bedde focalisatie en een verregaande subjectiviteit die DHS binnen HRH's oeuvre tot het summum van heldenverheerlijking maakt.
Waarde-vrij wil HRH allerminst schrijven. Aan het didactisch karakter van DHS beantwoordt in RL het streven naar levensbeschouwelijke positiebepaling. HRH's ethische betrokkenheid is uit op rekenschap, zij zoekt met volle overgave naar de levensles die in Luxemburg's leven verborgen is. Uit de vergelijking van beide werken, HRH's minst en haar meest kritisch biografisch boek, valt te concluderen dat HRH immer levensbeschouwelijk betrokken is bij haar biografisch onderwerp. Als ze zich niet geremd acht, kan die betrokkenheid doorschieten naar uitbundige subjectiviteit en heldenverering (DHS), maar zij is ook in staat tot evenwichtiger dosering van oordeel en bewondering (RL). Blijkbaar is HRH op haar best als ze een gepasseerde held bespreekt: een heldin als Rosa Luxemburg, die correspondeert met een voor HRH achterhaalde levensbeschouwelijke fase.
De vergelijking van DHS met RL leidt tot een conclusie die aangaande HRH's overig biografisch werk als werkhypothese kan fungeren. HRH's biografische geschriften zijn experimenten waarin de auteur onderzoekt in hoeverre haar utopische doeleinden door een historische gestalte gerealiseerd werden. De biografie als laboratorium van de utopie. Wat is het utopisch bereik van Garibaldi of Luxemburg, in hoeverre helpt het uitbeelden van deze figuren auteur en lezer op weg naar een hogere fase? Dat zijn de vragen die HRH moeten hebben bezield. Zo gezien is DHS een experiment op laag niveau: het beeldt slechts een burgerlijke revolutie uit, terwijl RL al hoger reikt: het beschrijft een marxistisch georiënteerde revolutie. In DHS is de utopische proef mislukt vanwege Garibaldi's tragische lot, de maatschappelijke omstandigheden vernietigden hem, wat HRH als zijn symboolfunctie ziet. Maar als held is Garibaldi geslaagd, hij is moedig en liefdevol gebleven en daarom weerspiegelt hij een ideaal voor jonge communisten. RL beschrijft een ander soort mislukking: Luxemburg faalde omdat zij de ‘twee’ Rosa's niet met elkaar in evenwicht wist te brengen en omdat haar levensvisie te eenzijdig was en te weinig diepgang bezat, gemeten aan de normen die HRH als religieus-socialiste omstreeks 1935 aanlegde.
Het tweede cluster vragen uit 1.2 betreft HRH's politiek-theoretische ontwikkeling. In 1919-1920 hing zij nog het historisch materialisme aan, al hanteerde zij dat in DHS oppervlakkig en vanuit een persoonlijke interpretatie van de marxistische theorie die haar thematiek van droom en daad koppelde aan de notie van de doorslaggevende