’.Ga naar voetnoot30 In de manier van redeneren verschillen beide boeken.Ga naar voetnoot31 HRH houdt het op een analyse van feiten, om ‘daaruit de richting der verdere, waarschijnlijke ontwikkeling’ af te leiden (Roland Holst 1906a: 83v). Ook Luxemburg past deze inductieve methode toe, maar in de tweede helft van haar geschrift krijgt de deductie de overhand. Zij construeert een bouwsel van stellingen en plaatst, niet terugschrikkend voor contradicties,Ga naar voetnoot32 daarin feiten en praktische aanbevelingen. Daardoor heeft haar betoog meer Schwung dan het nauwgezet classificerende boek van haar voorgangster. Het dorre karakter van HRH's boek noopt niet tot lezen, de toon wordt pas levendiger waar het over | |||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||
‘de wetten van het zieleleven’ gaat of over de droom die ooit tot werkelijkheid gemaakt zal worden.Ga naar voetnoot33 Dat HRH zelf haar boek te lang van stof vond of door anderen tot dat inzicht werd gebracht, blijkt uit een curieus document. Er is een exemplaar van Algemeene werkstaking bewaard geblevenGa naar voetnoot34 waarin HRH, kennelijk met het oog op een herdruk, aantekeningen heeft gemaakt en stukken tekst heeft doorgehaald. Bijna 1/5 deel van de eigenlijke tekst stond op de nominatie om geschrapt te worden. HRH's tijdgenoten zullen het droge lectuur gevonden hebben. Pannekoek heeft het in elk geval zo ervaren; in zijn memoires zet hij HRH's Generalstreik af tegen Rosa's Massenstreik, een brochure die ons voor het eerst een klaar beeld gaf van dat geheel nieuwe soort politieke staking (....). Al zagen wij niet dadelijk de gehele portée, toch werkte het op den duur diep in, door de arbeiders te dwingen verder te kijken dan hun gewone krantenliteratuur en propaganda hun toonde. Ik herinner mij, dat toen in een groepje (in een trein uit Berlijn komend) Mehring zei, wat een prachtig boekje hij dat vond, en hoe daarbij Jets boek tot een water-en-melk papje verbleekte, en toen plotseling tot mij: ‘O, verzeihen Sie, ich vergass da dass Genossin Holst Ihre Freundin ist’; waarop ik antwoordde ‘Ich glaube, sie ist uns aller Freundin, und ich weiss, dass sie sich am Meisten über Rosa's Schrift freuen wird’. Maar hij had gelijk: na de koele nuchtere analyse van de oude vormen en het voorzichtig banen van nieuwe wegen was dit ineens als een vurige stormwind, die die solide Duitse arbeidersbeweging in vuur en vlam dreigde te laten oplaaien. Het maakte de Gewerkschaftsführer feller en beslister in hun tegenstand, maar heeft in talloze arbeiders beslister enthousiasme gebracht voor resoluut doorgaan op deze weg. (Pannekoek 1982: 127) Het contrast tussen beide boeken weerspiegelt het verschil tussen de twee vrouwen. Hoewel HRH in haar politiek milieu flink van zich af kon bijten, was ze in tegenstelling tot Rosa Luxemburg geen echte politica. Haar geest neigde naar het bestuderen en ordenen van materiaal, wat zijn beslag vond in ettelijke historische en classificerende overzichten die HRH het licht deed zien.Ga naar voetnoot35 Rosa Luxemburg daarentegen had met haar geschriften vooral politiek-strategische effecten voor ogen. Ook noopte de aanleiding tot het schrijven van Generalstreik meer tot oriënteren dan tot manipuleren. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||
HRH zelf stapte in latere beschouwingen over massa-acties af van rigide schematiseringen, ze wees bijvoorbeeld op het samengaan van politieke en economische strijd in Rusland (Roland Holst 1910d: 138v). In 1915 zou HRH in een vertelling-in-dichtvorm over massastakingen, ingebed in een retroversie van de figuur ‘Morgenlicht’, het denken in schema's overstijgen; ook dit kan erop wijzen dat HRH het standpunt uit Massenstreik had geabsorbeerd. ‘Morgenlicht’ zegt: Toen nu de groote worstel-dagen kwamen,
en de stakingen begonne' uit te breken
overal, toen telkens in nieuwe streken
oplaaide 't groot verzet dat droeg veel namen, //
maar uit één haard gespijsd werd: het begeeren,
't wit gloeiende, naar volle mensch'lijkheid (...).Ga naar voetnoot36
Enkele jaren daarna uitte HRH zich in Massa-aktie in de lijn van Rosa Luxemburg door te wijzen op de ‘dialektische wisselwerking tusschen massa-aktie en organisatie’.Ga naar voetnoot37 Zij is Rosa's Massenstreik steeds blijven bewonderen. Dat blijkt onder meer uit de Massa-aktie,Ga naar voetnoot38 Luxemburg werd in deze studie geprezen als een van de eersten die het voluntaristisch marxisme een theoretisch-strategische grondslag hebben gegeven.Ga naar voetnoot39 Ze stond in 1918 achter de conclusies die Luxemburg uit de Russische revolutie had getrokken,Ga naar voetnoot40 al bleef ze de politiek-parlementaire strijd als hoofdzaak zien.Ga naar voetnoot41 Invloed van Luxem- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||
burg op HRH's denkbeelden is aannemelijk, al zal haar neo-marxisme ook uit andere stimulansen zijn voortgekomen.Ga naar voetnoot42 Nog in 1930 noemde ze Luxemburg's Massenstreik een ‘schitterende brochure’ (1930a: 25). In haar biografie over Luxemburg besprak HRH de ‘geniale brochure’ tamelijk beknopt (RL: 136v). Na Engels was Rosa Luxemburg de eerste die het proletariaat ‘nieuwe verschieten’ opende ‘voor zijn verderen opmarsch.’ Pas met deze eyeopener werd het vacuüm tussen massabetoging en gewapende actie opgevuld. Met kennelijke instemming vatte HRH Rosa's visie op organisatievormen samen: een revolutionaire stakingsbeweging behoeft geen hechtgevoegde proletarische organisaties als uitgangspunt. Zij schept deze zelve.Ga naar voetnoot43 Toch was er toen van haar vroegere enthousiasme voor de massa-actie als strijdmethode niets meer over. Door haar ethische bevlogenheid vertrouwde zij meer op de inbreng van het individu. In het ‘Besluit’ relativeerde ze de inzet van de massa's: er komt ook veel zinloze agressie los. Dat Rosa Luxemburg dit niet zag, komt doordat ze het individu en de daarmee samenhangende ethische vraagstukken verwaarloosde.Ga naar voetnoot44 Zo kwam HRH pas in RL tot fundamentele kritiek op Luxemburg's opvattingen. | |||||||||||||||||||||||
5.3 Van typoscript tot boekToen HRH de biografie over Rosa Luxemburg schreef, was haar situatie heel anders dan in 1918-1920, de jaren waarin ze aan DHS werkte. Destijds was HRH lid van de communistische partij en redeneerde nog vanuit het marxisme. In 1927, toen de door haar bewon- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||
derde Trotski werd verbannen, had zij echter voorgoed de CPH verlaten en daarmee het partijwezen de rug toe gekeerd. Vanaf 1928 verkeerde ze in het minder luidruchtige gezelschap van de Woodbrookers;Ga naar voetnoot45 in het in 1931 geopende centrum van de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers te Bentveld voelde HRH zich thuis.Ga naar voetnoot46 Ze onderhield contacten met o.a. de directeur-secretaris van deze vereniging, W. Banning, die een duidelijk stempel drukte op deze kringen; zij publiceerde in zijn blad Tijd en taak. HRH was religieus-socialiste geworden. Haar anti-imperialisme en -kapitalisme had ze niet overboord gezet, maar de proletarische revolutie was uit haar vaandel verdwenen. HRH richtte zich meer en meer op de Oneindige Doeleinden; in plaats van een historisch materialistisch had ze nu een metafysisch uitgangspunt. Geestelijke krachten en irrationele factoren zijn de drijfveren achter de historische omwentelingen, het historisch materialisme is zelfs voor economische geschiedschrijving te eenzijdig.Ga naar voetnoot47 Wel erkende HRH nog steeds de invloed van sociale krachten, waar zelfs het krachtigste genie niet tegen opgewassen is.Ga naar voetnoot48 Ook in haar biografie van Tolstoi had ze zich in die geest uitgelaten (1930b: 209): Tolstoi hield niet genoeg rekening met den invloed van produktie-vormen en verhoudingen op het voelen, denken en willen der menschen. Marx, kan men zeggen, liet zich te veel imponeeren door wat is. Tolstoi hield zoo goed als uitsluitend rekening met dat wat behoort te zijn. In het begin van de jaren dertig neemt ze onvoorwaardelijk afstand van het Sovjet-materialisme, dat totaal niet met haar manier van denken strookt. In Rusland wil men een kultuur opbouwen, die geheel los staat van alle metafisische waarden. Men wil een kultuur, waar het verlangen van den mensch, zich open te stellen voor de krachten van het Oneindige, die tot zich te voelen instroomen en door hen gelaafd, gesterkt en | |||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||
gezuiverd te worden, uit gesneden is. Men metselt alle vensters dicht, die uitzicht geven op de Hoogere Werkelijkheid (...).Ga naar voetnoot49 Het ware socialisme is rechtstreeks uit het ethisch principe afgeleid.Ga naar voetnoot50 Dat HRH de weg van het ethische insloeg, is medeGa naar voetnoot51 toe te schrijven aan de invloed van Hendrik de Man. Zijn boeken bestudeerde ze in de jaren omstreeks 1930; in de zomer van 1933 bijvoorbeeld las ze het toen verschenen boek De socialistische idee tweemaal (Lijst lectuur). Zij noemt hem in De weg tot eenheid als een van haar inspiratiebronnen (1928c: 191); op zijn De psychologie van het socialismeGa naar voetnoot52 is het vierde hoofdstuk van De weg gebaseerd.Ga naar voetnoot53 De Man zag het socialisme als ethiek en als wilsstreven; beide elementen spraken HRH aan.Ga naar voetnoot54 De socialistische idee had volgens De Man een zedelijke inhoud. Het socialisme moest het hebben van de ‘zedelijke motieven’,Ga naar voetnoot55 eveneens een door HRH overgenomen term. In haar werk lag vanaf 1928 de nadruk op de socialistische mentaliteit en op het ethische aspect. Maatschappijkritiek werd verruimd tot cultuurkritiek. Het scherpe krassen van de communistische pen had plaats gemaakt voor het mildere geluid van religieuze aanvaarding; daardoor was het ook minder indringend geworden. Wat ook veranderde, was het onthaal van haar werk. De glans van haar naam was verbleekt, haar meer religieus getinte socialisme trok een beperkt gezelschap aan. Maar in die kleinere kring droeg men haar op handen: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||
Een groot leven als dat van Henriëtte Roland Holst kent de bittere eenzaamheid. Het zal voor haar iets van vreugde zijn te weten, dat vele jongeren (vooral studenten) zich eerbiedig naar haar richten en naar haar luisteren. (Banning 1929) Haar geschriften vonden niet meer zo gretig aftrek als voorheen. De vraag naar boeken als Verworvenheden stokte (brief 22.12.34). In haar dagboekcahier noteerde ze in maart 1935 dat ze van Querido f.100, - had ontvangen, maar alleen voor Gorter en Gezelle. ‘Weg tot eenheid en Heldensage worden absoluut niet meer gelezen. Ik vind het niet prettig, maar moet het verwerken.’ Communisme en moraal verkocht in 1932 redelijk, maar winst maakte Van Loghum Slaterus in 1932-33 niet op haar boeken (brief 13.2.33). Met Tusschen tijd en eeuwigheid ging het beter: in het voorjaar van 1934 zag de eerste druk het licht, in de zomer was er al een herdruk nodig. Toch werd haar werk meer en meer een marginaal verschijnsel in literatuur en maatschappij.
Juist in de jaren dertig nam haar biografische activiteit sterk toe. Ze publiceerde in de periode 1930-1934 een biografie over Tolstoi en korte levensbeschrijvingen van Landauer, Gezelle, Gorter. Zoals zo vaak schreef ze ook in deze jaren herdenkingsartikelen; daarvan is Clara Meyer-Wichmann herdacht een van de boeiendste (Roland Holst 1932b). Het is alsof ze met nieuw elan haar helden in focus bracht, telkens op zoek naar een leidraad. Daarnaast had ze er behoefte aan haar vroegere idolen te toetsen aan de nieuwe inzichten. Dat is althans een van de mogelijke verklaringen voor haar keuze van Rosa Luxemburg als onderwerp voor een nieuwe biografie. Ook had het publiek naar haar idee een te beperkt beeld van deze heldin.Ga naar voetnoot56 In 1933 begon ze systematisch te lezen in publikaties van en over Rosa Luxemburg. Voor het eerst sinds 1925 vermeldt de Lijst lectuur in maart 1933 haar werk.Ga naar voetnoot57 Het is aannemelijk dat ze in elk geval in november van dat jaar volop bezig was met het concipiëren van de biografie. Ze herlas toen Hochdorf's levensbeschrijving van Rosa Luxemburg, blijkens bewaard gebleven notities met het oog op haar eigen geschrift over Luxemburg. Deze aantekeningen van HRH zijn ‘gered’ door een samenloop van omstandigheden. Haar exemplaar van Hochdorf's biografie is in het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||
bezit van de Koninklijke Bibliotheek gekomen. In 1939 regelde Banning in opdracht van HRH de schenking van een groot deel van haar bibliotheek aan de KB (Thomassen 1980). Deze collectie is helaas niet afzonderlijk gecatalogiseerd; wel zijn HRH's notities op losse, in de boeken gestoken vellen separaat bewaard.Ga naar voetnoot58 Op de achterkant van brieven uit januari en februari 1933 heeft HRH aantekeningen over Hochdorf gekrabbeld. De lectuurlijst geeft op dat zij in november 1933 voor de tweede maal Hochdorf las. Het ligt voor de hand dat ze toen, en niet tijdens de eerste lezing, deze notities maakte. Daarin zette zij het schema van Luxemburg's levensloop en karakter in grote lijnen op. Ik ga er dan ook van uit dat eind 1933 het concept van RL vastere vormen aannam. In de loop van 1934 las ze nog het een en ander in verband met de biografie. Het was voor haar een actief jaar; ze verzamelde haar gedichten uit 1927-1933 in Tusschen tijd en eeuwigheid, schreef de gebruikelijk hoeveelheid brochures en artikelen en verzorgde een lezing, die later uitgewerkt werd tot een boek. Het was haar laatste vooroorlogse lezing, gehouden te Bentveld.Ga naar voetnoot59 De meeste energie zal ze echter in de biografie over Luxemburg gestoken hebben. Het typoscript was in september 1934 af (brief 8.9.34). In het algemeen liet HRH het typewerk door anderen doen; er zal ook aan dit typoscript een manuscript ten grondslag hebben gelegen. RL moet dus al voor september in handschrift voltooid zijn. Het boek zal binnen de periode van november 1933 tot augustus 1934 geschreven zijn. Over de afwikkeling van de zaken na de aanbieding van het typoscript aan Brusse is vrij veel te vinden in de correspondentie met de uitgever, veel meer dan over de contacten met de Wereldbibliotheek toen de uitgave van DHS werd ondernomen. Maar over het ontstaan van RL worden we niet veel wijzer.Ga naar voetnoot60 Pas toen het typoscript gereed was, vertelde HRH aan Brusse dat zij een biografie over Rosa Luxemburg had geschreven (brief 8.9.34): U had een paar keer een ‘strop’ aan grooter prozawerk van mij, daarom vind ik het prettig u een geschrift aan te bieden dat zeker, dunkt mij, geen strop zal zijn. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||
Brusse reageerde direct en ontving vier dagen later de kopij al. Nog geen week daarna wist HRH dat Brusse het boek op de markt wilde brengen, al zag de uitgeverij er commercieel niet veel in. Daarna gingen de zaken snel, allerlei praktische details werden geregeld, de Arbeiderspers zegde subsidie toe. HRH verwachtte vooral bij links gerichte organisaties en periodieken belangstelling voor RL te kunnen opwekken. Een vroege poging tot PR. In oktober en begin november 1934 werden de drukproeven gecorrigeerd. De uitgever ergerde zich aan de extra-correctie, waarin HRH hem groot gelijk gaf (brief 14.11.34): Het is nu eenmaal een zwakheid van mij, onvolkomenheden van taal en stijl in mijn proza vaak pas op te merken, wanneer ik het gedrukt voor mij zie. De volgende proef besteedde HRH uit aan Van Wijk,Ga naar voetnoot61 die de revisie in december uitvoerde. Zelf moest ze na kerst ter observatie in een ziekenhuis worden opgenomen; ze was al snel weer thuis, maar moest wel rustig aan doen. Het herstel verliep langzaam. Ze tobde in deze jaren vaker met haar gezondheid. ‘Jet is op. Zij heeft te veel van zichzelf gevergd,’ vertrouwde haar man aan vrienden toe.Ga naar voetnoot62 Haar dagboekenGa naar voetnoot63 bewaren de bijna dagelijkse bevindingen van haar fysieke conditie, vooral over haar nachtrust zat ze erg in. Dat ze in deze jaren geen lezingen meer hield, zal hiermee te maken hebben; haar verminderde boekproduktie kan eveneens een gevolg van de fysieke malaise zijn geweest. Tot aan 1940 verscheen geen nieuw werk van groter omvang, al werkte ze wel jaren lang aan een bepaald geschrift.Ga naar voetnoot64 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||
Details van de uitgave werden eveneens in de briefwisseling met Brusse ter sprake gebracht; hiervan enkele voorbeelden. Het idee om in RL Rosa's brieven aan HRH af te drukken kwam van HRH; sommige ervan raakten zoek, maar kwamen te voorschijn toen zij haar bureau opruimde. Zij kon zich vinden in de door Brusse voorgestelde verkorting van de boektitel. Een korte bibliografie van RL werd door HRH naar Brusse gezonden; Brusse vergeleek die met een opgave uit Amsterdam. In hoeverre dat van invloed was, is niet na te gaan, maar in elk geval bevat de bibliografie achter in RL meer titels dan HRH's oorspronkelijke lijstje.Ga naar voetnoot65 Bij Brusse werd er nog in het begin van 1935 aan de uitgave van RL gewerkt; daarbij slaagde HRH erin ruim dertig bladzijden kopij kwijt te raken. Maar begin februari verscheen het boek; de auteur toonde zich tevreden over ‘de voorname verzorging’, al had ze wel kritiek op de te hoge prijs. De verkoop was in eerste instantie bevredigend: binnen twee maanden waren er ongeveer 1300 exemplaren verkocht en dat voor ‘een boek dat geen sensationeel karakter heeft’.Ga naar voetnoot66 RL bracht het echter niet tot een herdruk. Al voor de verschijningsdatum van RL stelde HRH van alles in het werk om vertalers en buitenlandse uitgevers voor haar boek te vinden. Iemand werkte aan een Franse vertaling, niemand minder dan Maurois was bereid die te beoordelen. Ruim een jaar later had ze echter een andere vertaler aangezocht, maar ook dit leverde niets op. Nog moeizamer verliep het contact met Nico Aart, die RL in het Duits zou vertalen en het deed voorkomen alsof hij ‘tien uitgevers in zijn zak had’ (brief 16.11.35). RagazGa naar voetnoot67 hielp haar bij het zoeken van een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||
uitgever. Het getob met buitenlandse uitgevers is kenmerkend voor HRH in deze periode. Illustratief is het volgende. Een maand eerder had ze Banning gevraagd of hij wilde helpen bij het zoeken naar een Duitse uitgever voor De weg tot eenheid. Ze voelde zich jegens de vertalers verplicht het uit te laten geven, maar vond geen Duitse uitgever daartoe bereid. Ragaz wilde ze er hever niet zelf mee lastig vallen. Of Banning het dan maar via Ragaz of een ander wilde proberen... In deze brief (22.10.35) verzuchtte ze: ik voel mij zoo weinig thuis in den rol van ‘een onbekend schrijver die geen uitgever kan vinden,’ - stak nooit een hand uit om vertaald te worden, dacht altijd ‘als 't komen moet, dan komt het wel.’ In december 1935 was men met de Duitse vertaling van RL bezig, maar ook dat haperde kennelijk, want in 1937 meldde HRH dat mevrouw Bijmolt en haar vriendin het op zich namen RL in het Duits te vertalen en een uitgever te zoeken. Dat is de definitieve vertaling geworden, bij uitgever Jean Christophe.Ga naar voetnoot68 Verder werd de mogelijkheid van een Spaanse vertaling verkend, zonder enig resultaat, wat HRH aan de verrechtsing van Spanje weet. De enige andere vertaling is, voor zover ik heb kunnen nagaan, na de oorlog verschenen, in het Esperanto.Ga naar voetnoot69 HRH's actieve promotiebeleid leidde dus in de vooroorlogse jaren tot één vertaling. | |||||||||||||||||||||||
5.4 De mode van de dagToen HRH aan RL begon te werken, was de vie romancée al een begrip. Zij kon er weinig waardering voor opbrengen, in haar ogen mikte dit soort boeken te veel op het lezersgenoegen. Een biografie was voor haar een gewetensgetrouwe analyse - een studie noemt ze RL (35) - van de grootheid en innerlijke eenheid van een tragische heldenfiguur. De vie romancée ontmaskerde deze grootheid door ongeremde verwerking van ontluisterende details en psychologische | |||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||
analyses.Ga naar voetnoot70 RL mocht dan ook per se niet als vie romancée gezien worden, zoals de flaptekst eens en voor altijd duidelijk maakte. HRH had zo haar eigen kijk op de biografie, maar in haar standpunt over de vie romancée stond ze op één lijn met Huizinga, die effectbejag vreesde. Dat blijkt uit het vervolg van de flaptekst: De schrijfster offert niet aan de mode van den dag, zij versmaadt het sentimenteele of romantische snaren te bespelen, waardoor de lezer aangenaam geprikkeld en in zijn lagere verlangens naar ‘boeiende lectuur’ tegemoet gekomen wordt. HRH moest niets van het lagere hebben; bovendien gingen haar ambities verder dan het creëren van een gemakkelijk te lezen, spannend levensverhaal. De twee voornaamste, met elkaar verweven ‘opgaven’ van RL zijn, aldus de flaptekst: (1) ‘de innerlijke eenheid tusschen de verschillende kanten dezer groote figuur zichtbaar te maken’ en (2) ‘de ontwikkeling van deze zeldzaam begaafde vrouw uit te beelden in haar wisselwerking met de omstandigheden en de krachten des levens.’ Dat HRH de eenheid van Luxemburg's persoonlijkheid wilde bewijzen doet denken aan haar vorige biografie (1930b), waarin ze wilde aantonen dat Tolstoi's beide levensfasen tot één kern te herleiden waren. Het was een reactie op de opinie van vele tijdgenoten, die het stereotiepe beeld van een rode Rosa in hun hoofd hadden en in haar Brieven uit de gevangenis een heel wat gevoeliger vrouw tegenkwamen, alsof er twee Rosa's zouden zijn geweest. Slechts weinigen hadden begrepen dat ‘de aktieve revolutionaire strijdster’ één was met ‘de milde bijna heilige martelares’. Zo stelt de flaptekst het voor: RL als correctie op de karikatuur die men van Rosa Luxemburg had gemaakt. Maar de aangehaalde bewoordingen laten ook, onbedoeld, zien dat HRH zelf niet vrij was van idealisering of op zijn minst vertekening. De tekst van de omslag berust op een ‘prospektus’ van HRH's hand, in september 1934 naar Brusse gestuurd.Ga naar voetnoot71 Naast enkele onbelangrijke verbeteringen heeft de uitgever deze sterk bekort door een passage weg te laten; daarin wordt gezegd dat Luxemburg invloed | |||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||
onderging van en zelf deel had aan de veranderingen en conflicten in de beweging van de Tweede Internationale. Het tragische in haar gestalte komt hier uit voort, dat zij tenslotte haar inzicht en haar wil wilde opdringen aan het milieu waarin zij werkte tegen sterker strekkingen van het leven in. Deze ‘tragiek’ wordt door HRH belicht in het laatste hoofdstuk, ‘De fakkel dooft uit’; dit beschrijft Luxemburg's houding tijdens de Duitse revolutie, toen zij steeds radikaler werd. Daarmee sloot RL aan bij wat HRH verwachtte van het genre biografie: het ging om een tragische held. Tragisch door omstandigheden en vanwege eigen tekortkomingen.
Juist bij een roman-achtig boek als DHS heeft HRH behoefte gehad aan een uitvoerige verantwoording van de documentatie. In RL ontbreekt dit element, maar wel bevat het boek een korte bibliografie van Rosa Luxemburg's werk en is hier en daar vermelding van bronnen of documenten te vinden; de voetnoten, gering in aantal, verwijzen vaak naar documenten, frequenter dan in Rousseau en geven er soms commentaar op. Systematisch zijn bronvermelding en -verantwoording niet; dit hoeft nog echter niets te zeggen over de manier waarop de auteur haar documentatie heeft verwerkt. Wel is duidelijk dat HRH met RL andere pretenties had dan bij DHS het geval was. RL moest een beeld presenteren van een grote gestalte, laten zien dat deze gestalte, ondanks de uiteenlopende gedaantes die zij aannam, tot één wezenskern te herleiden is en zich ontwikkelde in wisselwerking met de tijdsomstandigheden. Het streven de gestalte ten diepste wezen te kenschetsen manifesteerde zich ook in DHS, ook in DHS werd verband gelegd tussen gestalte en tijd, zij het op een andere manier. Evident is echter het verschil in stijl; DHS is vaak lyrisch van toon, dichterlijk van taal, met een overdaad aan adjectieven, vooringenomen qua woordkeus. RL is soberder geformuleerd, met een enkele lyrische of pejoratieve uitschieter.Ga naar voetnoot72 Ook valt op dat focalisatie in RL met mate en steeds vanuit de bronnen wordt gehanteerd, terwijl er in DHS overvloedig vanuit de held wordt gefocaliseerd. Het economisch | |||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||
gebruik van literaire middelen en de nadrukkelijke kritiek op de vie romancée maken duidelijk dat RL zo dicht mogelijk bij de historische toedracht moest blijven en dat er voor de creatieve verbeelding geen plaats was, laat staan voor effectbejag. Het is aannemelijk dat zij zich juist door de triomftocht van de vie romancée en de hevige tegenbeweging van historici als Huizinga is gaan bezinnen op de biografie als genre. Zonder deze ontwikkelingen was er voor haar minder noodzaak geweest tot reflexie op de biografie. Een belangrijk en onvermijdelijk verschil met DHS is dat er in RL veel kritische aandacht is voor theoretisch werk. Ook hierdoor staat RL ver af van de modieuze vie romancée, waarin uitvoerige besprekingen van theoretische werken uit de toon zouden vallen. HRH maakte zich er niet gemakkelijk vanaf, integendeel, ze wilde ook het politiek-maatschappelijk denken van Luxemburg aan een diepgaande beschouwing onderwerpen. Het beschouwende karakter van RL hangt samen met een tweede doel van HRH. Het boek moest meer zijn dan een levensbeschrijving, HRH wilde ook rekenschap afleggen, kritisch onderzoeken of de visie van de held de toets der kritiek, door HRH ontwikkeld op basis van nieuwe inzichten, kon doorstaan. Een groter contrast bestaat er niet in het biografisch werk van HRH dan dat tussen de onverbloemde heldenverering in DHS en de soms scherpe beoordeling die Rosa Luxemburg ten deel valt. Maar in beide geschriften is HRH geïnspireerd door een levensbeginsel, in dat opzicht staat het pedagogisch doel van DHS niet zo ver af van het streven Rosa Luxemburg aan een kritisch oordeel te onderwerpen. HRH was een wereldverbeteraar en geen geschiedkundige. | |||||||||||||||||||||||
5.5 De twee Rosa's. Roland Holst en de documenten5.5.1 OverzichtToen HRH in de laatste maanden van 1933 begon te werken aan Rosa Luxemburg, zag ze zich voor een heel andere taak gesteld dan in 1918, het jaar waarin de werkzaamheden voor DHS een aanvang namen. Destijds had ze zich een weg moeten banen door een aanzienlijke hoeveelheid lectuur over Garibaldi, nog afgezien van studies over de politieke constellatie van zijn tijd. Ze kon uit de royale reeks titels een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||
eigen selectie maken. Maar nu, in 1933-34, ging het om iemand die ze zelf had gekend en die nog maar anderhalf decennium geleden was omgekomen. Het weinige substantiële dat over haar leven was geschreven,Ga naar voetnoot73 was voor de biograaf van de jaren dertig gemakkelijk genoeg te vergaren; anderzijds was er speurzin voor nodig om aan dat kleine lijstje literatuur meer dan algemeenheden over Rosa te ontlokken en uit allerlei verspreide kleinere publikaties aanvullende gegevens op te diepen. Daarbij kwam nog iets anders. Sinds de dood van Luxemburg was er wel ruim 15 jaar verstreken, maar nog steeds dwong deze figuur tot stellingname; de geschriften over Luxemburg lieten zich nog niet in kalme afstandelijkheid lezen. Eén hindernis had zelfs de scherpzinnigste biograaf niet kunnen nemen: de ontoegankelijkheid van archieven. Pas de ontsluiting van belangrijke brievenbestanden, zoals de correspondentie met Jogiches en Levi, maakte een meerdimensionaal portret mogelijk (Ettinger 1988: p. xiii). In 1933-34 moest de biograaf het doen met Luxemburg's brieven aan de Kautsky's en aan Sonja Liebknecht, brieven waarin Rosa zich van één kant liet zien.Ga naar voetnoot74 HRH was er ook de figuur niet naar om onbekend gebleven paperassen of notulen boven water te krijgen. In RL (173v) is een verzuchting te lezen over de gebrekkige documentatie die HRH had verkregen of kunnen verkrijgen. Dit naar aanleiding van een vergadering te Brussel van het Internationaal Socialistisch Bureau (juli 1914). Het is een uiting van een gevoel van machteloosheid; HRH kreeg het idee dat haar heldin zich voor een deel aan haar blikveld onttrok. Het tweede citaat heeft betrekking op de eerste maanden van de wereldoorlog. Was Rosa Luxemburg onder hen? Staan haar woorden wellicht in het een of andere verslag opgeteekend? Ik weet het niet, ik weet dat haar woord verwaaien moest, als een schuimvlok verwaait in den stormwind. Over Rosa Luxemburg's innerlijk en uiterlijk leven in die eerste bittere maanden echter geeft geen brief, geen enkel dokument ons uitsluitsel. De biograaf heeft als 't ware elk menschelijk kontakt met haar verloren (181). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||
Waar de bronnen te weinig prijs gaven, moest HRH de lezer in het ongewisse laten over Rosa Luxemburg's lotgevallen. Ze putte niet uit haar verbeelding om de gaten op te vullen. Als ze al een beroep op haar inlevingsvermogen deed, zei ze dat erbij (vgl. RL: 22, 272). Dat HRH over relatief schaarse gegevens beschikte, heeft ook tot een ander verschil met DHS geleid. Feiten over Garibaldi moest ze soms uit verschillende, elkaar doorkruisende of tegensprekende verslagen opdiepen en tot samenhang brengen. Het werken aan RL deed in mindere mate een beroep op haar combinatievermogen. RL is geen onberispelijke biografie geworden; HRH's biografische werken kan men een zekere allure niet ontzeggen, maar, veelschrijfster als ze was, gunde ze zich niet de tijd om met geacheveerde geschriften voor de dag te komen. Wel is in RL merkbaar dat HRH's bronnen niet zulke legpuzzels opleverden als in sommige gevallen de documentatie over Garibaldi: de feitelijke onjuistheden springen minder in het oog. Ook vanuit HRH's leeservaring lag de zaak nu anders. Voordat ze aan DHS begon, moest ze zich een voor haar betrekkelijk nieuwe materie eigen maken; toen ze RL ging voorbereiden, kon ze een draad oppakken die ze door de jaren heen had afgewikkeld. Het werk van Rosa Luxemburg was voor haar bekend terrein, de lectuur werd nu geïntensiveerd en uitgebreid met primaire en secundaire werken. Als vanzelfsprekend had zij in 1920 de postuum gepubliceerde Briefe aan Sonja Liebknecht gelezen, en Luxemburg's Korolenko; zij had Augusta de Wit gevraagd dit boek uit Berlijn mee te brengen, in mei 1920 las ze het (brief 1919). Het in 1922 verschenen essay Die russische Revolution is niet in haar Lijst lectuur opgenomen, wel vermeldt deze in 1925 de jongste uitgave van Luxemburg's werk door Paul Levi, Einführung in die Nationalökonomie;Ga naar voetnoot75 Luise Kautsky's Gedenkbuch werd in het jaar van verschijning (1929) eveneens door HRH gelezen. Dat Die russische Revolution niet direct na verschijning als gelezen werd aangetekend, zegt niet alles. Ook Luise Kautsky's brievenboek zoekt men tevergeefs in de lectuurlijst, maar HRH heeft het ongetwijfeld meteen al (1923) gelezen. Zij zal het werk als een ‘must’ beschouwd hebben; bovendien staat het vast dat zij het boek in bezit had. Achterin het eerste notitieboekje van de Lijst lectuur heeft HRH | |||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||
titels van uitgeleende boeken genoteerd; Kautsky's uitgave is er een van.Ga naar voetnoot76 In de periode omstreeks 1930 begon HRH meer over Luxemburg te lezen, er verscheen toen meer op dat gebied. Toch kan niet gezegd worden dat tijdens het schrijven van RL, in 1933 en 1934, het lezen van en over Luxemburg HRH's opvallendste bezigheid was. Althans, de Lijst lectuur laat daar weinig van zien, in tegenstelling tot de Garibaldi-lectuur, die de lijst in 1918 en 1919 volslagen domineerde. Het fundament van HRH's kennis over Luxemburg was al eerder gelegd.
HRH ontbeerde voor haar studie van Luxemburg de ruggesteun van een standaardwerk, de Trevelyan van Rosa Luxemburg was nog niet opgestaan. Voor haar biografie heeft zij moeten volstaan met een fragmentarisch boek als leidraad: de al eerder genoemde uitgave van Rosa's brieven door haar voormalige vriendin Luise Kautsky (Luxemburg 1923). De brieven dateren uit de periode 1896-1918, maar er zijn vele hiaten. Ze geven weliswaar inzicht in de leef- en denkwijze van Rosa Luxemburg, maar het blijft bij een partieel beeld, niet alleen door de onregelmatige frequentie van de opgenomen correspondentie, maar ook doordat Luxemburg slechts in schijn haar diepste zieleroerselen voor Luise Kautsky blootlegde. Voor de lezer van nu, voor wie archieven zijn opengelegd door Nettl en Ettinger (1966 resp. 1988), is dat gemakkelijker te zien dan voor HRH en haar tijdgenoten. Voor HRH's gevoel uitte Rosa Luxemburg in die brieven ‘de ziel van haar ziel’.Ga naar voetnoot77 In RL (66) schreef HRH over deze brieven: Behalve voor de kennis van Rosa Luxemburg's veelzijdige persoonlijkheid, zijn zij alle belangstelling waard, als een dokument van een meer dan gewoon zuivere, innige en diepe vriendschapsverhouding tusschen twee zeer verschillende, en toch weer vaak op eenzelfden toon gestemde vrouwen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||
Om zich een beeld van Rosa's persoonlijkheid te vormen zal HRH deze brieven onmisbaar hebben geacht, maar ze gaven haar te weinig chronologisch houvast. Een chronologische basisstructuur zocht HRH in de enige biografie die ze kon raadplegen, Hochdorf's Rosa Luxemburg (Hochdorf z.j.). Over dit boek liet ze zich laatdunkend uit (RL: 30, noot); ze noemde het een zogenaamde biografie, omdat de inhoud bijna doorloopend berust op de makabere fantasieën van een ziek brein. Het eenige waardevolle in dit prulwerk zijn de talrijke portretten. Opvallend is dat ze de moeite nam dit prulwerk in november 1933 voor de tweede maal te lezen, maar nog merkwaardiger is dat ze het interessant genoeg vond om er een reeks gegevens uit te halen. HRH's aantekeningen over Hochdorf's boek laten zien dat zij een aantal feiten uit Rosa's leven op een rijtje wilde zetten. Zo ontstond een uit Hochdorf gedestilleerd levensoverzicht, telkens voorzien van paginaverwijzingen (zie hier p. 185), dat voor HRH tijdens het schrijven van RL als geheugensteun zal hebben gediend. Verder maakte HRH enkele notities over passages uit Hochdorf die op Rosa's eigenschappen betrekking hebben. Al met al een voor HRH bruikbaar geschrift, niet alleen vanwege de afbeeldingen. Is Hochdorf's Luxemburg inderdaad een verwerpelijk boek? Deze populair geschreven biografie lijdt aan wijdlopigheid, bevat enkele merkwaardige gevolgtrekkingen over Rosa Luxemburg en is volledig noch adequaat, maar er zijn wel allerlei details over en een min of meer acceptabel beeld van Rosa's leven uit te halen.Ga naar voetnoot78 HRH's heftige kritiek kan een (onbewuste) reactie zijn geweest op de nonchalante en tegelijk sarcastische opmerkingen die Hochdorf kon maken, zoals over de eerste Spartakusbriefe, mede door Luxemburg geschreven, die op slecht papier waren gedrukt: ‘Nicht nur der Verstand hatte Rätsel zo lösen, auch das Auge.’ (Hochdorf: 195) Bij alle kritiek die ze op Luxemburg's levensbeschouwing had, hield HRH haar nagedachtenis met groot respect in ere. Zo niet Hochdorf, die Luxemburg niet alleen beschuldigde van inconsequentie, iets waar HRH Rosa Luxemburg ook wel eens op betrapteGa naar voetnoot79 of opportunisme (228, 232), maar ook haar nietige uiterlijk, als van een Menschenmaus, liet contrasteren met | |||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||
haar innerlijke kracht (179v) en haar consequent een dwerg noemde. Uit zulke passages kan HRH's kwalificatie ‘makabere fantasieën’ zijn geboren. Geheel onpartijdig zal Hochdorf niet zijn geweest, tenslotte was hij redacteur van Vorwärts in de jaren 1918-1919, toen het blad zich fel tegen Rode Rosa afzette; voor HRH kan dit aanleiding zijn geweest hem bij voorbaat te wantrouwen. Toen in 1920 Rosa Luxemburg's brieven aan Sonja Liebknecht, van 1916 tot 1918 in gevangenschap geschreven, gedrukt werden, waren velen er diep door getroffen. De brieven werden ettelijke malen herdrukt: tot omstreeks 1930 werden ongeveer 50.000 exemplaren gedrukt, van 1946 tot 1960 200.000.Ga naar voetnoot80 Zelfs veel tegenstanders van Luxemburg kwamen onder de indruk van de brieven.Ga naar voetnoot81 HRH las ze in september 1920; ze vond dat pas de publikatie van deze correspondentie inzicht in ‘het wezen’, de ‘diepste grond’ van Rosa Luxemburg mogelijk maakte, zoals ook de uitgave van Karl Liebknecht's brieven uit de gevangenis, gericht aan zijn gezin, zijn wezen openbaarden. Haar mening over Rosa's brieven bleef ongewijzigd, in 1930 schreef ze: ‘Wie kende Rosa Luxemburg geheel vóór haar dood, d.w.z. voor hij haar Brieven had gelezen?’ (Schaap 1984: 237). Beide bundelingen recenseerde HRH begin 1921 in De nieuwe tijd; zij sprak van ‘het martelaarschap der communistische heiligen’ (vgl. nt 145); hun dood lag nog vers in het geheugen. De toonzetting was die van verering. Als wij deze Brieven van Karl en Rosa lezen voelen we onze smart om hun dood verstillen en ons hart opgeheven worden naar de sfeer van aandachtige vereering. Heerlijk als zuivere geur doortrilt ons een blijde zekerheid: wij voelen Liefde weer de eerste drijfkracht te zijn, ‘il prima motore’ tot die groote, bewuste herschepping van het menschelijk leven die Communisme heet, tot de Revolutie die van deze herschepping de eerste phase is. Wij erkennen weer, dat de grootste revolutionairen niet anders kunnen zijn dan de zuiverste, edelste, aan liefde rijkste menschen.Ga naar voetnoot82 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||
Eveneens in januari 1921 sprak HRH een rede uit op een bijeenkomst te Utrecht waar de dood van Luxemburg en Liebknecht werd herdacht. De tribune publiceerde een gebrekkig geformuleerd verslag van haar toespraak, waarin o.a. is te lezen: Met liefde en vereering dienen wij hen niet. Maar te leven en te werken zooals zij, naar onze krachten. Alles te leeren brengen als offer op het altaar van de revolutie ter bevrijding van het proletariaat. Dat is het doel van deze vergadering. (Roland Holst 1921b) Dit lijkt tegenstrijdig met het citaat uit de recensie, maar in beide gevallen wilde HRH zeggen dat het uiteindelijk om het handelen gaat. De brieven van Rosa Luxemburg, vooral die aan Sonja Liebknecht, maakten op HRH een blijvende indruk. Nog in 1946 vermeldde ze Rosa's brieven vanwege de ‘schatten van oneindige tederheid’ die eruit bleken (Roland Holst 1946a). In RL citeerde HRH vaak uit deze brieven, waarvan ze sommige fragmenten ‘tot de schoonste der wereldliteratuur’ rekende; het zijn delen van een uitvoerige autobiografie van het innerlijke leven, bekentenissen óók van smart en zwakheid, vooral echter getuigenissen van zeldzame zielskracht en zielenadel. (RL: 211) Ettinger's karakterisering van deze brievenbundel, waarmee generaties jonge radicalen zijn grootgebracht, correspondeert met die van HRH, maar zij ziet ze in een heel ander licht, gewapend met de kennis van de pas later toegankelijk geworden brieven die Luxemburg in 1904 vanuit de vrouwengevangenis te Zwickau heeft geschreven (Ettinger 1988: 119). Ettinger relativeert de Rosa Luxemburg uit Gefängnisbriefe niet, ze elimineert deze zijde van haar persoonlijkheid: Written (...) with the purpose of lifting the spirits of the young wife of the imprisoned Karl, the doctored letters created and perpetuated a myth. The Zwickau letters, on the other hand, reveal the real person - plagued with doubts about herself, about her lover, about life. HRH heeft zich vooral op basis van de brievenboeken een beeld van Rosa Luxemburg moeten vormen. Dat de brieven aan Sonja niet zozeer als expressie van eigen gevoelens, maar meer ter bemoediging van de ander geschreven werden, was HRH zich wel bewust (RL: 211). Zij vond daarin echter geen aanleiding om het door die brieven in het leven geroepen imago van Rosa te relativeren. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||
In haar begeleidend commentaar en vooral in haar gedenkschrift heeft Luise Kautsky er het een en ander aan gedaan om het door Rosa Luxemburg's brieven gevormde beeld te versterken. Op politiek gebied kon Rosa hard zijn, voor Karl Kautsky had ze later alleen nog maar scheldwoorden over, maar buiten de politiek had haar wezen een betoverende uitstraling.Ga naar voetnoot83 Ronduit idealiserend gaat Luise te werk door een citaat van Fr. Schlegel over een irenisch, lieflijk wezen op Luxemburg van toepassing te verklaren (Kautsky 1929: 71v). Bovendien bevestigden anderen het innemende van Rosa Luxemburg, met name gedurende haar gevangenschap.Ga naar voetnoot84 Geen wonder dat HRH zich liet meeslepen door de ideale Rosa die uit de brieven oprees. Op het imago van een menselijk-innemende, dromerige persoonlijkheid baseerde HRH haar interpretatie van de ‘zachte’ kant van Rosa. Deze interpretatie volgt dus het spoor van de toen verschenen publikaties. Luise Kautsky vertelt dat Rosa ‘Goethes Beispiel folgend, immer bestrebt war, ihr Leben bewußt zu gestalten’ (1929: 57). Dit heeft Kautsky als lof bedoeld, maar kritisch lezen van dit zinnetje had HRH meer inzicht kunnen geven in de eenzijdigheid van de beeldvorming rond Luxemburg. Wellicht had ze zich dan afgevraagd of Luxemburg in deze brieven bewust slechts één kant van zichzelf liet uitkomen. HRH aanvaardde echter zonder enige terughoudend het op de brievenboeken gebaseerde beeld van Luxemburg. Het zou niet redelijk zijn haar dat te verwijten. De haar bekende publikaties gaven geen aanleiding te tornen aan het imago van Rosa's menselijkheid. Bovendien nam een verwijzing naar Goethe bij voorbaat elke achterdocht weg. HRH had er wel oog voor dat Luxemburg haar leven bewust inrichtte, ‘haar leven beheerscht en alle uiterlijke omstandigheden, alle vreugd en leed en arbeid daarin verwerkt tot edele harmonie’ (161); een constatering die toch ook weer idealiserend geformuleerd is, al vindt dat grond in Luise's veronderstelling dat Rosa naar eenheid van denken, voelen en willen streefde (Kautsky 1929: 57, 58). De vraag is of ook HRH's verdere karakteriseringen van Luxemburg op documentatie berusten en of zij met de toen bekende gegevens meer had kunnen doen. Afgezien van de hier besproken kwesties had ze uit de brievenverzamelingen nog wel meer kunnen afleiden dan | |||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||
ze in RL liet merken. Zo leest men herhaaldelijk over koerierswerkzaamheden van Mathilde J. (Math. Jacobs), die blijkens later vrijgegeven correspondentie de spil was waarom Luxemburg's communicatie met de buitenwereld draaide (o.a. Luxemburg 1932: 83). De indruk die de brieven aan Luise Kautsky vestigen, is dat Rosa Luxemburg een niet aflatende zorg aan de dag legde voor het verkrijgen van boeken, het regelen van geldzaken etc. Dergelijke beslommeringen haalt HRH er niet bij,Ga naar voetnoot85 waardoor haar Rosa Luxemburg iets minder aards lijkt dan die uit de brieven. Voor het idee dat Rosa Luxemburg met alle schepselen meevoelde, had HRH ruimschoots aanwijzingen gekregen, niet alleen in Rosa's brieven,Ga naar voetnoot86 ook in secundaire literatuur. Haar gevoel van saamhorigheid met al het levende werd gesignaleerd door Zetkin, Luise Kautsky wees met klem op haar menselijkheid, sociale bewogenheid, Mitleid, Hochdorf op haar moederlijke gevoelens en vrouwelijke zachtheid;Ga naar voetnoot87 dat moederlijke was ook al door Luise genoemd (1929: 63). De keerzijde was haar scherpe verstand; over de kracht van Luxemburg's ratio bestond geen verschil van mening, Rosa Luxemburg was ‘das denkende Hirn der Revolution’ (Mehring)Ga naar voetnoot88, ‘der größte, tiefste theoretische Kopf des Kommunismus’ (Radek 1921: 25), ze was scherpzinnig (Kautsky 1921: 14) etc. Men was eigenlijk een beetje bang voor deze briljante dwerg, voegt Hochdorf eraan toe (34). Fröhlich noemt behalve haar strijdlust haar ‘allumfassende Mitleiden’.Ga naar voetnoot89 Hart en verstand gaan bij haar samen, maar het rationele is primair. Volgens Luise Kautsky heeft Rosa iets dualistisch. Op politiek gebied kent ze geen menselijkheid, is ze gepantserd, maar ze heeft ook een warm hart. Hochdorf beschouwt Luxemburg als een rebel die ook een hart heeft en stelt naast Rosa's sentimentaliteit haar sarcasme.Ga naar voetnoot90 Luise Kautsky benadrukt dat Rosa Luxemburg een echte vrouw was, maar dat haar geestkracht niet onderdeed voor die van mannen (1929: 70). Hier ziet men in statu nascendi een schema dat in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||
RL breed wordt uitgewerkt: het schema van dualisme en oppositie tussen mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. De revolutionaire drang die HRH als grondtrek van Rosa Luxemburg aanwijst, wordt ook door Zetkin als dè kracht in haar gezien; zij liet zich leiden door het verlangen de onderdrukte mensheid ‘zu einer gewaltigen Kampfesgemeinschaft zusammenzuschweißen’ (1934: 114, 93). Anderen bespeuren ook een romantisch getint verlangen in haar.Ga naar voetnoot91 Zelf formuleerde Rosa Luxemburg dat onmiskenbaar in een brief uit 1904, waarin ze het verlangen dat zij in de cel ervaart herleidde tot een ervaring uit haar jeugd. HRH haalt deze brief aan (11v):Ga naar voetnoot92 Het schijnt mij altijd toe, alsof het (leven) niet in mij is, niet dáár is waar ik bén maar ergens ver weg. (....) In dien tijd geloofde ik vast, dat het ‘leven’, het ‘echte’ leven ergens vèr weg was over de daken. Sinds dien tijd ren ik het na. Maar het verbergt zich altijd achter het een of andere dak. Zij was volgens HRH uiteindelijk een niet-realistisch romantica, maar Hochdorf vindt dat ze droom haarfijn van daad onderscheidde (232). Ook al klinkt HRH's omschrijving van Luxemburg als romantisch persoon enigszins afstandelijk, ze kijkt er minder nuchter tegenaan dan Hochdorf; die zegt dat Rosa Luxemburg zich na een bevlieging van melancholie in haar cel weer probeerde te vermannen. Zo beschouwt hij ook de stemmingen die HRH extase noemt als bedwelming, wat lager bij de grond dan HRH, die al gauw aan Eckhart of Hadewych denkt.Ga naar voetnoot93 Een leitmotiv in zijn boek is de Heimat-notie: Luxemburg compenseerde in haar politiek en theoretisch werk de geborgenheid van een Heimat die zij ontbeerde. Deze gedachte, die men ook bij Nettl (1966: 33) vindt, is in RL (39v) tot een positief uitgangspunt van Rosa Luxemburg omgebogen. Kritisch staat HRH wel tegenover Rosa's vlucht voor het leed; ze had echter in de correspondentie kunnen lezen dat Rosa Luxemburg daar ook zelf vraagtekens bij zette. Het is, schreef ze, alsof ik me soms bewust misleid (Luxemburg 1923: 226). In een andere brief beweert Luxemburg echter dat ze de ellende op de wereld gemakkelijk naast zich neer kan leggen (ib.: 192). Naast een vluchtneiging is er in Luxemburg ook het streven naar stoïcijnse gelatenheid, vertelt HRH | |||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||
(231). Inderdaad schrijft Rosa Luxemburg in 1917 aan Sonja Liebknecht: ‘Ich nehme, wie Sie wissen, alle Wendungen des Schicksals mit dem nötigen, heiteren Gleichmut hin.’ (Luxemburg 1932: 59) De conclusie is dat HRH's beeld van Luxemburg in grote lijnen correspondeert met de typeringen in de haar bekende documentatie. Gezien mijn probleemstelling laat ik de kennis die we heden van Rosa Luxemburg's leven hebben buiten beschouwing.Ga naar voetnoot94
Naast de brievenverzamelingen en Hochdorf's biografie noemt HRH in RL allerlei andere bronnen; zo gebruikte ze ook een boekje met samenvattingen van door Rosa gehouden redevoeringen, gebundeld door Paul Fröhlich (Luxemburg 1928b). Evenals in het KB-exemplaar van Hochdorf zijn in dat van Redner passages aangestreept, waarschijnlijk door HRH zelf. Een deel ervan is op de een of andere manier in RL te herkennen. Redner is voor RL een bron van enig belang geweest; ook uit Fröhlich's inleiding is wat informatie gehaald. In veel gevallen verwijst RL in een voetnoot naar Redner. HRH vertelt er echter niet bij dat de door Fröhlich verzamelde teksten op samenvattingen uit kranten zijn gebaseerd. Ze weerspiegelen dus slechts gebrekkig het karakteristieke van Rosa Luxemburg als spreekster (ib.: 12). Op één plaats geeft HRH dit wel aan, als ze citeert uit een rede (1913) die aanleiding gaf tot een proces: ‘Het zijn misschien niet haar woorden, maar het is wel harer woorden zin...’ (169). Een bronvermelding ontbreekt hier echter; het blijkt ook geen aanhaling uit Redner (90, nt) te zijn, maar uit Zetkin (1934: 66), die ze voor het vervolg, Luxemburg's verdedigingsrede tijdens de rechtszitting in 1914, ook als bron gebruikt kan hebben.Ga naar voetnoot95 Zetkin zelf citeert Rosa's woorden onder voorbehoud en dat zal de reden zijn voor HRH's voorzichtigheid. Wat vòòr 1935 over Rosa Luxemburg was geschreven, was meestal het werk van voormalige vrienden. Dat bracht de nodige subjectiviteit met zich mee, maar wel vanuit verschillende politieke standpunten. De Duitse communiste Clara Zetkin bijvoorbeeld benaderde Luxemburg anders dan Luise Kautsky; HRH beschikte zo over op zichzelf interessant, zij het summier vergelijkingsmateriaal. Als bron vermeld- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||
de zij o.a. het Gedenkbuch, een bundel biografische schetsen door Luise Kautsky (Kautsky 1929). Ondanks de globale opzet van deze bundel kon HRH er vrij veel gegevens uit halen. Het slot van Gedenkbuch claimt Luxemburg min of meer voor de sociaaldemocratie, wat gezien de gebeurtenissen in 1918-1919 die tot haar dood leidden hypocriet genoemd kan worden; nergens echter duidt HRH op Luise's partijdigheid. Vanuit een geheel andere politieke richting schreef Radek over Rosa Luxemburg, Liebknecht en Jogiches. RadekGa naar voetnoot96 was door Luxemburg ontdekt, maar in 1912-1913 stelde zij alles in het werk hem onmogelijk te maken, zij had een instinctieve afkeer van hem. Later werd Radek hoofd afdeling Midden-Europa van de Komintern. Lenin gebruikte hem wel, maar mocht hem evenmin. Hij schijnt gezegd te hebben dat hij na een gesprek met Radek altijd het gevoel had zich te moeten wassen.Ga naar voetnoot97 In zijn opstel over Luxemburg verzwijgt Radek zijn kritiek niet (Radek 1921: 25), maar stelt hij zich toch opvallend positief op. Het opstel is raak geformuleerd en getuigt van scherp analytisch vermogen; zijn stellingname is beïnvloed door zijn communistische achtergrond. Als aanvulling op en correctie van Radek's brochure schreef Karl Kautsky een tegenhanger.Ga naar voetnoot98 Deze publikatie laat duidelijk Kautsky's niet-revolutionaire houding zien; uit het oogpunt van informatieverschaffing heeft dit werkje niet veel om het lijf. Het hoofdstukje over Rosa Luxemburg behandelt in de eerste plaats Kautsky's eigen positie. Ook naar artikelen van Zetkin wordt herhaaldelijk door HRH verwezen. Zetkin, oprichtster van het socialistische vrouwenblad Die Gleichheit, was actief in de internationale socialistische vrouwenbeweging en maakte deel uit van de Spartakusbund, de KPD en later de Komintern. Zij was een trouw volgelinge van Lenin en later van Stalin. Stalinisten bundelden een aantal artikelen van Zetkin over Luxemburg, Liebknecht en Mehring (Zetkin 1934). Zij produceert in deze artikelen vrij veel retoriek; haar pathetische woordkeus doet soms aan HRH's stijl denken. De informatie is vaak overwoekerd door Zetkin's behoefte een oordeel te geven. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||
Eveneens uit de KPD afkomstig was Paul Fröhlich. Aanvankelijk was hij het niet geheel eens met Luxemburg; later kreeg hij de opdracht haar verzameld werk uit te geven, wat hij met overgave deed, ook nadat hij in 1928 uit de partij was gezet.Ga naar voetnoot99 Voor die tijd had hij enkele inleidingen voor het verzameld werk geschreven; HRH vermeldt alleen de inleiding op het derde deel.Ga naar voetnoot100 Dat ze alleen dit deel kende, is ook uit correspondentie af te leiden. Uit Bloemendaal berichtte HRH de uitgever over het derde deel van de Gesammelte Werke (brief 22.12.34); zij vervolgde: Er zijn nog een paar andere deelen verschenen, welke kan ik hier niet nagaan. Maar ik weet, dat ze uitverkocht zijn. De inleiding van Paul Levi op Die russische Revolution (Levi 1922) heeft HRH nauwelijks gebruikt, daar leende dit polemisch gestelde stuk zich ook niet voor. Informatiever is Levi's korte voorwoord, waarvan HRH wel een en ander heeft overgenomen. Zijn korte inleiding tot Rosa Luxemburg's Einführung wordt wel als bron opgevoerd.Ga naar voetnoot101 Over Die russische Revolution was voor 1935 al het een en ander gepubliceerd. Een fragment uit Zetkin's bijdrage aan de polemiek uit 1922 is te vinden in de hier al vermelde bundel (Zetkin 1934), Warski's aandeel in de discussieGa naar voetnoot102 wordt niet door HRH vermeld, evenmin als het belangrijke essay van Lukács over Die russische Revolution. Het laatste is vreemd, want HRH las zijn geruchtmakende bundel Geschichte und Klassenbewußtsein (1923), waarin dit opstel is opgenomen. Bovendien benadert HRH's kritiek op Die Akkumulation des Kapitals de strekking van Lukács' betoog.Ga naar voetnoot103 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||
In het algemeen heeft HRH geen moeite gedaan allerlei verspreide publikaties over afzonderlijke werken van Rosa Luxemburg op te diepen. Dan zou ze bijvoorbeeld Pannekoek's kritiek op Die Akkumulation, gepubliceerd in o.a. Die neue Zeit (1913) en De nieuwe tijd (1916), tegengekomen zijn. Mocht ze het bestaan ervan vergeten zijn, dan had Radek's vermelding (1921: 25) haar geheugen kunnen opfrissen. In RL wordt weliswaar gewezen op de discussies rond Die Akkumulation, maar daar blijft het bij (150).Ga naar voetnoot104 Blijkbaar achtte HRH dat voldoende voor haar biografie. Voor een aantal specifieke kenmerken van Luxemburg's denken kon ze wel ondersteuning vinden in door haar gelezen opstellen: haar ondogmatische houding naast een deterministische inslag, de flexibele strategieën, het vasthouden aan het grote einddoel, haar activisme en voluntarisme, dat op persoonlijk vlak gepaard ging met grote wilskracht, haar internationalisme. Er blijken nuanceverschillen te zijn in de weergave van Luxemburg's theorieën,Ga naar voetnoot105 maar vooral wordt duidelijk dat HRH het meer moest hebben van de teksten van Luxemburg zelf, bij gebrek aan degelijke overzichten. Van haar bronnen gaan alleen de inleidingen die Fröhlich voor het verzamelde werk schreef wat dieper op bepaalde thema's in. Door HRH vermelde werken zijn verder: verslagen van congressen van de Tweede Internationale in 1900, 1904 en 1907Ga naar voetnoot106 voorzover het uitspraken van Luxemburg betreft; het was de informatiedichtheid van RL ten goede gekomen als HRH ook verslagen van Duitse partijcongressen had geraadpleegd. Ook noemt ze correspondentie van Karl Liebknecht, indrukwekkende maar vanwege de censuur getemperde | |||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||
brieven, geschreven in de periode 1915-1918 (Liebknecht 1920). Daarnaast kon HRH soms de sfeer van bepaalde situaties uit eigen herinneringen beschrijven; enkele ontmoetingen met Luxemburg verwerkte ze in haar boek.Ga naar voetnoot107 Zo heeft ze ook het internationaal congres van 1900 zelf bijgewoond, 35 jaar later kan ze zich nog het begin van Rosa's redevoering herinneren.Ga naar voetnoot108 Haar geheugen was dus een van de bronnen, zij het van secundair belang. Voor de gebeurtenissen tijdens de laatste maanden van Rosa's leven, die geheel bepaald werden door de Duitse revolutie (oktober 1918-januari 1919), leunde HRH sterk op communistische tijdschriftpublikaties van die jaren, voornamelijk Die rote Fahne (RL: 249), ze verwees ook wel naar het sociaaldemocratische Vorwärts. ‘Wij weten zo goed als niets van haar persoonlijk leven in die maanden,’ verzuchtte HRH;Ga naar voetnoot109 ze beschikte inderdaad over weinig bronnen, maar ze had over de Duitse revolutie in het algemeen wel meer te weten kunnen komen.Ga naar voetnoot110 Bernstein's boek daarover (1921) las ze in de periode waarin ze aan RL werkte; ze heeft het slechts in beperkte mate gebruikt. Er zijn meer publikaties te noemen, maar kennelijk voelde ze geen behoefte de Duitse revolutie wat grondiger te behandelen. Ten slotte had HRH met veel moeite nog de hand kunnen leggen op allerlei verspreide publikaties in tijdschriften van correspondentie aan of van Rosa Luxemburg,Ga naar voetnoot111 maar dat was haar stijl niet en bovendien had het waarschijnlijk slechts marginaal effect gesorteerd. Nee, voor zover publikaties eenvoudig te verkrijgen waren, heeft HRH ze wel geraadpleegd, al zijn er enkele omissies en heeft ze zich van de Duitse revolutie gemakkelijk afgemaakt. De schrijfster heeft ‘alle voor haar toegankelijke bronnen’ gebruikt, meldt de flaptekst van RL. Tot op zekere hoogte is dat waar. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||
5.5.2 De semi-chronologische structuur van Rosa LuxemburgIn het leven van Rosa Luxemburg zijn enkele opvallende cesuren aan te wijzen. Zij groeide op in Polen (1870-1890), studeerde in Zwitserland, vanwaar ze in 1898 naar Duitsland vertrok. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bracht een ook voor haar schokkende wending in de houding van de sociaaldemocratie met zich mee. De oorlogsjaren bracht ze grotendeels in gevangenissen door, maar in november 1918 werd ze vrijgelaten en kon ze zich weer in de strijd werpen: de Duitse revolutie (vanaf oktober 1918). Hiermee zijn vier begrenzingen gegeven, zodat de volgende globale indeling voor de hand ligt: Polen, Zwitserland, Duitsland tot 1914, 1914-1918, november 1918 - januari 1919Ga naar voetnoot112 Voor onderverdeling zou men kunnen denken aan het conflict met Karl Kautsky (1910) als grens. RL is verdeeld in acht hoofdstukken. Het eerste beschrijft, afgezien de voor RL kenmerkende zijstappen, Rosa's kindertijd en gymnasiumjaren in Polen. Evenals bij Hochdorf (24-25; 47) begint haar tweede hoofdstuk met het vertrek naar Zwitserland, om te eindigen bij het schijnhuwelijk met Lübeck. De overeenkomst met Hochdorf's begrenzing is niet meer dan logisch, de cesuur is onontkoombaar. De verdere compositie van Hochdorf's biografie is dermate rommelig, dat HRH er weinig steun aan gehad zal hebben. Anders ligt het met Kautsky's brievenboek (Luxemburg 1923), zoals uit parallellen blijkt. ‘Het rijke leven’ (hd III) gaat over Rosa's eerste jaren in de Duitse sociaaldemocratie, tot oktober 1904, als zij uit de gevangenis te Zwickau wordt ontslagen. Het volgende korte hoofdstuk, ‘De russische revolutie’ (van 1905), laat na een algemene opmerking zien hoe Luxemburg per trein in oostelijke richting vertrekt (28.12.1905). Hiermee begint eveneens een nieuwe afdeling van het brievenboek.Ga naar voetnoot113 Overigens correspondeert het aantal afdelingen van Kautsky niet met het aantal hoofdstukken van RL; bovendien houdt de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||
brievenuitgave op bij juli 1918.Ga naar voetnoot114 Maar het overeenkomstige vertrekpunt van de gedeelten over de Russische revolutie kan niet toevallig zijn. Ook het eindpunt, de terugreis naar Italië, is in beide boeken gelijk (Luxemburg 1923: 130). De periode vanaf de publikatie van Massenstreik (1906) tot aan de Wereldoorlog is ondergebracht in ‘Vruchten en zaden’ (hd V), over de oorlogsjaren zelf gaat ‘Het lange martelaarschap’ (hd VI), dat gevolgd wordt door ‘De fakkel dooft uit’: Rosa's aandeel aan de Duitse revolutie en haar dood. De titel van hoofdstuk VI heeft iets idealiserends en doet denken aan de ‘milde bijna heilige martelares’.Ga naar voetnoot115 Naar aanleiding van de brieven uit de gevangenis roept HRH hier de meditatieve, gevoelige Rosa op die zij zo bewonderde. Een compositorisch verschijnsel springt dus in het oog. HRH heeft kennelijk enkele cesuren aan Luise Kautsky's brievenboek ontleend. HRH's indeling gaat niet uit van de verwijdering tussen Luxemburg en Karl Kautsky in 1910, maar zij staat een afzonderlijk hoofdstukje aan de Russische revolutie af. Nu was die gebeurtenis voor Luxemburg bijzonder inspirerend, maar ook de revolutie van 1917 greep haar sterk aan en daaraan is geen afzonderlijk hoofdstuk gewijd. Deze compositorische beslissing zal eveneens zijn geïnspireerd door de indeling van Luise Kautsky.
In principe heeft een biografie een chronologische structuur, de levensloop van de held is immers bepalend. Soms moet de biograaf terwille van de thematische ordening vooruit- of teruggrijpen, maar dat zal hij slechts in beperkte mate doen.Ga naar voetnoot116 HRH echter beperkt zich in dit opzicht niet. Dikwijls laat ze de chronologische draad los voor een beschouwing over Rosa's karakter en opvattingen of loopt ze vooruit op latere gebeurtenissen: ‘Wij zijn den tijd een weinig vooruitgeloopen’ (46). Een voordeel hiervan is dat HRH zichzelf zo de kans geeft dieper in te gaan op wat zij essentieel vindt. Het nadeel is dat het relaas er door alle dwarsverbindingen niet overzichtelijker op wordt. Zo'n dwarsverbinding is te zien in het hoofdstuk over de oorlogsjaren. De laatste dag in de gevangenis te Wronki en de gevangenschap te Breslau geeft HRH weer door te citeren uit Rosa's brieven aan | |||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||
Sonja Liebknecht, waarbij de nadruk ligt op het dromerige van Rosa. Het betreft hier drie brieven uit 1917, respectievelijk gedateerd: 2 augustus, ‘half november’ en 24 november.Ga naar voetnoot117 Op deze manier typeert HRH het gedachtenleven van Rosa Luxemburg ten tijde van haar gevangenschap. Hierop volgen een algemene karakterisering van de brieven aan Sonja en een uiteenzetting over Rosa's persoonlijkheid. Verderop (230) vertelt HRH hoe Rosa reageert op de dood van haar vriend Hans Diefenbach (oktober 1917), een aanleiding om Rosa's houding in het algemeen onder de loep te nemen. Volgens haar vlucht Rosa voor de smart in een droomwereld; ze haalt een zin uit een brief van 24 november aan. Pas als hij de brieven erbij haalt komt de lezer erachter dat Rosa's opmerkingen over Diefenbach's dood en de meditatieve sfeertyperingen uit dezelfde of elkaar in de uitgave direct opvolgende brieven afkomstig zijn.Ga naar voetnoot118 In de brieveneditie is de chronologie duidelijk, de thematische ordening van RL onttrekt deze aan het oog. Een andersoortig voorbeeld van niet strikt-chronologische ordening bevatten de eerste twintig bladzijden van ‘Vruchten en zaden’. Eerst wordt kort geschetst hoe in de Duitse sociaaldemocratie na 1906 over de massastaking werd gedebatteerd en hoe Rosa en Karl Kautsky daarover met elkaar polemiseerden (1910, RL: 139v). Daarna deelt HRH mee dat Rosa Luxemburg in 1907 door Kautsky voor een docentschap aan de partijschool werd voorgedragen en beschrijft ze Rosa als docente (140v). Een bespreking van twee werken over economie die ze als docente schreef loopt door tot p. 150. Daar begint een korte kaderpassage die teruggrijpt op de jaren omstreeks de eeuwwisseling en uitkomt bij de strijd om het Pruisische kiesrecht (1910) en het daaraan rakende conflict met Kautsky (152vv). Hiermee is het relaas teruggekeerd bij het beginpunt. Bovendien is er al eerder in RL, bij de beschrijving van de opbloei van de vriendschap met de Kautsky's, geanticipeerd op de uiteindelijke breuk.Ga naar voetnoot119 Dergelijke anticipaties komen in RL vaker voor. Wat RL vooral tot een constructie met allerlei zijdelingse verbindingen maakt, is HRH's neiging voortdurend vanuit het levensverhaal of vanuit besprekingen van publikaties tot algemene conclusies over | |||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||
Rosa's wezen te komen. Wat men ook op deze compositie kan aanmerken, HRH werkt zo wel consequent naar haar centrale doel toe. Een van HRH's doeleinden was de wisselwerking te laten zien tussen Rosa Luxemburg en de tijd waarin ze leefde. Met behulp van kaderpassages laat HRH uitkomen welke omstandigheden van invloed waren op de persoonlijkheid van Rosa Luxemburg. Als postmarxist verloochent HRH in ‘Kinderjaren’ haar achtergrond niet; ze leidt uit de economische verhoudingen in Polen sociale en mentale veranderingen af, dit om het Poolse nationalisme en socialisme tijdens Rosa's jeugd beter te kunnen plaatsen. Het is alsof de marxistisch geschoolde biografe van Rousseau haar stem weer even laat horen: Zulk een storm-en-drang-periode in het industrieele leven van een volk brengt gewoonlijk diepe veranderingen mee in de sociale verhoudingen en in het voelen, willen en denken der menschen. (17) Vaak bevindt een kaderpassage zich aan begin of slot van een hoofdstuk. Hd III begint met een inleiding over de Duitse sociaaldemocratie; dit gedeelte heeft een historisch materialistisch kleurtje meegekregen, maar in mindere mate dan in hd I: De sterkste maatschappelijke kracht echter, die de verburgerlijking en vernationalisering der geheele duitsche arbeidersbeweging tot resultaat had, is de weergalooze ekonomische bloei, samengaande met de ontzaglijke kapitalistisch-imperialistische expansie in het tweede duitsche keizerrijk geweest. (53) De eerste alinea's van hd IV roepen in plastische bewoordingen het ‘stormjaar’ 1905 op. Als vanzelf gaat deze beschrijving over in het verslag van Rosa's vertrek uit Berlijn naar Warschau - een groot verschil met de soms onbeholpen techniek waarmee kaderpassages in DHS waren ingelast. Bovendien zijn ze in RL meestal korter. Het zesde hoofdstuk, om nog een voorbeeld te noemen, eindigt eveneens met een literair geformuleerde algemene situatietypering: De oorlog duurt voort... Een ander karakter heeft het hoofdstuk over de Duitse revolutie: de aandacht is daar van Luxemburg meer naar de revolutie zelf verlegd. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||
De biograaf van een historische figuur als Rosa Luxemburg, die zelf veel (politieke) teksten heeft geschreven, heeft te maken met verschillende soorten documenten. De publikaties van de beschreven persoon maken deel uit van de levensfeiten, maar behoren tot een andere tekstsoort dan de overige documenten waarover de biograaf beschikt.Ga naar voetnoot120 HRH's flaptekst (zie hier p. 190) gaat ervan uit dat Luxemburg's oeuvre deel uitmaakt van haar historische gestalte. Zo is het ook in RL behandeld. Aangekomen bij het levensjaar waarin een werk is geschreven c.q. uitgegeven, zoomt de biografie in op de betreffende publikatie, om daarna de chronologische draad weer op te nemen. Meestal gaat het dan om een boek. De artikelen bespreekt HRH niet systematisch. Ze besteedt wel aandacht aan de polemiek met Lenin (1904) in Die neue Zeit (RL: 95-100) en enkele andere artikelen uit dat blad, evenals uit Die rote Fahne en de Spartakusbriefe,Ga naar voetnoot121 wegens de politieke situatie waarop ze betrekking hebben. Van de publikaties in boekvorm, soms postuum uitgegeven, is Rosa's dissertatie het minst bedeeld, wat gezien het specifieke onderwerp te rechtvaardigen is. De andere boeken worden veelal besproken ter verkenning of illustratie van Luxemburg's ideeënwereld en politiek-strategische opvattingen. Ook haar twee economische werken worden in RL aan een (beknopte) beschouwing onderworpen (143-150). Gelet op de hoeveelheid woorden die ze aan de teksten besteedt, zijn in HRH's ogen drie werken belangwekkender dan de overige: Sozialreform oder Revolution, haar aanval op Bernstein (1899), vervolgens de zgn. Junius-brochure, Die Krise der Sozialdemokratie (1916) en ten slotte Die russische Revolution (1918).Ga naar voetnoot122 Uitvoerig bespreekt HRH ook het programma van de Spartakusbund (261-267). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||
Weer is HRH vooral uit op het kruisen van de degens, de visie van LuxemburgGa naar voetnoot123 moet op haar merites worden geschat.
Als voorbeeld van de manier waarop HRH de geschriften van Luxemburg behandelt, is hier gekozen voor HRH's uiteenzetting over Die russische Revolution. De visie van HRH als religieus-socialiste op dit thema is typerend voor haar beoordeling (anno 1935) van Luxemburg's denkwijze. HRH bespreekt achtereenvolgens ontstaan en inhoud van Die russische Revolution, waarna ze haar mening over de gedachtengang geeft, zodat ze onderscheid aanbrengt tussen haar samenvatting van en kritiek op Luxemburg's betoog. Rosa Luxemburg had haar brochure in gevangenschap geschreven; Paul Levi heeft het manuscript postuum uitgegeven, daarbij tegengewerkt door Clara Zetkin. De laatste deelde in een opstel mee dat Jogiches geprobeerd had de publikatie van Luxemburg's nagelaten manuscript te verhinderen. Zetkin's bezwaar was vooral dat Levi net deed alsof Rosa Luxemburg tot aan haar dood achter haar geschrift stond, hoewel zij in de maanden van de Duitse revolutie tot de overtuiging was gekomen dat ze zich t.o.v de bolsjewiki had vergist.Ga naar voetnoot124 De manier waarop het manuscript in Levi's handen kwam, is door HRH adequaat uiteengezet. De informatie over de kwestie kan ze hebben gehaald uit Levi's voorwoord tot Die russische Revolution (Levi 1922). De voor haar toegankelijke gegevens over de controverse rond Rosa's manuscript heeft HRH echter niet verwerkt, evenmin als Zetkin's beweringen over Jogiches' rol. Hierdoor mist HRH's behandeling van deze zaak historisch perspectief. Wel vermeldde HRH de hypothese van Zetkin c.s. over Rosa Luxemburg's ommezwaai. ‘Laat dit een open vraag blijven’.Ga naar voetnoot125 Een andere vraag is hoeveel feitenkennis Luxemburg bezat toen ze de brochure schreef. Volgens HRH was ze dankzij het Russische gezantschap te Berlijn ondanks haar gevangenschap goed gedocumen- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||
teerd, wat HRH waarschijnlijk baseert op Hochdorf (149). Lukács dacht er anders over.Ga naar voetnoot126 De kernkwesties vatte HRH vaardig samen. Globaal gezien onderschreef Rosa Luxemburg in Die Revolution de taktiek der bolsjewiki, constateert HRH terecht (RL: 221), al werpt Luxemburg zich al in het eerste hoofdstuk op als kritische beschouwer. HRH bespreekt ingrijpende meningsverschillen tussen Luxemburg en de bolsjewiki: de agrarische kwestie, het nationaliteitenprobleem, de dictatuur van de partij en de terreur. Hete hangijzers die inderdaad de grote lijn van Luxemburg's geschrift bepalen. Haar gedachtengang geeft HRH in grote lijnen juist weer, maar opvallend genoeg ontbreekt elke directe verwijzing naar Lukács' kritiek daarop; zijn pogingen om de vloer aan te vegen met Luxemburg's brochure waren genoegzaam bekend. Een enkele parallel tussen HRH's en Lukács' bespreking van de brochure wekt de indruk dat HRH wel van zijn kritiek kennis genomen heeft. Het uitvoerigst behandelt HRH het derde geschilpunt: de algemene afschaffing van de democratie in Rusland kon Rosa Luxemburg niet aanvaarden (Luxemburg 1987: 354vv). In grote lijnen vat HRH de redenering samen, zij het onvolledig. In het kader van een biografie die werk en leven omvat maar geen volledige bespreking van Rosa Luxemburg's oeuvre pretendeert te bieden, zijn zulke beperkingen te verdedigen; bezwaarlijk is wel dat HRH negeert dat Rosa Luxemburg evenzeer tegen de Duitse sociaaldemocraten als tegen Lenin opponeert. Luxemburg valt steeds weer Kautsky aan, de ‘offizielle Tempelwächter des Marxismus’, die de revolutionaire theorie en praktijk heeft uitgehold.Ga naar voetnoot127 Niets hierover in RL, terwijl een hoofdgedachte van Die Revolution toch is dat het socialisme alleen op internationaal niveau verwerkelijkt kan worden en het daarom funest is dat de Duitse sociaaldemocraten blijven steken in misplaatste kritiek op de bolsjewiki. ‘Freiheit ist immer Freiheit der Andersdenkenden’ is een beroemd geworden leus uit het vierde hoofdstuk van de brochure. De partij heeft geen recept voor de revolutie op zak, het nieuwe politiek-econo- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||
misch systeem moet juist organisch ontstaan ‘aus der eigenen Schule der Erfahrung (...), aus dem Werden der lebendigen Geschichte’ (360). HRH heeft zo haar bedenkingen. Zij vindt o.a. dat Rosa hier half materialistischGa naar voetnoot128, half bergsoniaans bezig is en van de beteekenis van den geest en de geestelijke doorbraak in de groote kenteringen der geschiedenis zelfs geen flauw vermoeden heeft. Dit bezwaar laat heel duidelijk de postmarxistische gezindheid van HRH uitkomen. Verder onderschat Rosa Luxemburg volgens haar het rationele element in de revolutie (RL: 227). Hiermee komt HRH tegemoet aan de kritiek van George Lukács. Als een afzonderlijke kwestie uit Die Revolution ziet HRH de terreur, een thema dat bij Rosa Luxemburg als logisch uitvloeisel van de dictatuurkwestie naar voren komt. Het is niet zo vreemd dat HRH gespitst was op Luxemburg's uitspraken over deze materie. Al snel na het ontstaan van de Sovjet-Unie had HRH de terreur als een bedreiging voor de communistische heilstaat gezien.Ga naar voetnoot129 HRH constateert dat Rosa Luxemburg de gevaren van Lenin's ‘schrikbewind’ met vooruitziende blik beschreef, maar in Die Revolution de bolsjewistische terreur niet radicaal verwierp (RL: 228). Ze vraagt zich af hoe Luxemburg ‘de diktatuur van het proletariaat, in casu van de bolschewistische partij’, met democratische vrijheden zou willen combineren. Wat HRH hier weglaat, is dat Luxemburg dit mogelijk probeerde te maken door een onderscheiding in te voeren tussen de dictatuur van de klasse en van de partij.Ga naar voetnoot130 Een onomwonden afwijzing van Lenin's terroristische strategie zoekt HRH in ander werk van Rosa Luxemburg. Net als Levi in zijn Einleitung citeert HRH een zin van het Spartakus-programGa naar voetnoot131 in verband met Luxemburg's mening over de bolsjewiki. Ook haalt HRH er correspondentie van Rosa Luxemburg | |||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||
bij, o.a. de brieven aan Sonja Liebknecht, die getuigen van een mildheid en ‘universeele deernis,’ die in strijd is met elke neiging terreur goed te keuren. Het komt er dus op neer dat iemand als Rosa Luxemburg wel tegen terreur moet zijn geweest.
Op HRH's weergave van de strekking is dus iets aan te merken: uit RL is niet op te maken dat Die Revolution doordrongen is van kritiek op Kautsky als symbool van opportunisme.Ga naar voetnoot132 Ook is er enige overbelichting van het thema terreur te bespeuren; anderzijds is een persoonlijk accent in de bespreking te verdedigen. Al met al bespreekt HRH Die russische Revolution op een aanvaardbare manier. | |||||||||||||||||||||||
5.5.3 De agressieve amazone en de vrouw in het woudDat HRH Rosa Luxemburg's ‘innerlijke eenheid’ wilde laten zien, veronderstelt dat zij (ogenschijnlijk) contrasterende eigenschappen van Luxemburg in het vizier had gekregen. Inderdaad is haar beschrijving van de persoonlijkheid Luxemburg gegrondvest op een dichotomie. Deze voert echter verder dan het onderscheid waarop de flaptekst wijst, de antithese tussen de bloeddorstige rode Rosa die uit de publieke opinie oprees en de meditatieve, fijn-besnaarde intellectuele vrouw uit Briefe aus dem Gefängnis. Verspreid door RL is onderstaande reeks contrasten te vinden, waarbij in HRH's typering van Rosa Luxemburg karaktertrekken en (marxistische) opvattingen aan elkaar gerelateerd worden of in elkaar overgaan. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||
Deze schematisch gepresenteerde tegenstellingen zijn hier niet in een dwingende volgorde geplaatst. Het ene begrip krijgt in RL wel meer aandacht dan het andere, maar het gaat vooral om het totaalbeeld. Dat benadert HRH steeds opnieuw, vanuit wisselende optiek: een omcirkelende beweging. Een facet waar veel passages in RL op wijzen is de tegengestelde werking van de neiging tot verwerping, negatie dan wel tot identificatie, door HRH als volgt omschreven: Ontzaglijk, haast pijnlijk sterk moeten de spanningen in Rosa Luxemburg geweest zijn tusschen het elementaire gevoel van saamhoorigheid, sterk tot vereenzelviging toe, dat haar wezen doorstroomde - saamhoorigheid met plant en dier en mensch, met al het lijdende, maar ook met het vreugdevolle en zich zijn vreugde bewuste leven, - en de hartstochtelijke ontkenning der almenschelijke saamhoorigheid in de klassenmaatschappij, het uitsluiten van de groepen en personen der sociaal-bevoorrechten uit de innerlijke gevoelsgemeenschap, waar zij verdrukten en onterfden (....), door het kapitalisme uitgebuite klassen en door het imperialisme neergeslagen rassen in opnam. Deze spanningen tusschen met-het-gevoel-omvatten en uitsluiten, tusschen gemeenschap aanvaarden en ontkennen, leven in iederen overtuigden marxist (...). De ene pool, meegevoel met al het levende, was een grondeigenschap van Luxemburg, vormde haar diepste wezen (9v; 34); dit ‘universeel medegevoel’ was een van de pijlers van haar versie van het socialisme | |||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||
(288). Door het lijden, d.w.z. door haar gevangenschap tijdens de Wereldoorlog, werd deze kant van haar versterkt (216). Wat normaal gesproken verborgen bleef in diepere lagen van de persoonlijkheid, kwam onder deze extreme omstandigheden aan de oppervlakte. Zo werd haar diepste wezen, met als componenten menselijkheid en saamhorigheid, manifest in de brieven aan Sonja Liebknecht. De uit-sluitende kant van Rosa was er ook, deze Rosa kon agressief zijn. Als politica viel ze herhaaldelijk zonder enige consideratie haar opponenten aan (42v); hierin kon ze erg ver gaan, ook op het persoonlijke vlak (153). ‘Zeker, als polemiste heeft zij bewezen, niet te lijden aan overgroote weekhartigheid.’ (34) De agressieve amazone (75), de spijkerharde politica en polemiste, stond niet los van de vrouw die zich met al het levende verbonden voelde, maar soms had de agressieve kant vrij spel (215); dan verloor zij haar ‘hoogere eenheid’ en raakte haar persoonlijkheid gespleten (216). Het begrippenpaar identificatie-verwerping gaat samen met de antithese tussen gevoel en verstand. Rosa Luxemburg was dichterlijkbegaafd en meditatief ingesteld, zij herschiep de realiteit tot schoonheid en harmonie (9, 21, 79). Haar natuurliefde appelleerde aan haar wetenschappelijk inzicht, maar vond ook aansluiting bij het dromerigpeinzende dat HRH zo sterk in de brieven van Luxemburg is opgevallen (24v, 207vv). Naast een vrouwelijke intuïtie, die HRH onder de diepere zielelagen rangschikte (9, 32), beschikte zij over een ‘borendscherp’ analytisch vermogen (9, 57, 248), waarmee zij tot de kern der dingen door kon dringen. Daar bleef het echter niet bij. Haar ‘aangeboren eenheidsdrang’ (147) bracht haar via analyse ook tot synthese (9), wat weer meer aan de intuïtieve kant zit (79). Maar het besef dat verschijnselen met elkaar samenhangen, negeerde zij in de politieke sfeer, waar de nadruk moest liggen op wat ze scheidde. De theorie stond bij haar in dienst van de strijd en dat verklaart de opzienbarende scherpte van haar polemisch werk (80). Hier het zij het mannelijksterke deel van haar karakter zien, Luxemburg als ‘de Brünhilde van den geest’ (248). Haar persoonlijkheid was echter te gecompliceerd om alles en iedereen ondergeschikt te maken aan de klassenstrijd; vandaar dat zij zich in tegenstelling tot Lenin openstelde voor uitingen van burgerlijke cultuur (33). Toch pleitte HRH de marxiste Luxemburg niet vrij van dogmatisme. De absolute klassentegenstellingen enerzijds en de internationale belangengemeenschap van het proletariaat anderzijds waren axioma's die ze niet liet vallen (60). Als politica was Rosa Luxemburg | |||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||
idealist (215), waarmee HRH wil zeggen dat zij van abstracties uitging en niet van realiteitsbesef en intuïtie. Weliswaar noopte haar kritische mentaliteit niet tot denken in starre patronen, maar onder invloed van haar vriend en leermeester Leo Jogiches helde zij over tot het dogmatisch orthodox marxisme (35). Ten slotte zou zij, tijdens de Duitse revolutie geïsoleerd van de brede maatschappelijke werkelijkheid, vervallen in rechtlijnige marxistische schema's (267). Aan de andere kant kende zij een vooraanstaande plaats toe aan creativiteit en spontaniteit. In plaats van starre organisatie stelde zij de spontane creativiteit en zelfwerkzaamheid van de massa's voorop; zij zouden in en door de revolutie eigen organisatievormen ontwikkelen.Ga naar voetnoot133 Haar marxisme was dan ook dynamisch. In RL wordt dit in de trant van Dietzgen geformuleerd: Haar intuïtie greep het in elkander vervloeien der dingen, zooals zij opkwamen uit den eeuwig zich verjongenden, eeuwig scheppingskrachtigen stroom des levens (....). Haar marxisme is volgens HRH dus star-rationeel in zijn uitgangspunten, maar in zijn dynamische benaderingswijze past het bij Luxemburg's intuïtie. Met het begrip ‘intuïtie’ slaat HRH een brug tussen het ‘wezen’ van Rosa Luxemburg en haar theoretisch-politiek denken. Tevens fungeert de notie ‘creativiteit’ als verbinding tussen de twee aspecten van Rosa. Haar onvoorwaardelijke, ‘bijna mystieke geloof’ in de zowel destructieve als creatieve kracht der massa's correspondeert met het geloof in ‘de onuitputtelijke scheppingskracht van het leven zelf, waarvan vooral haar brieven getuigen’ (64). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||
Het begrip ‘creativiteit’ omvat ook de artistieke aanleg van Rosa Luxemburg, haar gevoel voor muziek en poëzie. Dit zal een van de eigenschappen geweest zijn waardoor de dichteres, die de voorliefde voor Mozart met Rosa Luxemburg deelde, zich tot op zekere hoogte met haar kon identificeren. Door toedoen van Jogiches (vgl. RL: 105) was haar politieke werkzaamheid consequent gericht op ‘de laatste doeleinden’: de grote revolutie. Daaraan onderwierp zij woord en daad, wat haar marxisme een activistisch karakter gaf (101, 175). Hiermee hing het voluntaristisch aspect van haar denken en doen samen. Dit aspect van Luxemburg's gedachtengang spreekt HRH in 1935 nog steeds aan. Ze ziet het voluntarisme als de sterke kant van Die Akkumulation, de tendens tot het economisch determinisme als een terugval (149). Wat theoretisch het voluntarisme is, correspondeert psychologisch met de geestkracht van Rosa Luxemburg: haar revolutionaire wilskracht is enorm, het is een van haar diepste drijfveren (79, 248). Dit persoonlijkheidskenmerk rekent HRH tot de politieke, strijdbare kant van Rosa Luxemburg; het was beter geweest als ook haar wilskracht door ‘meegevoel’ was bepaald en even leek het daar ook op (216). Toch is de ‘wil’ niet geheel in het contrast tussen de twee Rosa's te plaatsen, want er is ook een tegenstelling binnen de politieke zijde van Rosa: haar ratio die de realiteit wil doorgronden staat tegenover haar sterke wil, die de dingen wenst te veranderen (57).
Uit RL kan men ook de tegenstelling tussen een realistische en een romantische levenshouding afleiden. HRH geeft Luxemburg's realisme niet met zoveel woorden aan. Realist is de Rosa Luxemburg van HRH echter wel, voorzover zij in de politieke praktijk van het Pools-Russische activisme geschoold is (vgl. 102v), zich voortdurend bewust is van het effect van haar woord (80) en een bepaald politiek verantwoordelijkheidsgevoel heeft (156). Tegelijk is zij romantisch ingesteld en dat krijgt in RL meer gewicht. In Rosa Luxemburg is al vroeg een onlesbaar verlangen naar de verten ontwaakt (11). Later luistert ze naar de nachtegaal: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||
Hoe zou een vrouwenhart, waarin het romantisch verlangen nooit is gestorven, niet elk jaar opnieuw het smachtend klagen en den extatischen jubel genieten, betooverd en vervoerd?Ga naar voetnoot135 Volgens HRH heeft Luxemburg een romantische kijk op het leven, heeft ze een neiging tot idealiseren. Daaronder verstaat HRH iets anders dan het hierboven genoemde politiek idealisme, zoals blijkt uit dit citaat, waarin HRH het dualisme van Rosa Luxemburg omschrijft: Aangeboren moed (...) vermengde zich in haar aanleg met een sterke behoefte, het leven te idealiseren, dat is, met een neiging tot poëtische romantiek. Haar scherp verstand kon de elementen der werkelijkheid nòg zoo onbarmhartig ontleden, haar poëtisch gemoed weefde in zijn stille kluis, uit verlangen en verwachting, uit verheerlijking en vergoding, onbekommerd verder aan het gouden weefsel, dat een deel dier werkelijkheid in onwerkelijke schoonheid glanzen deed. Hier lag in haar natuur een tweespalt, die zij nooit geheel overwon. (21) Dit verlangen heeft ook een politieke dimensie; als revolutionair verlangen is het gestimuleerd door het Communistisch manifest (58; 293). In het ‘Besluit’ brengt HRH Luxemburg onder bij ‘het romantisch socialistisch radikalisme’, omdat zij in haar laatste levensfase blind was voor de maatschappelijke realiteit en zo haar volgelingen naar de ondergang leidde (293; vgl. 245). In de gevangenisperiode die hieraan voorafging, vluchtte Luxemburg volgens HRH voor de werkelijkheid. Het persoonlijk leed (de dood van haar vriend Diefenbach, vgl. hier p. 209) durfde zij niet onder ogen zien, maar evenmin de ellende die de oorlog over heel Europa bracht (231). Gebrek aan realiteitsbesef ziet HRH ook in haar onderwaardering van het effect van hervormingen op de noodlijdende proletariër. Rosa Luxemburg was uit op het directe politieke effect, de ‘heroïsche daad’, waardoor ze minder opvallende, trager werkzame invloeden miskende.Ga naar voetnoot136 Al met al overheerst in RL de opvatting dat Luxemburg een romantische figuur was, psychologisch en politiek gesproken; toch houdt HRH vast aan Rosa's tweezijdigheid, zoals het citaat over haar ‘tweespalt’ laat zien. Het dualistische van Rosa Luxemburg is ook een kwestie van afkomst. Rosa Luxemburg was geworteld in het Pools-Russische | |||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||
revolutionair milieu, maar verrichtte haar meeste arbeid in de sfeer van de Duitse sociaaldemocratie; in haar gaan Oosteuropese en westerse tendensen samen, het conspiratieve activisme waarin Jogiches zo bedreven was en het felle debat van de democratie. Dat Luxemburg het volhield tussen deze twee werelden te balanceren, ‘is bijna een mirakel’. Een ander effect van haar Poolse achtergrond was de doorleefdheid van haar internationalistisch streven (39v). Ook probeerde ze herhaaldelijk als intermediair op te treden (36v); HRH zag in haar activiteiten de ‘rustelooze vereffenende werkzaamheid’ tussen de arbeiderswereld van Oost en West. Haar enthousiasme voor de beide Russische revoluties, die van 1905 en 1917, bracht Luxemburg ertoe Russische ervaringen in de Westeuropese sociaaldemocratie te incorporeren (126v, vgl. 292). In de polemiek met Lenin (1904) ziet HRH een controverse tussen oosters-dictatoriaal en westers-democratisch denken (96, 99). In de visie van Rosa Luxemburg zijn zowel democratische als Pools-Russische revolutionaire elementen opgenomen (vgl. 51, 56). Zo schetst HRH een beeld van Luxemburg dat zowel Oost- als Westeuropese kanten heeft: in haar polemiek met Lenin helde zij meer naar westers-democratisch denken, haar activisme droeg het Oosteuropees stempel van autoritaire conspiratie.
HRH's antithetische karakterisering van persoonlijkheid en denken van Rosa Luxemburg kan gekoppeld worden aan de tegenstelling tussen mannelijk en vrouwelijk, mits deze als abstractie wordt opgevat. In de eerste plaats tenderen veel formuleringen in RL naar dit schema: Luxemburg had een vrouwelijke intuïtie; in haar vrouwenhart huisde een romantisch verlangen; het mannelijk-sterke deel van haar bedreef op scherpe wijze polemiek. Daarbij sluit een andere zinswending aan: in 1918 hunkerden de massa's naar haar mannelijk-sterke woord (237). Een tweede argument voor het schema mannelijkvrouwelijk is dat de meeste kenmerken die HRH aan Luxemburg toeschrijft zonder moeite in het schema kunnen worden ondergebracht. Vanuit deze gedachtengang zijn die neigingen in Rosa Luxemburg vrouwelijk, die in-sluitend, omvattend zijn: haar liefde, menselijkheid, universele meegevoel, tendens tot identificatie en tot synthese, creativiteit, intuïtie, dromerig mijmeren en romantisch verlangen, maar ook dionysische vreugderoes en extase (75). Mannelijk daarentegen zijn de uit-sluitende, uiteen-leggende strevingen, haar scherp-analyserende ratio, verstandelijke verklaringsdrang, hang naar het dogmatische, agressie, strijdlust die niets en niemand ontziet. De | |||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||
‘vrouwelijke’ eigenschappen hebben hun oorsprong in de sfeer van het onbewuste, de ‘mannelijke’ horen thuis in het gebied van de rationaliteit. In RL is er een duidelijk verschil in waardering voor de twee zijden van Rosa Luxemburg. Ook in de politica Luxemburg ‘manifesteert zich de edele mensch’ (215), maar als HRH kritiek heeft op RL gaat het meestal om masculiene eigenschappen. De enige gedeeltelijk verwerpelijke vrouwelijke karaktertrek is de romantisering. Zo maakt dit schema het voor HRH mogelijk haar fundamentele kritiek op Luxemburg te combineren met bewondering voor en idealisering van haar gewezen idool. Wat haar tegenstaat, brengt HRH meestal onder bij ‘de tweede Rosa’ (215), zodat zij ruimte overhoudt voor een positief beeld van de andere gestalte, de zachtere Rosa Luxemburg. Het schema van HRH berust niet zozeer op analyse, maar is eerder een constructie, namelijk van een asymmetrische dubbelfiguur; de ene helft staat dicht bij het ideale mensbeeld van HRH, de andere helft beweegt zich van het ideaal af in een bedenkelijk-radicale richting. Maar HRH was er uiteindelijk op uit de eenheid in het wezen van Rosa Luxemburg aan te tonen. Die zoekt ze in de ‘revolutionaire drang’ (56), die de zachte, in-sluitende met de harde, buitensluitende kant verbindt. Het is ‘de moederstroom, die met zijn kracht alle vertakkingen van haar persoonlijkheid voedde (57).’ Hierboven hebben we al gezien dat ook de creativiteitsnotie een verbinding tussen de twee Rosa's legt. Het dualisme van Luxemburg is ondergeschikt aan de eenheid die aan de basis van haar persoonlijkheid ligt. Dat Rosa Luxemburg ten diepste een harmonisch wezen is, laten haar brieven uit de gevangenis aan Sonja Liebknecht zien, met hun worsteling om de innerlijke vrede te bewaren, de uit uiterste spanningen gebouwde, telkens weer bedreigde, goddelijke sereniteit, de blijvende stemming, die uit alle, ook de meest disharmonische elementen, een verwonderlijk rijken en zuiveren samenklank schept. (211) Het gevoelige, dromerige maakt de kern van Rosa's karakter uit. In de eveneens ingekeerde brieven aan Luise uit zich ‘de ziel van haar ziel’, zegt HRH (zie hier p. 195). Het is niet HRH's bedoeling alle masculien-rationele kenmerken van Luxemburg zwart te maken; zij vindt dat er meer evenwicht had moeten zijn tussen beide kanten van de persoonlijkheid. In de gevangenis komt Rosa's gevoelige natuur tot in het extreme naar voren, wat | |||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||
weer tot een over-reactie in de andere richting zal leiden als ze vrij komt, zonder enige inbreng van ‘de zachte krachten van haar wezen’ (215v). M.a.w., het gevoelsleven en de ratio moeten elkaar in balans houden, de zachte krachten zijn daarvoor onmisbaar, maar hebben zelf ook weer een tegenhanger nodig om niet uit het lood te raken. De zachte krachten figureren in het bekende sonnet uit Verzonken grenzen als de liefde die zin aan al het leven geeft (Roland Holst 1920b: 9); ze komen nog voor in de late bundel Wordingen.Ga naar voetnoot137 Onderstaande vier regels uit de bundel spreekkoren De stem die roept vormen één strofe van een koorzang: Ik geloof aan den eindelijken zegen
in menschheid van het moederlijk beginsel;
ik geloof aan toekomstige maatschap
die op zachte krachten steunen zal...Ga naar voetnoot138
De zachte krachten worden in een adem genoemd met het moederlijk beginsel, wat weer aan het vrouwelijke deel van het persoonlijkheidsschema uit RL doet denken. Deze vrouwelijke kant van Luxemburg komt in het gedrang als ze zich in de Duitse revolutie stort. Haar denken is dan in (marxistische) schema's verstard (267), raakt meer en meer los van de realiteit (259), elk beroep op universele saamhorigheid ontbreekt (263). Het marxisme dat nu resteert, mist de dynamiek van Rosa's vroegere theorie. ‘Ach, waar zijn de gouden droomen gebleven der scheppingskracht, die de wonderroede der revolutie in de massa's opwekt? (273)’ Uit HRH's formulering spreekt desillusie. Had Rosa Luxemburg maar vastgehouden aan haar oorspronkelijke visie, die het mannelijk-rationele door de dialectiek koppelde aan het vrouwelijk-creatieve. Dan had ze ook de ‘hoge sociale idee’ bewaard die de kern van haar wereldbeschouwing vormde. Juist deze idee bracht haar innerlijk leven tot harmonie (80). HRH's constructie bevat een interne tegenstrijdigheid. De harmonie waarin de twee Rosa's één zijn, schuilt in haar diepste wezen, maar manifesteert zich in bepaalde brieven. De Rosa zoals die zich daarin uit, is een figuur van haast goddelijke sereniteit, een ‘bijna-heilige’. Het harmonische is daarmee meer een kwaliteit van de gevoelige, intuïtieve Rosa, dan van de bikkelharde polemist; de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||
‘grondtoon’ van haar wezen is blijkbaar vooral in één kant van de persoonlijkheid te beluisteren. De levensvisie van Rosa Luxemburg wordt weliswaar gedragen door een eenheid scheppende sociale idee, maar heeft ook iets tegenstrijdigs; dat is inherent aan de leer van de klassenstrijd. Een verzoening tussen beide kanten van de gespleten gestalte, tussen identificatie en verwerping, is pas mogelijk op een hoger niveau, dat van het religieus-socialisme (57v). Voor HRH is de sociale ideeGa naar voetnoot139 het grondbeginsel van elk waarlijk socialisme, het marxisme inbegrepen. Onder deze sociale idee verstaat HRH een zedelijke drijfveer, die ook in Luxemburg werkzaam was: ‘de arbeidersklasse te verlossen uit nood, druk, ellende, en door haar de menschheid’ (10); een op universeel heil gerichte drang (193), een hartstochtelijke drang naar gerechtigheid (288).Ga naar voetnoot140 Maar Rosa Luxemburg identificeerde de socialistische idee uitsluitend met de klassenstrijd (289); haar geest ‘bleef in den ban van een politiek idealisme, dat zich om bepaalde aspecten der werkelijkheid eenvoudig niet bekommerde.’ (85) Die ‘bepaalde aspecten’ betreffen de contradictie tussen sociale en destructieve neigingen, beide door de klassenstrijd in de massa's wakker gemaakt. In zijn idealisme was het marxisme eenzijdig op het rationele gericht (194), het beperkte zich tot ‘omzetting van de noodzakelijkheid in werkelijkheid’ (263), aldus het doel, het rijk der vrijheid uit het oog verliezend. Rosa Luxemburg erkende niet dat zijzelf ethisch gemotiveerd was; zij had, om een dichtregel van HRHGa naar voetnoot141 aan te halen, haar diepste zijn verraden, zij miskende het belang van de ethische motieven en krachten, die het moderne socialisme onder zijn wetenschappelijk materialistisch omhulsel als erfenis eener eeuwenlange ontwikkeling meedroeg (...). De catastrofe die de Eerste Wereldoorlog ook voor de socialisten was, confronteerde hen ondubbelzinnig met irrationele factoren in de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||
geschiedenis. De mensheid zou naar ‘het boven-rationeele in zichzelve en buiten zichzelve’ moeten zoeken (194). HRH's fundamentele verwijt aan het adres van Rosa Luxemburg is dat ze zich heeft afgesloten voor de in het boven-rationele gewortelde ethische drijfveren. Toch is er in haar een religieuze tendens; doordat zij elke vorm van godsdienst verwerpt, zoekt haar transcendentale behoefte aan verering een uitweg in de aanbidding van de klassenstrijd (288v).Ga naar voetnoot142 HRH stelt daar tegenover dat het socialisme een religieuze grondslag nodig heeft, waarbij elke individu of groep verder kijkt dan de ‘eigen beperkte doeleinden’ en zich richt op ‘de Oneindige Doeleinden’ (263). HRH's kritiek op Rosa Luxemburg heeft een levensbeschouwelijke component; dat geeft RL een bepaalde kleuring en bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van dit boek. Hierboven (p. 184) is al iets over HRH's ‘nieuwe socialisme’ gezegd. De consequentie van HRH's ethisch, door religie geïnspireerd socialisme is dat ze dogmatisch denken en geweld verwerpt. Daarom is voor HRH de opvatting van Luxemburg over terreur een toetssteen, want hieruit blijkt of zij beslissingen neemt op grond van marxistische orthodoxie dan wel ethische bewogenheid. De ethische tendens in het socialisme van HRH is een van de factoren die haar sympathie naar de vrouwelijke eigenschappen van Luxemburg doen uitgaan. De ‘zachte’ kant van Rosa Luxemburg geeft immers de meeste ruimte aan de gevoelens van saamhorigheid die deel uitmaken van het streven naar gerechtigheid.
HRH was schatplichtig aan het beeld dat de toen bekende brieven hadden geprojecteerd, Luxemburg's dualisme heeft ze al in verschillende publikaties aangetroffen. Maar HRH heeft het dualisme uitgewerkt tot een groots schema dat alle haar bekende aspecten van Rosa's persoonlijkheid omvat en onder één noemer probeert te brengen. Hierin ging HRH veel verder dan haar tijdgenoten en in dit opzicht is haar karakterisering van de zachte en de harde Rosa uitgegroeid tot een oorspronkelijke interpretatie. Andere eigen accenten legde HRH met de kritiek vanuit haar nieuwe socialisme, het verwijt dat Luxemburg's marxisme te star was en de gedachte van de brugfunctie tussen Oosten en Westen. RL bevat dus tamelijk oorspronkelijke ideeën. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||
Rosa Luxemburg, zoals geportretteerd door HRH, staat niet geheel los van de Garibaldi die DHS beschrijft. Beiden zijn grootse en tegelijk tragische figuren, gedreven door meegevoel; ze voelen zich één met al het levende, voor beiden is de wil van de massa's van belang. Garibaldi's persoonlijkheid in DHS heeft echter niet het dualistische dat RL laat zien. In Garibaldi zijn droom en daad meer tot symbiose gekomen dan in Rosa Luxemburg, voor wie de droom in een ander gebied heerst dan de ‘heroïsche daad’ (86).Ga naar voetnoot143 De tragiek van de daadkrachtige met zijn droom die in de daad verbrokkelt, is in RL vervangen door het treurig lot van de briljante marxiste die uiteindelijk haar tijd niet heeft begrepen en door tragiek op een ander niveau: de ideale Rosa wordt meer en meer verdrongen door haar agressievere tegenhanger. Om dit verlies treurt HRH in haar biografie.
In HRH's visie is Rosa Luxemburg een martelares, ten prooi gevallen aan moordenaars, een stereotype dat men in linkse literatuur uit de twintiger jaren vaker aantreft.Ga naar voetnoot144 HRH knoopt hieraan de religieuze notie van schuld vast. Het martelaarschap van LuxemburgGa naar voetnoot145 is tevens een (ongewilde) boetedoening, want zij heeft schuld op zich geladen: door op te roepen tot gewelddadigen strijd, had zij in haar aanhangers dezelfde bloeddorstige aandriften gewekt als die, welke zich in die onmenschen tegen haar keerden...’ (286v) Ook dit motief komt in meer postmarxistische werken van HRH voor. Een voorbeeld is het spel Wij willen niet, waarin martelaarschap een oude schuld vereffent.Ga naar voetnoot146 De verandering in HRH's visie heeft haar ver afgebracht van het marxisme van Rosa Luxemburg. In RL gaat haar sympathie bijvoorbeeld meer uit naar Jaurès dan naar Luxemburg, althans in levensbeschouwelijk opzicht (o.a. 93), een tendens die later nog sterker is geworden; zo treedt Jaurès in de dichtbundel | |||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||
Wordingen (1949) op de voorgrond, terwijl Luxemburg er nauwelijks in voorkomt. Misschien was het niet HRH's oorspronkelijke bedoeling, maar RL is gaandeweg meer en meer een afrekening geworden met een voor HRH achterhaalde variant van het marxisme, waarvan Rosa Luxemburg een representante was. Met deze veronderstelling laat zich verklaren dat HRH uitvoerig stilstaat bij de beoordeling ook van het marxisme in het algemeen. Sommigen van ons hebben sindsdien geleerd - door hoeveel leed, schade en schande -. dat de door Rosa Luxemburg zoo hartstochtelijk beleden waarheid even beperkt en eenzijdig was, als elke andere menschelijke waarheid. (61). In deze beperkte waarheid heeft ook HRH eens hartstochtelijk geloofd. Rosa Luxemburg, in RL als dogmatisch marxiste gekarakteriseerd, is een afspiegeling van de marxiste die HRH zelf ooit is geweest. Haar kritiek op deze kant van Rosa is in laatste instantie zelfkritiek in retrospectie. | |||||||||||||||||||||||
5.5.4 De man achter de schermenHRH's biografie over Rosa Luxemburg gaat in de eerste plaats over haar persoonlijkheid en ideeënwereld, daarnaast over vriendschappen. Op één daarvan ga ik in, met als doel HRH's weergave van deze relatie exemplarisch aan de door haar gebruikte documenten te toetsen. Haar politieke scholing had Luxemburg voor een belangrijk deel aan Leo Jogiches te danken;Ga naar voetnoot147 zij leerde hem kennen tijdens haar studie in Zürich. Deze politiek strateeg van het samenzweerderstype was tevens haar minnaar; hun relatie was stormachtig. Beiden hadden meer verhoudingen; eens dreigde Leo uit jaloezie Rosa Luxemburg dood te schieten (Ettinger 1988: 148). Dit blijkt uit pas later vrijgekomen documenten, HRH moest het met minder gegevens doen. Wat kon zij over Jogiches te weten komen? Weinig substantieels, al was er uit schetsmatige opstellen van zijn tijdgenoten wel wat verspreide informatie op te diepen. Uit dergelijke brochures heeft HRH biografische mededelingen over Jogiches' jonge jaren verza- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||
meld.Ga naar voetnoot148 Meer dan op biografische feiten gingen zulke opstellen in op Jogiches' persoonlijkheid, die de auteurs meestal uit eigen waarneming kenden. De karakteristiek ‘schuwe samenzweerder’ nam HRH letterlijk over van Luise Kautsky;Ga naar voetnoot149 Karl Kautsky was uitvoeriger in zijn karakterbeschrijving, waaraan HRH ook het een en ander ontleende.Ga naar voetnoot150 Hij zag Jogiches als een dictator, net als Lenin; die vergelijking laat HRH weg (28). Hierbij sluit aan wat Hochdorf (35) over Jogiches schrijft: ‘Alle, die mit Leo Jogiches zusammentrafen, verfielen zugleich in Verwunderung und Wut’, dit laatste vanwege zijn autoritair en hard optreden jegens medestrijders. De geciteerde zin is door HRH in haar exemplaar van een uitroepteken voorzien, Hochdorf's karakterisering is haar opgevallen; deze sluit ook aan bij het beeld dat zij van Jogiches geeft, al heeft ze het zinnetje niet letterlijk overgenomen. Genuanceerder besprak Radek Jogiches' karakter. Zijn opstel is meeslepend geschreven. De mengeling van gereserveerdheid (hij had zelf ruzie met Jogiches gekregen) en bewondering geeft het een zekere geladenheid. HRH noemt Jogiches' ‘kantigheid’, wat zij letterlijk uit Radek's Duits vertaald heeft (RL: 26). Het verbazingwekkende tempo waarin hij zich inwerkte in voor hem nieuwe materie (Radek 1921: 41) wordt door HRH eveneens vermeld (28, nt), maar ze laat niet merken dat Radek het dictatoriale van Jogiches nuanceert. Oppositie duldde hij in zijn partij niet; voor zijn vrienden deed hij echter alles (Radek 1921: 44v). Bij HRH vindt men alleen de heerserskant van Jogiches terug, met Kautsky (1921) als bron. Als contrast met Kautsky's negatieve kijk haalt zij Zetkin (1934) naar voren. Clara Zetkin noemt Jogiches een bescheiden organisator, een dialectisch-begaafd denker, die theorieën en acties kritisch analyseerde (1934: 130, 110). HRH laat doorschemeren dat ze Zetkin's oordeel al te positief vindt (30). Haar eigen beeld van Jogiches is vooral gebaseerd op haar analyse van twee afbeeldingen; de ene laat Jogiches a.h.w. met een masker zien, als een poseur, de ander toont de beproefde figuur die in de Duitse revolutie veel heeft geleden. ‘Maar buitengewone krachten van geest en wil vermogen wij in de vermoeide trekken niet te ontdekken.’ (31) | |||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||
Over zijn activiteiten in de Poolse socialistische beweging deelt HRH nauwelijks iets mee (27). Haar bronnen laten er iets meer over los;Ga naar voetnoot151 met enige moeite had HRH haar relaas kunnen aanvullen met details, waardoor het minder schematisch zou zijn geworden. Al de bovengenoemde publicisten doen een poging de verhouding tussen Rosa Luxemburg en Jogiches te kenschetsen. Uit het perspectief van de huidige lezer is de opvallendste tekortkoming van HRH's beschrijving van die relatie dat ze aan de erotische kant ervan slechts één zinsnede heeft gewijd. De oorspronkelijke verhouding van leermeester en leerling werd ‘door een erotisch element gekompliceerd’ (30). Niets in RL brengt de lezer op de gedachte aan een hartstochtelijke, gecompliceerde relatie. Nettl (1966: 378, nt) noemt HRH's omschrijving ‘quite wrong’. Verleggen we het perspectief echter naar 1934, toen RL werd geschreven, dan is er meer begrip op te brengen voor HRH's voorstelling van zaken: wellicht sprak men toen wat minder gemakkelijk over een actief liefdesleven van een in de publiciteit tredende vrouw met ontwikkeling. Mogelijk heeft ook meegespeeld dat HRH liever over de verhouding met een zachtzinnig minnaarGa naar voetnoot152 als Diefenbach schreef, een ziel in harmonie met Rosa's aard ‘schoonheid zoekend en genietend’ (160). Rosa's reactie op de dood van Hans Diefenbach wordt uitvoerig weergegeven (229v), anderzijds maakt HRH slechts met mate gebruik van de beschikbare informatie over Diefenbach.Ga naar voetnoot153 Dat HRH de relatie met Jogiches terughoudend beschrijft, komt ook doordat geen van de door haar gebruikte publikaties duidelijk laat merken hoe intiem Jogiches en Rosa Luxemburg met elkaar omgingen. Luise Kautsky wist er wel van, maar zweeg uit kiesheid over hun problematische relatie.Ga naar voetnoot154 Luise gaf slechts één futiele aanwijzing; in een brief uit 1907 dringt Rosa er bij haar op aan geen contact met Jogiches op te nemen; in een voetnoot zegt Luise Kautsky dat Rosa in deze tijd een persoonlijk conflict met hem had (1923: 136). De documenten maken wel duidelijk dat zij hun leven lang met elkaar bevriend bleven, maar laten de aard van de vriendschap in het midden of spreken daar verhullend over. Zetkin noemt | |||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||
Jogiches ‘Rosa Luxemburg's ebenbürtiger Freund, der Arbeits- und Kampfgenosse langer Jahre’. Niet bepaald een formulering die wijst op een gepassioneerde relatie.Ga naar voetnoot155 Hetzelfde geldt voor een opmerking van Radek (1921: 42), die al dan niet bedoeld gelezen kan worden als aanwijzing voor een platonische verhouding: Jogiches ‘beeinflußte im regsten geistigen Verkehr die literarische Tätigkeit Rosa Luxemburgs’ (curs. HS). Daar draaide niemand om heen: Jogiches had Rosa Luxemburg diepgaand beïnvloed. Radek noemt de invloed op haar publicitair werk; de scherpzinnigheid van Rosa's artikelen in de Poolse pers is tot die invloed te herleiden. Een zwakke plek in de redenering van Rosa Luxemburg's artikelen werd direct door Jogiches opgemerkt (1921: 42). Dit stemt overeen met Zetkin's conclusie; zij zag in Jogiches ‘der unerbittliche Kritiker der theoretischen Erkenntnis und des praktischen Handelns’, Rosa's kritische geweten, de persoonlijkheid die een stempel op Rosa's levenswerk heeft gedrukt en bijvoorbeeld zijn bijdrage aan het ontstaan van de Juniusbrochure heeft geleverd.Ga naar voetnoot156 In RL wordt een van Zetkin's opmerkingen aangehaald (28), samen met een andere uitlating van Zetkin: hij zag het groeien van Rosa's persoonlijkheid niet als een belemmering voor zichzelf (28v). Hieruit leidt HRH af dat Rosa Luxemburg en Jogiches volgens Zetkin steeds meer op gelijk niveau kwamen te staan, iets wat zij zelf betwijfelde.Ga naar voetnoot157 HRH wijst erop dat Rosa Luxemburg ook later haar werk aan het oordeel van Jogiches onderwierp; zij beroept zich ook op Kautsky's bewering dat Rosa Luxemburg alleen voor Jogiches respect had.Ga naar voetnoot158 Jogiches' invloed op het denken van RL was groot, vindt ook HRH; voorzover zij rechtlijnig-marxistisch dacht, was daarin mede de uitstraling van ‘den mentor harer jeugd’ te zien (35). Tegelijk beperkt de laatste formulering Jogiches' belang weer tot de jonge jaren van Luxemburg. HRH's behandeling van deze materie laat zien dat zij in staat was, zij het met wisselend succes, bronnen kritisch met elkaar te vergelijken. Hier doet zich echter een compositorische merkwaardigheid voor. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||
De schering en inslag-structuur van RL brengt in dit geval met zich mee dat informatie over Luxemburg's latere omgang met Jogiches wordt gepresenteerd in het hoofdstuk over de Zwitserse jaren, haar begintijd. Een gevolg hiervan is dat Jogiches' aandeel in de latere hoofdstukken van RL uit het zicht verdwenen is; nergensGa naar voetnoot159 wordt nog gewezen op zijn invloed op Rosa's werk. Alsof HRH zelf is vergeten dat Jogiches achter de schermen nog steeds op Rosa Luxemburg inwerkte. Dit effect wordt versterkt doordat RL het wel en wee van de Spartakusgruppe tijdens de Duitse revolutie (1918/19) beschrijft zonder te vertellen wie de eigenlijke leider daarvan was: Jogiches. Ook hierover lieten HRH's bronnen geen misverstand bestaan. ‘Durch seine Zimmer im Büro des Spartakusbundes marschierte tagtäglich die Ganze Partei durch’.Ga naar voetnoot160 Tevens was hij een van de oprichters van Die rote Fahne, aldus Zetkin (1934: 111), die dit blad vergelijkt met Neue Rheinische Zeitung.Ga naar voetnoot161 Jogiches' aandeel in de oprichting komt echter in RL evenmin als zijn rol in Spartakus aan bod. In het betreffende hoofdstuk is Jogiches weggeretoucheerd, alleen Liebknecht en Luxemburg zijn overgebleven: een vertekend beeld. | |||||||||||||||||||||||
5.5.5 Vergissen is menselijkHet verbeeldingskarakter van DHS werd voor een aanzienlijk deel bepaald door de focalisatie; de lezer kreeg Garibaldi's gedachten uitgebreider onder ogen dan aan de hand van bronnen kon worden verantwoord. RL is ook in dit opzicht soberder, slechts enkele malen treedt Rosa Luxemburg op als interne focalisator; mede hierdoor maakt het boek een zakelijker indruk dan DHS. In één geval is een gedachte van Rosa ingebed in een passage die scenisch is weergegeven (119v); vrienden doen haar uitgeleide als zij per trein naar Polen vertrekt. Dit is beschreven door Luise Kautsky in een noot bij een brief (Luxemburg 1923: 89); HRH breidt het tafereeltje sterk uit en last gedachten van Rosa (en de anderen) in. In Rosa's brief en Luise's toelichting zijn slechts weinig aanzetten tot deze ingebedde focalisatie | |||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||
te vinden. Op enkele andere plaatsen berust gedachtenweergave op bronnen.Ga naar voetnoot162 Al leek DHS op een roman, HRH nam de bronnen serieus; ze probeerde feiten juist weer te geven. Wat dat betreft is er geen principieel verschil met RL. Soms mislukte dit streven echter, DHS bevat nogal wat fouten.Ga naar voetnoot163 Het aantal onjuistheden is in RL minder groot, maar dat geldt ook voor het aantal details - er was dus minder kans op fouten. Vergissingen maakte HRH echter wel; net als in DHS levert ook hier de datering problemen op, een enkele maal is informatie niet geheel juist weergegeven. In ‘De fakkel dooft uit’, het hoofdstuk over de Duitse revolutie, culmineren de fouten. Een voorbeeld van verwarring rond dateringen is de volgende kwestie. Na haar promotie (1.5.1897) verliet Rosa Luxemburg Zwitserland, ze verbleef een poos in Frankrijk. Uiteindelijk wilde ze echter naar Duitsland; daarom trouwde ze voor de schijn met ene Lübeck. Blijkbaar speelt dat zich weer in Zwitserland af (47vv). In werkelijkheid ging het enigszins anders. In mei 1897 bracht Luxemburg haar laatste lange bezoek aan Parijs,Ga naar voetnoot164 daarna verbleef ze weer in Zwitserland, vanwaar ze een jaar later naar Berlijn reisde. Het vage van HRH's relaas is te wijten aan haar bron, Luise Kautsky (1929: 31), die de zaken onduidelijk heeft voorgesteld.Ga naar voetnoot165 Het verslag van het conflict Luxemburg-Kautsky is onlogisch. HRH beweert dat beiden probeerden een breuk te vermijden, ondanks de polemiek uit 1910. Als argument geeft ze dan dat Karl Kautsky haar in 1907 aan een betrekking bij de partijschool hielp (140). Toen was er echter nog geen conflict, het sluimerde hooguit. HRH stelt de verhouding met Kautsky omstreeks 1910 te rooskleurig voor, waarbij ze zich zonder argwaan laat leiden door Luise's visie (Kautsky 1929: 40). Ook van de vriendschap tussen Luise en Rosa geeft ze een niet geheel juiste indruk. Volgens RL bleven de twee elkaar ondanks alles tot het allerlaatst trouw (68, 154). Luise heeft zelf ondubbelzinnig | |||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||
verklaard dat ze niets van Rosa's latere radicalisme moest hebben en haar (in 1918-1919) niet meer wilde ontmoeten (Luxemburg 1923: 232v). Het zwakste hoofdstuk van RL is het deel over de Duitse revolutie van 1918-19. Ik volsta hier met een verwijzing naar een artikel uit De socialistische gids (‘X’, 1936). De anonieme schrijver stelt dat HRH op eenzijdige bronnen afging, ze vertrouwde op de ‘kolommen der Rote Fahne’, waarin men ‘heel het verloop der tragedie’ kon volgen (RL: 249). Niet bepaald de meest objectieve bron. Hij geeft afdoende en minder sprekende voorbeelden van fouten in HRH's verslag van de gebeurtenissen; o.a. voegt HRH twee bezettingen van het Vorwärts-gebouw te Berlijn samen tot één, wat weer andere fouten in haar betoog veroorzaakt. In de studie van Bernstein (1921) had ze informatie over beide bezettingen kunnen vinden (Schaap 1984: 247). HRH had gelegenheid genoeg de informatie uit politiek tegenover elkaar staande kranten te vergelijken, te verifiëren en aan te vullen (vgl. ook p. 206). Ondanks alle bezwaren die aan HRH's hoofdstuk kleven, moet men wel toegeven dat haar visie op de revolutie van 1918-19 doordacht was. In november 1918 is, volgens HRH, ‘enkel nog de politieke façade ineen gestort’, de daarachterliggende machten zijn niet gebroken. Alleen de groei van een democratisch socialisme en samenwerking van alle socialisten kan die machten terugdringen. Daar komt bij dat de SDP nog steeds de meerderheid der arbeiders achter zich heeft (240vv). Links is verdeeld, de Spartakusbond heeft geen effectieve organisatie, maakt zich los van de massa's en verliest zo elke greep op de werkelijkheid. Hetzelfde geldt voor Rosa Luxemburg vanaf december 1918. Dit komt overeen met de teneur van Haffner's boek De verraden revolutie: de Duitse sociaaldemocratie, in de gestalte van Ebert, heeft een unieke kans om bij te dragen aan de wording van een Duitse democratie verspeeld door zich over te leveren aan de contra-revolutie. De invloed van Spartakus en zijn leiders op deze ontwikkelingen was nihil, voegt Haffner daaraan toe.Ga naar voetnoot166 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||
Al met al is duidelijk dat HRH zich in RL niet tot het uiterste heeft geconcentreerd op details uit Rosa Luxemburg's leven en het tijdsbestel. | |||||||||||||||||||||||
5.6 Verbeelding en herdromenZowel in DHS als in RL is HRH erop uit de essentie van de held te kenschetsen. Wat zij over het wezenlijke van haar helden te melden heeft, houdt verband met haar opvatting van wat een grote persoonlijkheid is. HRH beschrijft in biografieën haar held vaak als een tragische gestalte. Het is dan ook niet zo vreemd dat de helden van DHS en RL een beetje op elkaar lijken. Maar zij bewierookt Rosa Luxemburg minder dan Giuseppe Garibaldi. Ook andere verschillen tussen beide boeken springen in het oog. Wel moet gezegd worden dat de biografe ook in het geval van RL niet altijd vrij te pleiten is van eenzijdige selectie van documenten en slordige of misleidende weergave van feiten; in dit opzicht zijn de verschillen met DHS aanzienlijk, maar gradueel. HRH heeft echter de documenten over Luxemburg met meer overleg bestudeerd dan de Garibaldi-literatuur, in RL is te merken dat de auteur bronnen kritisch met elkaar heeft vergeleken, met wisselend effect. Maar bovenal is DHS het resultaat van een artistieke kwaliteit die HRH ‘verbeelding’ noemt, een bevlogen zijn dat tot diep inzicht leidt, het inzicht: zò is het geweest. De kunstenaarsverbeelding verleende HRH de vrijheid er een romantiserend verhaal van te maken. In RL daarentegen wordt alleen het neutrale ‘uitbeelden’ genoemd,Ga naar voetnoot167 van zoiets als ‘verbeelding’ wordt met geen woord gerept. Uit het boek blijkt dat het HRH's bedoeling was een levensverhaal te schrijven op basis van de feiten (waartoe ook het oeuvre behoort) en daarin het wezenlijke karakter van Luxemburg te schetsen. Van romantiseren wilde ze niets meer weten. Maar betekent dit dat HRH als biografe haar kunstenaarschap buitensloot? Het gedicht dat ze schreef toen ze aan RL werkte,Ga naar voetnoot168 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||
laat iets anders zien: de bouwstenen zijn bijeengebracht, nu moet ze daarvan een schoon bouwsel maken. Hoe gaat dat in zijn werk? Ze gebruikt hier het woord ‘herdromen’. Vermoedelijk bedoelt ze daarmee een creatieve synthese, volgend op de feitenverzameling en analyse. In dat creatieve zal ook de mogelijkheid tot ‘schoonheid’ zitten. In de opvatting van HRH in 1919-1920 prevaleert de kunstenaar, in 1934-1935 komt de kunstenaar eraan te pas na allerlei voorwerk en is die in het eindresultaat slechts verborgen aanwezig. Hd 3 bevat een schaalverdeling waarop DHS een dubbelzinnige positie inneemt (p. 79). Vergeleken met DHS staat RL, de biografie uit 1935, veel meer naar rechts, in het verlengde van de schaal. Bevat DHS meer verbeeldingselementen dan de vie romancée, RL passeert de vie romancée in de richting van de zuivere biografie. Ten slotte: HRH's geschiedkundig uitgangspunt was in RL anders dan in DHS. De historisch materialistische werkwijze vormde in DHS meer een laagje vernis op het bouwsel en voorzover het de kern van het boek raakte, ging het eerder om een persoonlijke, sterk romantisch getinte variant daarvan. In RL werd het historisch materialisme radikaal uit het bouwwerk geweerd. Het boek over Rosa Luxemburg toont HRH als postmarxiste, zowel in de visie als in de biografische werkwijze komt dit duidelijk naar voren. DHS is een geromantiseerd levensverhaal met marxistisch tintje, RL is een kritische biografie. Op basis van levensovertuiging en verworven inzichten beoordeelt HRH de gestalte die zij tijdens de biografische arbeid zag oprijzen. Haar | |||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||
nieuwe inzichten stellen HRH in 1935 in staat Luxemburg naar waarde te schatten en tegelijk kritiek uit te oefenen. Zowel haar daden als haar geschriften onderwerpt HRH op beheerste wijze aan deze kritiek, waarbij zij haar uitgangspunten expliciteert. Vooral in het ‘Besluit’ is HRH op haar best.Ga naar voetnoot169 |
|