Historie en verbeelding in De held en de schare van Henriëtte Roland Holst
(1993)–Herman Schaap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |||||||||
3
| |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
voorbehoud gepresenteerde oordelen van de verteller wekt dit niet de indruk dat we hier met een betrouwbare biografie te doen hebben. Wanneer in DHS historische gegevens in de richting van fictie zijn omgebogen, pas ik de term relatief fictionaliserend toe: een tekstinhoud is m.b.v. narratieve elementen zo gepresenteerd, dat de lezer zich gemakkelijker kan identificeren met een persoon of inleven in een situatie, dan de gegevens uit de oorspronkelijke tekst(en) mogelijk maken. De term relatief fictionaliserend kan dus gebruikt worden bij vergelijkend onderzoek van twee of meer teksten waarvan tenminste één een documentair karakter heeft.Ga naar eind1 Een vertelmiddel dat in relatief fictionaliserende tekstgedeelten van DHS vaak toegepast wordt, is ingebedde focalisatie. Focalisatie is de relatie tussen de instantie die ‘ziet’, de focalisator, en datgene wat waargenomen wordt. Van ingebedde focalisatie is sprake als de vertellerGa naar voetnoot2 meedeelt wat een personage waarneemt of denkt. Dit personage fungeert dan als interne focalisator.Ga naar voetnoot3 Wanneer ik tekstgedeelten met ingebedde focalisatie bespreek, betreft het bijna altijd gedachtenweergave. Een van de middelen om gedachten of woorden van een personage indirect weer te geven, is de vrije indirecte rede, de VIR,Ga naar voetnoot4 ook wel erlebte Rede genoemd. In DHS komt vrij veel vrije indirecte rede voor, meestal om gedachten van Garibaldi weer te geven. Zo denkt hij aan de minachting die beroepsmilitairen voor hem hebben. Naar aanleiding daarvan vraagt hij zich af: Zou de jonge koning van Sardinië nu begrijpen dat een bevelhebber, die er in geslaagd was met onervaren rekruten de geregelde troepen eener oude militaire natie in het open | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
veld terug te slaan, toch iets in zijn mars moest hebben? Hij wist het niet, maar hoopte van ja, voor de toekomst van Italië. (123) De verteller blijft aan het woord, maar de focalisatie berust bij Garibaldi. Zoals bekend is het vaak niet direct duidelijk of een tekstgedeelte in de vrije indirecte rede staat. Dit is immers gedeeltelijk afhankelijk van signalen in de context, wat voor DHS geïllustreerd kan worden met onderstaande uiteenzetting over de politieke situatie in Rome in 1849. Uit de door mij gecursiveerde zinsgedeelten blijkt dat de tussenliggende passage vrije indirecte rede bevat, vanaf ‘Te Rome had...’: Daar kwam weldra een deputatie uit Sicilië tot hem met het verzoek de verdediging van het eiland tegen de troepen der Bourbons op zich te willen nemen. Maar hij weigerde: zijn wil en zijn geest waren elders gericht; Sicilië, van hoeveel belang ook voor de Italiaansche revolutie, was niet het middelpunt daarvan. Te Rome had de nationaal-demokratische gedachte een bolwerk van weergalooze grootschheid opgericht; op de tinnen der Eeuwige Stad zou de laatste episode uitgevochten worden in de Europeesche worsteling van die jaren tusschen demokratie en klerikaal-absolutistische reaktie. Daar stonden mannen aan het hoofd van den staat, die niet als de machthebbers in het noorden liever bereid waren met den vijand een schandelijk kompromis te sluiten dan den oorlog te voeren als revolutionairen volksoorlog. Daar was de wil om den strijd voort te zetten tot het uiterste, waarlijk aanwezig; daar werd de strijd waarlijk voor groote, principieele doeleinden gevoerd. Te Rome, vertrouwde Garibaldi, zou hij gelegenheid vinden zijn gansche persoonlijkheid in dienst te stellen van zijn idealen: hij bood zijn zwaard der Voorloopige Romeinsche Regeering aan. (98 v) Tot nu toe gebruikte ik de termen personage en verteller, maar bij een biografie heeft het weinig zin deze in de narratologie gebruikelijke termen te bezigen, zelfs niet nu het om een bijzonder specimen van de biografie gaat. De figuren die in DHS een rol spelen zijn immers historische personen en de stem die over hen vertelt, vertegenwoordigt direct de auteur HRH.Ga naar voetnoot5 Uitspraken van de verteller, bijvoorbeeld commentaar op Garibaldi's daden of karaktertrekken, geven HRH's opinie weer, niet die van een vertelinstantie die van HRH kan worden | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
onderscheiden.Ga naar voetnoot6 Daarom spreek ik voortaan van personen en van de auteur of HRH waar men sprekend over een fictioneel werk andere termen gebruiken zou. | |||||||||
3.2 Verbeelding3.2.1 De held en de schare en de vie romancéeIn de periode waarin HRH aan DHS werkte, was er een nieuw genre in opkomst: de vie romancée, door Romein ‘de moderne biografie’ genoemd (Romein 1951). Eminent Victorians van Lytton Strachey was in 1918 verschenen,Ga naar voetnoot7 Emil Ludwig's Goethe kwam in 1920 uit.Ga naar voetnoot8 In de jaren '20 zou deze soort biografie een overweldigende bloei beleven; schrijvers als Strachey, Ludwig, Stefan Zweig en André MauroisGa naar voetnoot9 waren goed voor ongekende oplagen. Scheuer geeft in zijn studie over de Duitse biografie enkele cijfers. Van elk nieuw boek van Stefan Zweig werden volgens de uitgever de eerste dag al zo'n 20.000 exemplaren verkocht; in 1930 waren er van Ludwig's boeken 1,3 miljoen verspreid (Scheuer 1979: 154). Dit ging Nederland niet ongemerkt voorbij. Gedurende het interbellum kwamen er twintig vertalingen van werken van de vier bovengenoemde auteurs uit.Ga naar voetnoot10 | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
De populariteit van de vie romancée had waarschijnlijk te maken met de toegankelijkheid van dergelijke boeken, die uitgebreide biografische documentatie combineerden met een pakkende schrijftrant, terwijl literaire verteltechnieken de lezer op soepele wijze deelgenoot maakten van de beschreven levensloop. Bovendien liet de visie van de biograaf, geen historicus van professie, de lezer niet in onzekerheid: voorzichtigheid en besef van het hypothetische van elke interpretatie van een historische gestalte legden de auteur van de vie romancée geen strobreed in de weg. Het wordt de lezer gemakkelijk gemaakt, schreef Romein (1951: 121). Geen wonder dat historici met lede ogen de kassasuccessen van deze schrijvers aanzagen; met name in Duitsland laaide de discussie in de jaren 1928-1931 hoog op naar aanleiding van besprekingen van zulke boeken in het gerenommeerde Historische Zeitschrift. De historici vielen vooral over het ontbreken van de historisch-politieke component in de gewraakte levensbeschrijvingen, die meer een ‘Seelenporträt’ vormden.Ga naar voetnoot11 Ludwig c.s. wilde de beroepshistorici, die geneigd waren voorzichtiger te werk te gaan, achter zich laten door de biografie een nieuwe, psychologische dimensie te geven (Scheuer 1979: 166). De psychologische ontleding viel overigens vaak negatief uit; Hegemann bijvoorbeeld, de radikaalste in dit opzicht, trok Frederik II en Napoleon van hun voetstuk;Ga naar voetnoot12 Maurois beschreef Shelley als een kinderlijke, wereldvreemde figuur (Maurois 1923). Scheuer trekt de lijn door van Dilthey's ‘Einfühlungstheorie’, de transpositie als ‘höchste Art, in welcher die Totalität des Seelenlebens im Verstehen wirksam ist - das Nachbilden oder Nachleben’Ga naar voetnoot13 naar | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
de inlevingsidee van de biografen uit het interbellum.Ga naar voetnoot14 Hij ziet echter fundamentele verschillen: de laatsten missen de wetenschappelijke methode en plaatsen hun (anti-)held niet in de historische context.Ga naar voetnoot15 Bovendien is bij hen het inlevingsvermogen gedemocratiseerd: ieder die wil kan zich in een ander inleven (Scheuer 1979: 168v). Hun subjectiviteit is zo bijna onbegrensd.Ga naar voetnoot16 Ook in Nederland onstond er een heftige polemiek over het nieuwe genre. Tegenstanders zagen er een ontaarding van de biografie in. Intuïtie en verbeelding kregen in de vie romancéeGa naar voetnoot17 te veel bewegingsvrijheid.Ga naar voetnoot18 Huizinga was een van degenen die zich fel tegen de vie romancée keerden; in zijn ogen werd geschiedschrijving in de handen van dilettanten tot esthetiserende ‘gevoelshistorie’ (Huizinga 1929: 32vv). Als kenmerk van de ware historicus zag hij een allesoverheersende behoefte aan het achterhalen van de ware toedracht.Ga naar voetnoot19 Op epistemologisch niveau zijn er andersluidende beweringen van | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
zinga, hij vond dat de historicus zich als synthese van het feitenmateriaal een ‘beeld’ moest vormen van het verleden. ‘Wat de geschiedenis ten opzichte van het verleden volvoert, kan nimmer photografeeren zijn, altijd is het ver-beelden.’Ga naar voetnoot20 Daarbij vond hij de ‘fantazie’, de verbeelding een goed hulpmiddel. Maar op praktisch niveau stelde hij zich terughoudender op, misschien om zich, na kritiek op zijn Herfsttij, voor collegae-historici te profileren als ‘echte’ historicus.Ga naar voetnoot21 Toen HRH in 1920 haar boek over Garibaldi voltooide, was er nog niets van deze beroeringen te merken; Strachey en Ludwig baanden in 1918 en 1920 weliswaar de weg voor het nieuwe genre, maar HRH had alleen het biografisch debuut van Strachey gelezen en dat was niet meer dan een aanzet tot de vie romancée.Ga naar voetnoot22 Invloed van de nog prille vie romancée op DHS is daarom niet aannemelijk; toch dringt een vergelijking van HRH's in veel opzichten op een roman lijkende boek met het genre vie romancée zich op. Zou DHS als een vroege variant van dit genre beschouwd kunnen worden? Het beantwoorden van deze vraag vereist een (globale) karakterisering van de vie romancée; op aspecten die hier al zijn genoemd ga ik verder niet in. Voor dit doel heb ik enkele bekende exponenten van de vie romancée geselecteerd.Ga naar voetnoot23 Daarvan lijkt Ariël ou la vie de Shelley | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
van Maurois het meest op een roman;Ga naar voetnoot24 de andere pool wordt gevormd door boeken van Ludwig, al maakt ook hij gebruik van literairnarratieve technieken. Tussenposities worden, in verschillende gradaties, ingenomen door Strachey's Queen Victoria, Disraeli van Maurois en Stefan Zweig met Marie-Antoinette.Ga naar voetnoot25 Een geval apart zijn de boeken van Hegemann: het fictionele kader is een dialoog tussen al dan niet verzonnen personages, die visies op en feiten over het leven van Napoleon of Frederik II te berde brengen. In sommige van deze boeken is de pretentie van de auteur overduidelijk aanwezig; zwaarwichtige voorwoorden, soms ook bibliografieen en registers, bronvermeldingen bij citaten in de tekst (zoals in Wilhelm der Zweite en Strachey's Queen Victoria) geven te kennen dat deze levensbeschrijvingen serieus moeten worden genomen. Vooral het veelvuldig inlassen van als zodanig gemarkeerde citaten (met of zonder bronvermelding) vormt een praktisch onderscheid met de meeste historische romans.Ga naar voetnoot26 Bovendien verkondigt de auteur vaak met grote stelligheid zijn opinie over karaktertrekken of zelfs de wezenlijke persoonlijkheid van de held; vooral Ludwig heeft daar een handje van.Ga naar voetnoot27 De lezer moet blijkbaar het gevoel krijgen volledig op de autoriteit van de auteur te kunnen leunen. Daarenboven verzekeren | |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
sommige auteurs in voor- of nawoord dat alle gegevens en alle gesproken woord op waarheid berusten. Maar dit alles is veelal in een comfortabele vorm gegoten. De stijl is in bepaalde werken vlot en meeslepend; dat geldt vooral voor Strachey's Victoria, Disraeli van Maurois en Marie-Antoinette van Stefan Zweig. Hun toon is meestal enigszins afstandelijk, maar indringende gebeurtenissen nopen tot een lyrischer stijl; korte plastische beschrijvingen houden de aandacht van de lezer vast, metaforisch taalgebruik komt herhaaldelijk voor. Soms is er scènische weergave; directe rede berust meestal op documenten. Ook is er wel ingebedde focalisatie, zij het met mate. Opvallend is Ludwig's mededeling in Napoleon dat geen enkele zin in zijn boek verzonnen is, ‘mit Ausnahme der Selbstgespräche’.Ga naar voetnoot28 Wanneer de auteur Napoleon als interne focalisator laat nadenken, heeft hij dus zijn inlevingsvermogen als kompas gebruikt. Het zal duidelijk zijn dat bepaalde narratieve technieken en stilistische kenmerken ook in een wetenschappelijke biografie aangetroffen kunnen worden; het onderscheid tussen biografie en ruimer gezien geschiedkunde enerzijds en de vertelkunst anderzijds is niet absoluut. Nadel gaat nogal ver in de gelijkstelling van die twee. Objectieve weergave van feiten is onmogelijk, de biograaf moet een structuur presenteren waarin de ‘feiten’ een betekenis krijgen. Nadel laat dan ook het narratieve aspect van de biografie prevaleren.Ga naar voetnoot29 Het vraagstuk van het narratieve aspect van de geschiedschrijving houdt vanouds ook historici bezig.Ga naar voetnoot30 G.M. Trevelyan heeft gezegd dat Clio in | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
de eerste plaats een muze is, een uitspraak die men moet zien in het licht van de literaire traditie in de Engelse geschiedschrijving.Ga naar voetnoot31 Het buiten-wetenschappelijke van de vie romancée wordt dan ook niet bepaald door stijl e.d., maar door de benadering van het onderwerp. Hoe verhield DHS zich tot de vie romancée? HRH pretendeerde het wezenlijke van Garibaldi's persoonlijkheid weer te geven en had zich gedocumenteerd inzake de geschiedenis van Italië in de 19de eeuw en haar held, maar voor haar boek is biografie geen adequate benaming. De romantisering van de stof en het poëtisch elan waarmee de auteur verslag uitbrengt van wat haar in de verbeelding heeft getroffen, brengen DHS dicht in de buurt van de vie romancée. Evenals de auteurs van de vie romancée heeft HRH als scheppend kunstenaar de pretentie de waarheid beter in het vizier te kunnen krijgen dan de historicus, die minutieus de stukjes van de legpuzzle ineenpast, daarbij uitsluitend historisch documenten gebruikend.Ga naar voetnoot32 Ook HRH's artistieke ambitie in DHS is kenmerkend voor de vie romancée. De uitgesproken didactische bedoeling die HRH met haar boek over Garibaldi had, verwijdert het toch weer van de vie romancée.Ga naar voetnoot33 Het motto van DHS, een gedicht van drie kwatrijnen, geeft die didactische opzet te kennen (zie hier p. 57).
Om de positie van DHS ten opzichte van de vie romancée nauwkeuriger te bepalen, maak ik gebruik van het volgende onderscheid, in aansluiting bij de Praagse structuralist Mukařovský (Mukařovský 1980). Het (literaire) kunstwerk heeft twee semiotische functies: enerzijds als ‘autonoom teken’ een esthetische, anderzijds een communicatieve functie, wat betrekking heeft op de semantische inhoud. Een aspect van de tweede functie is de referentiële waarde, die zich bevindt op een schaal, lopend van documentair tot fictioneel. De modificaties in deze ‘relatie tot de aangeduide zaak’ zijn factoren van de structuur van het kunstwerk. Hierop voortbordurend kan men zich een schaal voorstellen waarop literaire werken te plaatsen zijn aan de hand | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
van hun referentieel gehalte. Omgekeerd evenredig daaraan is de nadruk die ‘de autonome functie van het teken’ krijgt.
Links zou een klankgedicht kunnen staan. De vie romancée zou rechts op de schaal staan, gezien haar pretentie een verantwoord psychologisch beeld van een historische figuur te geven. Links van de vie romancée past de historische roman. Uiterst rechts zou men Huizinga's Herfsttij kunnen plaatsen, vanwege het samengaan van literaire vorm en historische methode. Nog meer naar rechts, in het verlengde van deze schaal, kan men wetenschappelijke biografieën en geschiedkundige werken denken waarin de verhaalvorm met wetenschappelijke terughoudendheid is gebruikt. Het merkwaardige is nu dat DHS op deze schaal twee markeringspunten zou moeten krijgen; de conclusie daaruit is dat DHS niet eenduidig te categoriseren is, wat wordt bevestigd door de bevindingen van recensenten (vgl. hd 2). Enerzijds lijkt DHS meer dan de werken van Ludwig, Maurois e.a. op een roman, ten gevolge van de overvloedige ingebedde focalisatie, de literaire en bij vlagen lyrische stijl met veel vergelijkingen. Bij dit alles is DHS ook een zeer subjectief boek vanwege de bevooroordeelde houding van HRH jegens de diverse historische persoonlijkheden. Anderzijds schiet DHS op de schaal de vie romancée naar rechts voorbij, omdat de ‘Historische Inleiding’ en de vele historische uitweidingen aan een (gepopulariseerd) geschiedenisverhaal doen denken. HRH is er in tegenstelling tot Ludwig, Zweig en Maurois juist wel op uit haar held in zijn tijd te plaatsen. Voorzover zij informatie over het tijdperk geven, slagen de laatstgenoemden er evenwel beter dan HRH in deze zonder storende overgangen op te nemen in het levensverhaal. Kortom, DHS kan nauwelijks worden beschouwd als een vroeg Nederlands voorbeeld van de vie romancée, vanwege de dualiteit | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
verbeelding/historie in dit boek.Ga naar voetnoot34 Het zou kunnen zijn (maar HRH kon hardleers zijn) dat DHS een evenwichtiger compositie had gekregen, als zij kennis had kunnen nemen van de vie romancée uit de jaren twintig; ze zou dan hebben kunnen zien hoe bij een roman-achtige verteltrant citaten, historische gegevens, directe rede en rapportage van gebeurtenissen soepeler met elkaar verweven kunnen worden. Misschien is DHS te vroeg geschreven. | |||||||||
3.2.2 Het voorwerk van De held en de schareTot het ‘voorwerk’ van DHS behoren in de eerste plaats de titel en de ondertitel: De held en de schare. (Een verbeelding van Garibaldi en de Italiaansche vrijheidsbeweging). Verder gaan aan het eerste hoofdstuk een gedicht als motto en de ‘Voorrede’ vooraf. Eerst een opmerking over het woord ‘schare’ in de titel. Dat woord lag HRH voor in de mond, gezien de frequentie waarmee het in haar werk optreedt. Opvallend is dat recensent Knuttel bij ‘schare’ aan kerkgangers moest denken, een associatie die niet in HRH zal zijn opgekomen. Wel heeft het woord een ietwat plechtige klank vergeleken met ‘menigte’, wat past bij het pathos in haar werk. DHS liet zich niet zo gemakkelijk indelen bij geschiedkundige dan wel literaire genres, hebben we gezien. Met de ondertitel van haar boek heeft HRH kennelijk duidelijkheid willen scheppen over haar pretentie: DHS moest een verbeelding zijn. Toch vonden tijdgenoten dit etiket niet eenduidig; een reactie als die van de neerlandicus Knuttel bewijst dat (hier p. 46). Duidelijk is echter wel dat de benaming verbeelding een bijzondere lading heeft. Dat blijkt alleen al uit het contrast met het ‘beeld’ dat haar vorige biografische boek wilde geven: Jean Jacques Rousseau. Een beeld van zijn leven en werken (1912). Dat werk kan men inderdaad een biografie noemen. In de ‘Voorrede’ van DHS geeft HRH te kennen dat zij het wezenlijke van Garibaldi's persoonlijkheid wil uitbeelden (zijn diepste wezen, p. VIII, het fundamentele, wezenlijke van zijn persoonlijkheid, p. IX). Vlak daarvoor zegt ze het net iets anders, haar doel is ‘Garibal- | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
di's persoonlijkheid ten voete uit te verbeelden’ (p. VII). Verbeelding, het in beeld brengen van een visie, gaat verder dan uitbeelding. In verbeelding - toentertijd een modewoord, volgens het WNTGa naar voetnoot35 - klinken het artistieke vermogen om te zien en het artistieke element in de vormgeving mee, in uitbeelding niet. Hiervan moet HRH zich bewust zijn geweest bij het formuleren van de ondertitel. De uitdrukking ‘ten voeten uit’ moet ongeveer betekenen dat HRH een volledige uitbeelding nastreeft. In de figuurlijke betekenis, ‘geheel zoals hij is’,Ga naar voetnoot36 komt het in de buurt van het typeren van het ‘diepste wezen’. Maar het visuele element in de beeldspraak past niet geheel bij het abstracte begrip ‘persoonlijkheid’. Anderzijds sluit het beeld wel weer aan bij het aanschouwelijke dat in de betekenis van verbeelding besloten is. Wat het aanschouwelijke aspect betreft, vindt het een parallel in de keuze van de metafoor spiegelGa naar voetnoot37 in de slotalinea van de ‘Voorrede’: HRH wil het essentiële van Garibaldi's wezen aanduiden als voorbeeld, hiermee de jonge communisten een spiegel voorhoudend. HRH legt zo nog eens de nadruk op de didactische bedoeling van DHS. Bepaalde bewoordingen in het motto wijzen erop dat DHS niet als een pretentieloos vertelsel over historische stof bedoeld is. Aan het schrijven van DHS, voortgekomen uit bewondering (liefde), is serieuze studie voorafgegaan, impliceert de dichtregel: (de liefde is) ‘getoetst aan kennis, door begrip verlicht’. Begrip (een element dat ook al in de ondertitel doorklinkt) voor de revolutionair Garibaldi is bij de communiste HRH eerder te verwachten dan bij burgerlijke biografen, suggereert deze uitspraak tevens. In een heel andere richting wijst de naam van de reeks waarin de uitgever, kennelijk met toestemming van de auteur, DHS het verschijnen: Nieuwe romans (hier p. 27). Suggereert het label ‘romans’ uit de serienaam dat DHS als historische roman moet worden gezien, een totaal andere indruk wekt de ‘Historische inleiding’: een weliswaar beeldend en verre van neutraal geschreven, maar ook veel historische informatie bevattend hoofdstuk van ruim 40 bladzijden. Deze indruk wordt nog versterkt door een | |||||||||
[pagina 82]
| |||||||||
compositorische werkwijze die ik het ‘kaderprincipe’ noem: HRH's streven de gebeurtenissen in een politiek-historisch kader te plaatsen. Dit houdt verband met haar onderwerp; uiteraard moest zij in een levensverhaal van Garibaldi ook aandacht besteden aan de (inter)nationale verwikkelingen op politiek gebied die voor de Italiaanse vrijheidsbeweging van betekenis zijn geweest. Van de 387 bedrukte pagina's - afgezien van (hoofdstuk)titelpagina's, motto, voorrede en inhoudsopgave - bevat ongeveer 20% (zo'n 77 pagina's) politiek- en, in mindere mate, sociaal-historische achtergrondinformatieGa naar voetnoot38 die Garibaldi's leven overschrijdt; zo plaatst HRH zijn aandeel in de Italiaanse vrijheidsstrijd in een algemener historisch kader. Daartoe onderbreekt zij dikwijls het verhaal over Garibaldi met historische excursies van uiteenlopende lengte. Vaak plaatst HRH zo'n uitweiding aan het begin van een (sub)- hoofdstuk. Een voorbeeld hiervan is de historische uiteenzetting waarmee ‘De worsteling om Rome’ begint: ruim vijf pagina's over de politieke situatie in Europa en Rome (1849), uitlopend in een vergelijking van Mazzini met Garibaldi (103-108). ‘Jaren van wachten’ begint met een kader-passage en wordt afgesloten met een uiteenzetting die bijna tien bladzijden in beslag neemt (191-201). Historische excursies komen ook als onderbreking binnen de hoofdstukken voor, zoals het overzicht van historische gebeurtenissen in 1859, twee pagina's lang 213-215); meestal betreft het vrij korte tekstgedeelten. De overgangen tussen deze kaderpassages en de verhalende tekst zijn niet altijd even soepel,Ga naar voetnoot39 waardoor het des te meer erop lijkt dat DHS op twee gedachten blijft hinken: het heeft iets van een gepopulariseerd geschiedverhaal, maar ook veel van een als ‘pakkend’ bedoelde biografie.Ga naar voetnoot40 Deze tegenstrijdigheden onttrekken de door HRH beoogde betekenis van verbeelding aan het oog. Zij zal met de ondertitel van DHS hebben willen wijzen op haar artistieke pretentie: ze was in staat het wezenlijke van haar held te doorzien en uit te beelden. Een kleine | |||||||||
[pagina 83]
| |||||||||
speurtocht door het oeuvre van HRH geeft eveneens aanwijzingen in deze richting. | |||||||||
3.2.3 Verbeelding in het werk van H. Roland HolstHet woord ‘verbeelding’ komt in poëzie en proza van HRH vrij vaak voor. Door de vele jaren heen is dit begrip voor haar niet wezenlijk van betekenis veranderd; voor 1900 gebruikte zij het in soortgelijke zinswendingen als in Romankunst als levensschool uit 1950. ‘Verbeelding’ duikt in HRH's geschriften vooral op als zij het over literatuur en kunst heeft. Dichters en hun verbeeldingen vormen bij haar een hecht verbonden begrippenpaar. De enige passage in DHS waarin over verbeeldingen gesproken wordt, heeft dan ook juist betrekking op dichters.Ga naar voetnoot41 Soms ligt de betekenis van verbeelding dicht bij die van uitbeelding (een woord dat ook in de ‘Voorrede’ voorkomt), zoals in ‘de verbeelding hunner gevoelens’ in een betoog over proletarische kunstenaars; in dezelfde context heeft HRH het over afbeelding van levenskrachten in him kunst.Ga naar voetnoot42 En in een lezing over de positie van de vrouw in de samenleving luidt het (Roland Holst 1914: 18): De literatuur van alle tijden heeft het mannelijk ideaal van de vrouw - het ideaal van deemoed, zelfopoffering, zachtmoedigheid, geduld - uitgebeeld en verheerlijkt. Zulke verbeeldingen nemen in onze oogen (...) In haar latere studie over toneelkunst komt de lezer het woord ‘verbeelding’ talloze malen tegen, ook wel als synoniem van af- of uitbeelden, bijv.: ‘populair-traditioneele verbeeldingen en voorstellingen’ (Roland Holst 1928a: 177). ‘Verbeeldingen’ heeft dezelfde waarde als ‘beelden’ in een passage over collectieve elementen in het onbewuste van individuen uit Historisch materialisme en kunst, geschreven in 1924 toen HRH graag met Jung schermde; daarin noemt zij zonder onderscheid ‘de mytholo- | |||||||||
[pagina 84]
| |||||||||
gische symbolen, de verbeeldingen, de intuïtieve denkvormen (...)’ en ‘de beelden en symbolen’ uit het onbewuste (Schaap 1984: 229v). In zulke gevallen gebruikt HRH het woord verbeelding neutraal; het heeft niet mèèr connotaties dan bijvoorbeeld ‘uitbeelding’. Talloze plaatsen in haar werk laten echter zien dat verbeelding bij HRH dikwijls iets meer wil zeggen. Het gaat dan om verbeeldingen van een vaak nog latente kracht in de maatschappij, door de kunstenaar onbewust aangevoeld; of het betreft de verbeelding van een levensvisie, een concept. Dan impliceert ‘verbeelding’ dat de schepper van de kunstuiting meer heeft aangevoeld of gezien dan een niet-kunstenaar had gekund.Ga naar voetnoot43 Enkele voorbeelden.Ga naar voetnoot44 Een bekende gedachte uit de socialistische esthetica van omstreeks 1900 is dat de bloei der kunsten in bepaalde tijdperken verklaard kan worden uit sociaal-economische vooruitgang. Van die theorie was ook HRH een aanhangster; in zo'n maatschappelijke groeiperiode, betoogt HRH, voelen ‘de meest-begaafden’ de werking van maatschappelijke krachten in zichzelf. In de wereld van hun tijd voelen zij reeds het komende en het is de verbeelding daarvan die aan hun werken geeft iets ondoorgrondelijks en onuitputtelijks. (Roland Holst 1899: 31) | |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
Vergelijk een opmerking uit de recensie van Gorter's Pan.Ga naar voetnoot45 Dichters als Dante, Milton en Shelley hebben, gelijk trouwens de groote poëzie van alle eeuwen deed, in machtige verbeeldingen samengevat de wereldbeschouwing der opkomende klassen van hun tijd (...). Contrastief t.o.v. ‘afbeelding’ is het gebruik van ‘verbeelding’ in Roland Holst 1933b: 21. Hoge kunst, schrijft HRH daar, is geen afbeelding van de uiterlijke wereld, maar een symbolische verbeelding der spanningen in de ziel van de kunstenaar. Kort daarvoor verscheen het laatste boek dat HRH aan Rusland wijdde: Grondslagen en problemen der nieuwe kultuur in Sowjet-Rusland; daarin betoogde zij dat er in Rusland te weinig geestelijke vrijheid was. De worsteling om die te verkrijgen voltrekt zich vooral in de ‘uitbeelding en vèrbeelding’ van het leven door de literatuur (Roland Holst 1932c: 161). Opmerkelijk is het contrastief accent op het prefix.Ga naar voetnoot46 De historicus Brugmans voelde een duidelijk onderscheid tussen uit- en verbeelding (hier p. 46). Ook Huizinga zag in verbeelden iets extra's; het betekende voor hem meer dan bijvoorbeeld ‘afbeelden’. Rik Roland Holst, zo schreef hij in 1928, gebruikt ‘veel beelden en schilderende trekken. Maar het is nooit enkel afbeelden, altijd verbeelden.’ (Schallenberg: 130) In zijn inaugurele rede gebruikte Huizinga ‘verbeelden’ als synoniem van ‘herscheppen’, een geestelijke activiteit die een wezenlijk bestanddeel van de geschiedschrijving uitmaakt.Ga naar voetnoot47 Een verdergaande betekenisonderscheiding krijgt verbeelding in het voorwoord van Opstandelingen, HRH's eerste drama (1910); dit ‘lyrisch treurspel’ wil geven: ‘een algemene verbeelding van het wezen der russische omwenteling als proletarische revolutie’.Ga naar voetnoot48 Om het wezen van een episode in een werk te laten zien, moet de scheppend kunstenaar door kunnen dringen tot de kern van de verschijnselen. Juist vanwege dit vermogen acht HRH zich tien jaar later compe- | |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
tent het wezenlijke van Garibaldi te verbeelden. Overigens komt HRH's zinsnede uit 1910 in de buurt van Verwey's uitspraak: ‘Verbeelding is: het wezen van de dingen in beeld brengen’.Ga naar voetnoot49 Evenals Verwey grijpt HRH daarmee terug op het verbeeldingsconcept van de Romantiek. ‘De romantische verbeelding is een vorm van visie, inzicht, intuïtie, die een belangrijke, eigen waarheid openbaart.’Ga naar voetnoot50 Zo complex als bij VerweyGa naar voetnoot51 is in HRH's werk het begrip verbeelding niet uitgewerkt, maar net als bij hem maakt het begrip verbeelding in zijn pregnante betekenis deel uit van haar poëtica. Daarover eerst een enkel woord. Een constante factor in HRH's estheticaGa naar voetnoot52 is de vreugde die de schoonheid biedt. In het vervolg op de zojuist genoemde passage uit Grondslagen en problemen omschrijft HRH de functie die de literatuur na de Russische revolutie kreeg (1932c: 161): mee helpen aan den opbouw van het nieuwe leven door de kritisch-realistische uitbeelding daar van en door zijn (nl. van het leven, HS) verbeelding tot een schooner werkelijkheid dan die dagelijks ervaren wordt. Maar die schoonheid moet wel recht doen aan de realiteit, Russische schrijvers zoeken dan ook naar waarheid (ib. :162). Het aldus omschreven schoonheidsideaal sluit geheel aan bij HRH's ideeën hierover. Historisch materialisme en kunst bevat een typering van het ideale kunstwerk, zoals een ‘groots-scheppende kunstenaar’ dat zou maken (Roland Holst 1925b: 454). Ieder zal door zo'n kunstwerk opgetild worden ‘uit de sfeer van de daad, van het directe levensbelang’ tot ‘de sfeer van den droom en de schoonheid, dat is, geopenbaard in zijn betrekking tot het algemene leven’.Ga naar voetnoot53 Al vóór 1900 heeft HRH dit schoonheidsideaal geuit, in Rossetti:Ga naar voetnoot54 | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
de schoonste poëzie is, die ons verplaatst in een sfeer, zich openend naast de onze; een wereld, onze eigen niet, maar waarvan wij schenen te voelen dat zij daaraan grensde (...) - een wereld wier gestalten meer werkelijkheid voor ons aannemen dan zij die ons lichaam kent (...). In Studies in socialistische aesthetica (1906-1907)Ga naar voetnoot55 maakt zij schoonheid niet los van maatschappelijke factoren; wel betoogt ze dat schoonheid in zeker opzicht meer dan het leven is. Gegevens uit de realiteit worden door de kunstenaar herschapenGa naar voetnoot56 tot een eigen wereld, reëel maar ‘omhuld van fijnwazigen glans’. Toen HRH in 1935 meer nadruk legde op de autonomie van de dichtkunst (al bleef ze genoeg socialiste om het verband met de maatschappij niet uit het oog te verliezen), kon ze haar oude schoonheidsideaal onverkort handhaven: dat had altijd al een eigen leven geleid, als ondertoon in haar socialistische beschouwingen over esthetica. In Poëzie en maatschappelijke vernieuwing (1935b: 23) schreef ze dat de verbeelding aandoeningen van alle dingen, ook de alledaagse, in een gloed van kracht en schoonheid kan zetten. Deze bewering werd gevolgd door een verwijzing naar de (socialistisch-)religieuze opvatting die zij in die jaren was gaan huldigen: ‘Door de poëzie krijgen alle verschijnselen deel aan de hoogere werkelijkheid, het eeuwig-eene’ (ib.). Haar wereldbeeld was veranderd, haar schoonheidsideaal niet, evenmin als haar opvatting van het begrip verbeelding. Dit begrip brengt HRH ook in verband met het genre biografie. Uit een brief aan Huizinga (zie hier p. 62) blijkt dat ze in 1920 geen contradictie zag tussen het verbeeldingselement en de geschiedschrijving in DHS. Al in 1899 stond ze op het standpunt dat geschiedenis en verbeelding zich goed laten combineren. Zij schreef toen aan Verwey naar aanleiding van een biografie van Washington, evenals Garibaldi een van haar jeugdhelden: Wie zal ons de geschiedenis geven waarvan wij droomen: al de krachten van het leven als ondergrond, en daarboven de verbeelding der groote historische figuren en dit tot één geworden, zooals het in werkelijkheid is?Ga naar voetnoot57 | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
In 1919 zou ze in een brief aan Romein verbeelding zelfs boven de historisch materialistische methode stellen (hier p. 161). Grote historische figuren zag HRH ook als geschikte stof voor literatuur. In de Studies (1906e: 409) betreurde ze dat er in de literatuur zo weinig was terug te vinden van de grote wapenfeiten uit de recente historie. De oorzaak zag zij uiteindelijk in het fetisch-karakter van de kapitalistische maatschappij, de principiële onwaarachtigheid van het sociaal-economisch leven vormde geen voedingsbodem voor schoonheid. De helden ontbraken niet, de groote centrale figuren waar het licht zich op concentreert en die de fantazie aan het werken brengen: de generaals der eerste fransche republiek, Napoleon, Garibaldi, Bismarck. - Nóch de groote spanningen, hun ontlading in dramatische, de verbeelding bevleugelende gebeurtenissen... Zo wordt al in 1906 de figuur Garibaldi in verband gebracht met verbeelding als het vermogen van de menselijke geest om uitgaande van bestaande vormen nieuwe beelden te schepppen.Ga naar voetnoot58 Wel vaker in de publikaties van HRH duidt ‘verbeelding’ niet op het resultaat van de creatieve werkzaamheid maar op het psychisch vermogen waarmee dat resultaat wordt bereikt. Nog één voorbeeld. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen HRH's lijvige dichtbundel Wordingen. De soms boeiende, maar in lyrisch opzicht vaak zwakke gedichten schreef ze in de jaren 1933 tot 1943.Ga naar voetnoot59 De Invocatie schetst een tijdsbeeld van ontreddering en moreel bankroet van het socialisme. Kan de oude zanger
nog met de kracht der verbeelding doordringen
dagen die waren, hun 't geheim ontwringen
hoe zij, schijnbaar sterke en gezonde, zwanger//
gingen van het vreeselijke vandaag (...)?
vraagt de bejaarde dichteres zich af. Uit het verleden wil zij het heden verklaren.Ga naar voetnoot60 Ook hier ziet zij dus de verbeelding als een vermogen dat dichters in principe bezitten; dankzij de verbeelding kunnen zij als het ware door de dingen heen kijken, de essentie achter de dingen | |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
zien.Ga naar voetnoot61 Hiermee blijft HRH trouw aan haar geloof in de kracht der scheppende verbeelding.Ga naar voetnoot62 HRH heeft de verbeelding steeds een bepaalde plaats toegekend naast ratio enerzijds en gevoelsleven anderzijds. De verzen van Shelley vragen van de lezer ‘een even omvattende kultuur van gedachten, verbeelding en gemoed als die waarop zij zelven berusten’ (Roland Holst 1922d: 475). Zulke psychische functies behandelt HRH weliswaar niet consistent,Ga naar voetnoot63 maar in één opzicht spreekt zij zichzelf niet tegen: verbeelding zit aan de kant van de intuïtie en het onbewuste en staat in oppositie tot het verstand.Ga naar voetnoot64 In Rousseau maakte zij dat onderscheid ook: La nouvelle Héloïse is ‘tot kunstwerk, tot verbeelding’ geworden, Le contrat social is ‘verstandelijk betoog’ gebleven.Ga naar voetnoot65 Vijftien jaar later gaat zij uitvoeriger dan ooit in op de functie van verbeelding. De Voorzang van het epos Heldensage plaatst ‘gedachte’ en Verbeelding tegenover elkaar. Het verstand rafelt uiteen, scheidt de verstrengelde krachten waarvan het leven een eenheid heeft gevormd; daarentegen bewerkstelligt de verbeelding synthese: | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
Maar in zijn rijke volheid het doorleefde
en het volbrachte weer te doen opstaan,
gedoopt in den gloed, dien bezinning zeefde:
dat is 't werk der Verbeelding. (Roland Holst 1927: 19)
Evenals in de brief aan Verwey gaat HRH ook hier ervan uit dat de verbeelding de schrijver in staat stelt gecompliceerde verschijnselen in hun samenhang aanschouwelijk te maken. Bovenstaande bevindingen kunnen op DHS worden toegepast: met de hulp van haar verbeelding heeft HRH het wezenlijke van Garibaldi kunnen schouwen en de gegevens in hun samenhang verbeelden. Dat HRH ook bij DHS een tegenstelling zag tussen verstandelijke activiteit en het werk van de verbeelding, blijkt uit hetgeen ze aan Dirk Coster toevertrouwde over het schrijven van DHS (zie p. 17). Verbeelding is in HRH's gedachtengang nauw verbonden met idealisme; het zit in de droom/daad-thematiek aan de kant van de droom. De dromer heeft een zuiver, ongerept ideaal, maar krijgt vuile handen als hij dat in de realiteit gestalte wil geven. De verbeelding nu kan ons het ideaal glanzend-rein voortoveren, staat in Heldensage.Ga naar voetnoot66 De verbeelding die DHS is, laat eveneens de droom zien, maar heeft ook oog voor de problemen die de verwerkelijking ervan met zich meebrengt. De dromer moet zich offers getroosten; van dat besef wordt in Heldensage eveneens rekenschap gegeven. Vele plaatsen in HRH's werk leggen verband tussen verbeelding en meegevoel; ook dit facet van HRH's opvattingen is voor DHS van belang. De dichter die gevoelens van anderen niet kan delen, kan geen menselijke gestalten verbeelden, poneerde HRH in de inleiding over Morris.Ga naar voetnoot67 De kunstenaar heeft een sterk meegevoel, dat zijn verbeelding beïnvloedt, volgens de Studies (Roland Holst 1906e: 18v).Ga naar voetnoot68 In een van haar laatste boeken ziet zij het enigszins anders. Volgens | |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
Gandhi (Roland Holst 1948a: 154) is verbeelding juist de kracht die het meegevoel stimuleert. Dit meevoelen behoort tot het wezen van elk genie, behalve het militaire. Toen HRH over Garibaldi vertelde, had zij de geweldloosheid nog niet hoog in het vaandel geschreven. Dit militair genie bij uitstek ontbrak het volgens DHS allerminst aan meegevoel.
Samenvattend, HRH moet met de term verbeelding in de ondertitel van haar boek bedoeld hebben: uitbeelding, zoals de kunstenaar die geeft, van het wezenlijke van een verschijnsel, i.c. een historische figuur. Voor HRH was de verbeelding echter niet alleen het resultaat van artistieke capaciteiten maar ook de psychische functie zelf, waarvan cognitief vermogen en scheppende kracht de componenten zijn. Bovendien geeft haar overig werk er aanleiding toe verbeelding ook met betrekking tot DHS te associëren met andere sleutelwoorden: droom en meegevoel.
Gezien de ondertitel van DHS doet zich de vraag voor of ook de karakterisering van de Italiaanse eenwording onder het begrip verbeelding valt. De ondertitel noemt immers ‘Garibaldi en de Italiaanse vrijheidsstrijd’ als twee gelijkwaardige onderwerpen. De houding tegenover de vrijheidsstrijd waarvan de auteur blijk geeft, past in elk geval bij een door de verbeelding bevlogene. HRH toont althans een directe, emotionele betrokkenheid bij het Risorgimento: Ook heden nog, nu de dag eener alomvattende eenheidsgedachte luisterrijk opstijgt, doen de smart en de heerlijkheid eens in dat stukje geschieden omhooggebloeid, het menschenhart nog weenen en juichen, wanneer het naar de verstilde, eeuwig-heldere wateren van het verleden overbuigt. (3) Toch is het verbeeldingselement in de ‘Historische inleiding’ en de kaderpassages in hun totaliteit minder dominant dan in het verhaal van Garibaldi's leven. Daarover meer in een volgende paragraaf. | |||||||||
[pagina 92]
| |||||||||
3.3 Oergrond en ideologie. Voorstudie van De held en de schareIn de ‘Voorrede’ van DHS bespreekt HRH door haar geraadpleegde literatuur over Garibaldi. Zij noemt als eerste Garibaldi's ‘Gedenkschriften’; een tweede categorie wordt gevormd door egodocumenten van tijdgenoten die Garibaldi van nabij gekend hebben, aangevuld met het dagboek van Koelman, die het beleg van Rome heeft meegemaakt. Daarnaast vermeldt HRH biografieën en een standaardwerk over gedeelten van Garibaldi's leven: G.M. Trevelyan's ‘drie dikke deelen’.Ga naar voetnoot69 Van Trevelyan's boek heeft HRH het meest gebruik gemaakt bij het schrijven van DHS. Al is deze trilogie nu gedeeltelijk achterhaald,Ga naar voetnoot70 het blijft een monumentale studie, nog steeds onmisbaar wegens de gedetailleerde documentatie. HRH respecteert Trevelyan's werk, maar vindt dat hij er niet in is geslaagd de oergrond van Garibaldi's karakter, ‘zijn onverzettelijken revolutionairen wil’ te doorgronden.
HRH's kritiek op de beknoptheid waarmee Trevelyan de voor Garibaldi pijnlijke episodes rond Aspromonte (1862) en Mentana (1867) bespreekt, is merkwaardig. Trevelyan zag zijn boek namelijk niet als een biografie, maar wilde die activiteiten van Garibaldi beschrijven die beslissend waren voor het lot van Italië; bovendien waren aangaande de kwesties Aspromonte en Mentana onvoldoende documenten beschikbaar.Ga naar voetnoot71 Haar opvatting dat Trevelyan Garibaldi niet wezenlijk heeft begrepen, houdt naar mijn idee verband met de nuchterheidGa naar voetnoot72 waarmee hij Garibaldi typeert; deze strookt niet met de heroische opvatting van zijn persoonlijkheid in DHS. Sympathie voor Garibaldi is Trevelyan niet te ontzeggen, maar kritiekloos was hij niet. Dat heeft HRH kennelijk niet willen zien; wat haar opviel was iets anders. In haar visie kon Trevelyan als beschaafde, belezen, nationalistische en liberale Engelsman eenvoudigweg niet de oergrond van de | |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
revolutionair Garibaldi ontdekken; overigens stelde zijn sympathieGa naar voetnoot73 hem, zo oordeelde HRH, wel in staat het menselijk-aantrekkelijke van hem te typeren. Trevelyan's liberaal-Engelse ideologie zag HRH dus als de voornaamste zwakte van zijn trilogie. Daarmee onttrok zij echter aan het oog wat haar eigenlijke bezwaar tegen zijn werk moet zijn geweest: het strookte niet met haar behoefte Garibaldi te vereren. Hoewel HRH Garibaldi's autobiografie in sommige opzichten de voornaamste bron m.t.t. zijn leven noemt,Ga naar voetnoot74 is het een zeer onvolledige levensbeschrijving. Garibaldi's selectie van onderwerpen doet willekeurig aan; veel van de door hem vermelde feiten zijn van ondergeschikt belang, terwijl informatie over belangrijke contacten die hij onderhield soms geheel ontbreekt. Bovendien mist men een innerlijke autobiografie; Garibaldi, als veldheer in de eerste plaats in feiten geïnteresseerd, laat meestal weinig merken van de manier waarop hij zijn belevenissen innerlijk onderging (des te meer van zijn gevoelens, wrok e.d. achteraf).Ga naar voetnoot75 In de ‘Voorrede’ noemt HRH de militair-technische uitweidingen in de Memoires tamelijk vermoeiend, dit ‘ondanks de geest van edele, sterke waarachtigheid’ waardoor het boek gedragen wordt. De laatste formulering verdient enige relativering. Zo is de kritiek die Garibaldi in de Memoires op Mazzini geeft niet altijd even gerechtvaardigd. HRH kon dit weten, want Werner | |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
wijst erop in het voorwoord van zijn vertaling van de Memoires in 1889;Ga naar voetnoot76 daar vermeldt hij ook de onnauwkeurigheid en vergaande onvolledigheid van Garibaldi's Memoires. Dat HRH Werner's uitgave gekend heeft, blijkt uit de gegevens die zij heeft overgenomen van het Supplement; deze aanvulling op de editie Werner werd geschreven door Jessie White Mario, die Garibaldi goed kende.Ga naar voetnoot77 Volgens de ‘Voorrede’ zijn de Memoires vooral voor hoofdstuk II en III van DHS een voorname bron geweest. Enkele passages heeft zij bijna woordelijk daaraan ontleend, zo deelt zij zelf mee: Van belang voor mijn eigen doel: Garibaldi's persoonlijkheid ten voete uit te verbeelden was vooral het deel der gedenkschriften waarin hij verhaalt over zijn kinderjaren en dat over zijn Zuid-Amerikaanschen tijd. (p. VII) De ‘Voorrede’ (p. VII) laat zien dat HRH veel waarde hechtte aan geschriften van medestrijders en anderen die Garibaldi persoonlijk gekend hebben. Dit betreft o.a. de boeken van Vecchi, BandiGa naar voetnoot78 en Jessie White Mario. Afzonderlijk noemt zij het dagboek van Koelman. Het belang van dergelijke publikaties was volgens haar niet alleen gelegen in de details die ze over Garibaldi bevatten; ze weerspiegelen ook zijn wonderbaarlijke macht over mensen en ‘de warmte van het gevoel waarmee zijn strijdmakkers en helpers hem aanhingen.’ De suggestieve invloed die van Garibaldi uitging, krijgt inderdaad in DHS veel aandacht. Dat vanwege ditzelfde verschijnsel de geschriften van medestrijders subjectief en daarom in historisch opzicht onbetrouwbaar kunnen zijn, wordt door HRH genegeerd. C.A. Vecchi schreef La Italia. Storia di due anni 1848-49 (Torino 1856) en Garibaldi e Caprera. In HRH's leesnotitiesGa naar voetnoot79 komt alleen het tweede boek voor, in de Franse vertaling, terwijl ook in DHS alleen dit werk wordt aangeduid. Dit maakt het aannemelijk dat | |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
uitsluitend Garibaldi et Caprera (Vecchi 1862) als bron voor DHS heeft gediend. Vecchi was een medestrijder van Garibaldi; vanuit zijn landhuis bij Genua vertrokken in 1860 Garibaldi en de Duizend naar Sicilië. Hij verbleef in 1861 tweemaal op Garibaldi's eiland Caprera (vgl. DHS: 339), waar hij als zijn secretaris optrad. De aantekeningen die hij toen maakte, laten Vecchi zien als een trouw aanbidder van de generaal. Het is opvallend dat HRH zo'n partijdig boekje heeft gebruikt zonder in haar voorwoord de betekenis ervan te relativeren. Een van de Duizend was Bandi, die als adjudant in de nabijheid van Garibaldi verkeerde; hij is de auteur van een eenvoudig geschreven boek over I mille;Ga naar voetnoot80 van zijn hand is ook Anita Garibaldi (1889). De Lijst lectuur vermeldt alleen het eerste boek; het onderwerp daarvan sluit ook beter aan bij de omschrijving in de ‘Voorrede’: geschriften over Garibaldi's rol in de eenwording van Italië. Bovendien komt het boek in DHS (255) ter sprake. Trevelyan noemt I mille het meest gedetailleerde en realistische verslag van de expeditie ‘from the inside’ (Trevelyan 1909: 349). Jessie White was een Engelse die met de Italiaan Alberto Mario getrouwd was; ze hielp Garibaldi door zijn gewonde manschappen te verplegen. Over de door haar bewonderde Mazzini schreef ze een boek, Vita di Mazzini, ook verzorgde zij het Supplement bij de editie Werner (Werner 1971 III) en was zij de auteur van Vita di Giuseppe Garibaldi (Mario 1882), Garibaldi e i suoi tempi (Milano, 1884), Agostino Bertani e i suoi tempi (Florence, 1888) en The birth of modem Italy (postuum verschenen; Mario 1909). De Lijst lectuur noemt het laatste boek, waarin meer aandacht aan Mazzini dan aan Garibaldi besteed wordt, en Vita di Garibaldi. Verder vermelden de leesnotities de Lebenserinnerungen zur Geschichte der Einigungskämpfe Italiens 1807-1870 van de Italiaanse generaal Della Rocca (Berlin 1899) en van G.M. Campanella, eveneens een tijdgenoot van Garibaldi, My life and what I learnt in it. An autobiography (London, 1874); ten slotte ook het dagboek van Marc Monnier (Monnier 1861). Deze werken komen in de ‘Voorrede’ niet voor; wel bespreekt HRH daarin het boek van Koelman. Deze Nederlandse schilder heeft in de periode omstreeks het beleg van Rome een dagboek bijgehouden, dat als In Rome 1846-1851 in Nederland een | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
zekere reputatie genoot.Ga naar voetnoot81 HRH vermeldt dat ze er veel aan heeft gehad bij de samenstelling van het hoofdstuk over het beleg van Rome.
De Italiaanse biografen van Garibaldi noemt HRH niet bij name. In het algemeen is haar oordeel over hen negatief: evenmin als Trevelyan hebben ze het wezenlijke van Garibaldi's persoonlijkheid uitgebeeld; het conflict waar dit fundamentele zich op de meest tragische wijze in heeft geopenbaard, de botsing tussen Garibaldi en Victor Emmanuel, hebben ze dan ook niet goed belicht. Dat komt doordat hun ideologie hen belette te zien dat deze botsingen de persoonlijke vorm waren van het konflikt tusschen de verschillende klassen die in de onafhankelijkheidsbeweging samenwerkten. Zoodoende kon geen van hen den innerlijken strijd, het lijden en den ondergang van den heldhaftigen eenling opvatten in zijn tragische grootheid als symbool van het lot der massa, evenals de leider zelf opgeofferd aan de hebzucht en de heerschzucht eener bevoorrechte minderheid. (p. IX) Daarnaast bracht hun byzantinisme hen ertoe het aandeel van de dynastie in de eenwording van Italië te vergroten. Ook uit dit citaat blijkt hoe belangrijk HRH Garibaldi's ondergang - de periode van Aspromonte en Mentana - achtte. Bovendien laten haar opmerkingen iets zien van haar historisch materialistische denkbeelden, althans voor zover ze in haar betoog de klassentegenstellingen betrekt. Welke Italiaanse biografen waren HRH bekend? Hierboven is al op Mario's Vita gewezen; in het voorwoord hiervan noemt Mario als haar bronnen onder meer wat Garibaldi haar zelf heeft verteld en documenten uit het archief van Bertani. Mario onderkende blijkens haar voorwoord het gevaar van haar betrokkenheid bij de zaak van Garibaldi, maar probeerde zijn tekortkomingen niet te verdoezelen.Ga naar voetnoot82 Verder heeft HRH Guerzoni's Garibaldi gelezen; deze tweedelige biografie komt voor in de leesnotities en er wordt naar verwezen in DHS (381): ‘Guerzoni, een der leden van Garibaldi's staf, dezelfde die later het boek schreef over zijn leven dat elk kind in Italië kent’. Deze strijdmakker van Garibaldi schreef minder slaafs over hem dan Vecchi, al is zijn sympathie voor Garibaldi merkbaar. Hij nam ook brieven, | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
notities van Garibaldi e.d. op in zijn boek, dat door Trevelyan ‘excellent’ maar verouderd werd bevonden.Ga naar voetnoot83 Soms doen Guerzoni's opmerkingen wat zweverig aan; in de sterk bekorte en daardoor zakelijker gestelde eendelige editie uit 1926 zijn dergelijke passages weggelaten (Guerzoni 1926). Dekte HRH met haar ideologische kritiek op de Italiaanse biografen evenals bij haar bedenkingen tegen Trevelyan een gevoelsmatige afwijzing van de besproken boeken toe? Zat het haar ook hier vooral dwars dat de biografen te veel afstand van him held namen? Voor Mario's werk zou deze veronderstelling kunnen opgaan, voor dat van Guerzoni niet. Mario vereerde Garibaldi niet blindelings, maar Guerzoni nam ondanks kritische opmerkingen minder afstand van zijn generaal. HRH's kritiek op zijn biografie zal inderdaad vooral ideologisch van aard zijn geweest. In DHS komt verder G.B. Cuneo herhaaldelijk voor, vooral i.v.m. correspondentie die Garibaldi tot hem richtte; HRH citeert daaruit indirect, via andere bronnen. Cuneo's Biografia di Giuseppe Garibaldi (Turin, 1850), de oudste Garibaldi-biografie, is kennelijk niet door HRH gebruikt. Over Garibaldi's biografen in het algemeen is HRH niet te spreken: zij schrijven elkaar over, verschillen alleen van elkaar in de waardering van bepaalde momenten in het leven van hun held. Zo is het trouwens met levensbeschrijvingen vaker gesteld, vindt HRH (p. VIII), die zelf graag biografieën las en er in de loop van haar leven vrij veel schreef.
Tot zover HRH's bronnenopgave, die voor een als verbeelding gepresenteerd boek royaal uitvalt. In geen enkele biografie heeft zij zo uitvoerig haar bronnen verantwoord als in dit geschrift. Heeft zij willen benadrukken dat DHS ondanks de roman-achtige verteltrant een serieus te nemen beeld van Garibaldi wilde geven? Of voelde zij er behoefte aan zich af te zetten tegen de andere publikaties over Garibaldi? Als dat zo is, zou men in de biografie van Rousseau eveneens een dergelijke verantwoording mogen verwachten, want ook daarin toonde HRH een van haar voorgangers afwijkende visie. Een becommentarieerd overzicht van de gebruikte bronnen treft men er echter niet in aan. | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
Verder komen in DHS auteursnamen of omschrijvingen van teksten voor die niet in de ‘Voorrede’ genoemd worden. De aanduiding laat meestal in het midden of de betreffende werken al dan niet aangehaald worden. Het gaat om A. Bertani, Garibaldi's lijfarts en raadgever, auteur van I Cacciatori delle Alpi nel 1859 (Milano 1860); E. Dandolo, die onder Garibaldi vocht en daarover vertelde in The Italian Volunteers and Lombard Rifle Brigade (London 1851; Italiaanse uitg.: 1849).Ga naar voetnoot84 Ook noemt zij in DHS het literaire werk van Garibaldi zelf, al komt dit niet in de leesnotities uit 1918-1920 voor. De romans van Garibaldi zijn, evenals het werk van Bertani, naar mijn indruk niet door HRH als bron voor DHS gebruikt.Ga naar voetnoot85 Tevens vermeldt DHS nog Gladstone's Brieven aan Lord Aberdeen (1851), Von Hoffstetter's dagboek over de Rome-episodeGa naar voetnoot86, correspondentie van Marx en Engels. Ten slotte: kolonel Türr, die Da Quarto a Marsala schreef, over de expeditie naar Sicilië. Waar nodig worden de verspreid in DHS genoemde werken bij de bespreking van gedeelten van DHS betrokken.Ga naar voetnoot87 Meestal zal blijken dat HRH langs indirecte weg, vaak via Trevelyan, gegevens aan dergelijke publikaties heeft ontleend. Dit geldt bijvoorbeeld voor een ooggetuigeverslag dat een EngelsmanGa naar voetnoot88 heeft opgetekend. HRH citeert eruit via Trevelyan, zonder deze als bron te vermelden. De uitspraak is (vrij) vertaald. ‘Courage; courage! We are going to fight for our country!’ is geworden: ‘moed, mijn zoon, moed: het is immers voor de vrijheid van ons volk dat wij gaan strijden.’ De typering van Garibaldi's stemgeluid, | |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
‘with that low, strange, smothered voice that seemed almost like a spirit speaking inside me’ luidt bij HRH: ‘met die lage welluidende stem, waar het hart in trilde en die recht naar het hart toeging’. Dit verschil in nuance kenmerkt HRH's werkwijze; het vervreemdingseffect dat Garibaldi's stem volgens de bron had, is in DHS verdwenen; HRH heeft gekozen voor een ondubbelzinnig lovende formulering. Behalve de hier boven genoemde werken las HRH algemene werken over de Italiaanse eenwording,Ga naar voetnoot89 terwijl haar leesnotities ook nog een enkel ooggetuigeverslag noemen. Al met al is de keuze die zij maakte uit de Garibaldi-lectuur die tot dan toe was verschenen niet geheel vrij te pleiten van eenzijdigheid. Zo is het merkwaardig dat zij de in DHS herhaaldelijk optredende Mazzini, die zij uitvoerig met Garibaldi vergelijkt, niet heeft bestudeerd vanuit zijn Scritti editi e inediti, waarvan in 1911 al 17 delen waren verschenen (Trevelyan 1911: 361). De partijdigheid waarmee DHS Mazzini in de conflicten met Garibaldi tekent, kan ten dele een gevolg van beperkte bronnenstudie zijn. Hetzelfde geldt voor de manier waarop Cavour in DHS wordt beschreven. Ook hij wordt in DHS op enkele uitzonderingen na niet positief belicht en ook hier is HRH's keuze van bronnen beperkt. Speciaal over Cavour las zij Dicey's Cavour. A memoir (Dicey 1861), een boekje dat Cavour's leven en politieke rol globaal behandelt; gezien Cavour's rol in de Italiaanse eenwording en het belang van de verhouding tussen Cavour en Garibaldi had raadpleging van Thayer's door Trevelyan geprezen biografie van Cavour meer voor de hand gelegen.Ga naar voetnoot90 Bovendien bestond er al sinds 1887 een uitgave van Cavour's correspondentie.Ga naar voetnoot91 Evenmin geeft HRH er trouwens blijk van de Epistolario van Garibaldi gelezen te hebben.Ga naar voetnoot92 Typerend is ook dat het nuchtere ooggetuigeverslag van Von Hoffstetter, dat in DHS | |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
wordt vermeld (157), waarschijnlijk niet door HRH geraadpleegd is, terwijl zij subjectiever getinte ooggetuigeverslagen wel heeft gebruikt.Ga naar voetnoot93 Men kan zich ook afvragen, waarom HRH geen gebruik heeft gemaakt van J.W. Mario's Bertani, volgens Trevelyan haar beste boek, van belang omdat het veel correspondentie van Garibaldi met o.a. Bertani bevat.Ga naar voetnoot94 Zij heeft wel enige correspondentie met Bertani geraadpleegd, maar deze heeft zij gehaald uit Mario's Supplement.Ga naar voetnoot95 Bertani had grote invloed op Garibaldi (Hibbert 1987: 286), wat in DHS nauwelijks tot uiting komt; wellicht had HRH dit aspect scherper kunnen belichten als zij zich in Mario's Bertani verdiept had. Mario citeert in het Supplement vaak uit brieven van en aan Garibaldi; daarop berusten veel van HRH's verwijzingen naar correspondentie van Garibaldi.Ga naar voetnoot96 In het hoofdstuk over Sicilië is dit het geval bij Garibaldi's brieven aan Bertani (244v, 262v) en koning Victor Emmanuel (244).Ga naar voetnoot97
Achteraf schreef HRH in haar autobiografie over het werken aan DHS: ‘Ik moest beginnen met de geschiedenis van Italië te bestuderen, evenals die van de voorgangers van het Risorgimento.’ (Zie hier p. 18.) Voorgangers moet hier worden opgevat als ‘leiders’.Ga naar voetnoot98 Huizinga zocht voor haar in bibliotheken naar literatuur; in mei 1918 bedankte HRH hem voor zijn ‘nauwkeurige nasporingen’ (brief 19.5.18). Over de waarde van de door hem opgegeven werken ‘kan ik heel slecht oordelen,’ schreef ze hem. Inmiddels was ze al gaan lezen in Trevelyan's drie delen; het verbaasde haar dat zijn uitvoerige bibliografie geen van de door Huizinga genoemde titels bevatte, terwijl omgekeerd de bibliotheken in Den Haag en Leiden bijna niets hadden van de werken uit Trevelyan's bibliografie. ‘Ik zal op goed geluk maar wat laten komen en ook nog eens in A'dam kijken.’ Met andere woorden: HRH gaf haar pogingen tot systematisch afwerken van boeken over tijdvak en hoofdfiguren al in een vroeg stadium op. | |||||||||
[pagina 101]
| |||||||||
Haar leesnotities laten zien dat zij in mei 1918 eerst Trevelyan las,Ga naar voetnoot99 daarna twee ooggetuigeverslagen (Vecchi en Monnier), vervolgens Garibaldi's Memoires en Koelman's dagboek. Vanaf de zomer van 1918 bestudeerde zij voor DHS algemene werken over de Italiaanse geschiedenis, over Cavour en Mazzini,Ga naar voetnoot100 maar ook Guerzoni's Garibaldi, ten tweeden male de Memoires, ooggetuigeverslagen en een boek over Italiaanse letterkunde. HRH las voor DHS kennelijk de boeken die zij kon bemachtigen; ook voor de volgorde van haar lectuur was zij afhankelijk van het aanbod van bibliotheken. Hoewel HRH's selectie van bronnen veel te wensen overliet, moet de oorzaak van de eenzijdigheid die DHS kenmerkt niet in de eerste plaats worden gezocht bij de keuze die zij uit de documenten maakte. Door haar bronnen kritischer te lezen had HRH de beperkingen van het door haar geraadpleegde materiaal gedeeltelijk kunnen opvangen.Ga naar voetnoot101 | |||||||||
3.4 De held en de schare en de bronnenZoals de ‘Voorrede’ aankondigt heeft HRH voor het hoofdstuk ‘De jonge jaren van de held’ veel gegevens uit de Memoires en uit Mario's Supplement daarop gebruikt. Deze informatie heeft zij geordend en aangevuld met gegevens uit het eerste, beknopte hoofdstuk van Trevelyan.Ga naar voetnoot102 Aangezien een aantal van de passages uit de Memoires en het Supplement door Trevelyan volledig aangehaald wordt, is het aannemelijk dat HRH Trevelyan als leidraad voor haar hoofdstuk heeft gekozen en van daaruit andere bronnen, bijvoorbeeld Guerzoni 1882,Ga naar voetnoot103 heeft gebruikt. | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
Het volgende hoofdstuk van DHS, ‘De held in de school van het leiderschap’, is vergeleken met het relaas van de Memoires beknopt. Trevelyan vertelt over de Zuidamerikaanse jaren veel minder dan Garibaldi zelf. Wel citeert hij zijn beschrijving van de prairies, die HRH volgens haar ‘Voorrede’ uit de Memoires heeft overgenomen.Ga naar voetnoot104 Ook andere details kan HRH zowel uit Trevelyan's boek als uit de Memoires hebben gehaald, maar aan de autobiografie, over deze episode relatief uitvoerig, heeft zij meer kunnen ontlenen, evenals aan het Supplement. Garibaldi was een tijdlang kaperkapitein; HRH typeert zijn mannen als volgt: Er waren woeste klanten onder de bemanning, mannen wier duister verleden in hun harde of gluiperige trekken gegrift stond (...). (70) Dat HRH niet overdrijft, blijkt uit de Memoires, waarin Garibaldi zijn manschappen ‘beesten’ noemt. Eenmaal trof hij hen aan, zittend om het lijk van een gesneuvelde sergeant, ‘gambling away their booty’ (Werner 1971 I: 87). In DHS wordt herhaaldelijk op de gruwelijke kant van de Zuidamerikaanse episode gewezen, maar hoe sensationeel Garibaldi's Zuidamerikaanse belevenissen in DHS ook mogen klinken, HRH's keuze uit de beschikbare gegevens is eerder sober te noemen. Zij is er kennelijk op uit geweest de essentie van deze periode weer te geven d.m.v. algemene opmerkingen, deze illustrerend met mededelingen over typerende voorvallen. Daartoe haalde zij gebeurtenissen uit de chronologisch-narratieve structuur van de Memoires, om ze te plaatsen in het exemplarisch-narratief kader van ‘De held in de school van het leiderschap’. Deze werkwijze past bij het inleidend karakter van dit hoofdstuk, waarin HRH laat zien hoe het harde leven als guerrilla-leider Garibaldi heeft voorbereid op zijn revolutionaire campagnes in Italië. Een voorbeeld van de exemplarische werkwijze van HRH is haar toepassing van gegevens over Garibaldi's ontmoeting met een Spaans-Amerikaanse schone.Ga naar voetnoot105 | |||||||||
[pagina 103]
| |||||||||
Vanaf de interlinie op p. 85 schakelt HRH over op een chronologische weergave van Garibaldi's wederwaardigheden: zijn beslissing met een aantal ‘tijgers van Montevideo’ terug te keren naar Italië, de terugreis zelf en de eerste gebeurtenissen na aankomst in Italië (pp 85-99).Ga naar voetnoot106
In ‘De worsteling om Rome’ is het exemplarisch vertellen vrijwel geheel losgelaten; dit hoofdstuk over het beleg van Rome heeft immers geen inleidende functie, maar behandelt een hoogtepunt uit Garibaldi's militaire loopbaan. Ook het gebruik van bronnen wijkt af van dat in de voorafgaande hoofdstukken. Voor dit relaas kon HRH veel sterker leunen op Trevelyan, wiens eerste deel geheel aan deze episode is gewijd. Daarentegen besteedde Garibaldi in de Memoires aan de strijd om Rome minder aandacht dan aan zijn verblijf in Zuid-Amerika, waarover hij zijn publiek veel meer nieuws kon vertellen.Ga naar voetnoot107 Anderzijds was het beleg van Rome van groter historisch belang, voor Trevelyan een reden om het gedetailleerd te behandelen. Trevelyan geeft, in leesbare hoofdstukken, uiteenzettingen over de voorbereidingen van de stadsverdediging en het verloop van de strijd. Hiervan heeft HRH dankbaar gebruik gemaakt, bijvoorbeeld bij het uitvoerig verslag van de slag om de villa Corsini, die ook door Trevelyan in den brede behandeld wordt.Ga naar voetnoot108 Garibaldi liet wanhopige stormlopen op de door de Fransen tijdens de wapenstilstand bezette villa ondernemen; zijn strategie was zinloos en leidde tot verspilling van vele levens. Ook HRH maakt duidelijk dat Garibaldi zijn dag niet had; hij gaf bevelen alsof hij ‘van waanzin bevangen’ was.Ga naar voetnoot109 De aanval waarmee de Fransen het beleg van Rome waren begonnen, op 30 april 1849, was een fiasco; na zware strijd hadden zij zich moeten terugtrekken. Een van de mooiste militaire bladzijden van onze onafhankelijkheid, schreef Guerzoni (1882 I: 268). Die avond zorgden | |||||||||
[pagina 104]
| |||||||||
de bewoners voor een illuminatie van de stad, wat HRH tot in detail zo beschrijft als Trevelyan;Ga naar voetnoot110 deze noemt ook het herwonnen zelfvertrouwen van de bewoners. Trevelyan heeft een en ander aan het dagboek van Von Hoffstetter ontleend, met het verschil dat Von Hoffstetter het toegenomen zelfbewustzijn ook laat zien: Auf jedem Gesicht glänzte Freude und Stolz und in jedem Auge konnte man lesen: ‘Wir sind wieder Römer.’ (Von Hoffstetter 1860: 19) De formulering in DHS leunt tegen die van Von Hoffstetter aan: In de oogen gloeide een diepe vlam, om de hoofden lag een glans van fiere en toch schuchtere blijdschap. (121) Toch is het niet aannemelijk dat HRH dit dagboek heeft geraadpleegd; het citaat wordt voorafgegaan door een lyrische beschrijving van de stemming van het Romeinse volk, dat feestvierde als droeg het behoedzaam tusschen zich in een wezen van edele, broze schoonheid. Allen beseften het: offervaardigheid en vertrouwen waren de vleugels geweest, waarop de zege was neergestreken.(121) Deze sfeertypering, in een voor HRH kenmerkend idealisme getoonzet, stemt niet overeen met de door Trevelyan en Koelman gesignaleerde uitbundigheid.Ga naar voetnoot111 Waarschijnlijk heeft HRH zich ingeleefd in de situatie, daarbij gegevens uit bronnen achter zich latend in de vlucht der verbeelding.Ga naar voetnoot112 Zo kan zij zich ook de blik en houding der stadsbewoners hebben voorgesteld, toevallig Von Hoffstetter's bewoordingen benaderend. Bovendien ontbreekt bij hem het schuchtere. Een passage over Garibaldi's terugtocht uit Rome lijkt erop te wijzen dat HRH toch Von Hoffstetter's dagboek heeft ingezien. Zij vermeldt Von Hoffstetter namelijk als deelnemer aan de expeditie en als dagboekschrijver (DHS: 157). Hierop volgt een fraaie beschrijving van | |||||||||
[pagina 105]
| |||||||||
Garibaldi's colonne, met Von Hoffstetter als interne focalisator. Dit alles berust inderdaad op het dagboek, maar dan wel via Trevelyan's samenvattingen van passages daaruit.Ga naar voetnoot113 Uit het eerder genoemde dagboek van Koelman, In Rome 1846-1851, zijn veel gegevens afkomstig over de gebeurtenissen te Rome. De ‘zingende stroom’ van stadsbewoners bijvoorbeeld wordt letterlijk zo aangeduid door Koelman.Ga naar voetnoot114 Aan het eind van de ‘Historische inleiding’ wordt Koelman als ooggetuige geïntroduceerd, zonder vermelding van naam, in een scène die de inleiding soepel verbindt met het eigenlijke Garibaldi-verhaal. Op een avond in Mei '48, (....) - de lucht beefde van hartstochtelijke verlangens en aspiraties; een siddering ging door het ontwakende volk, - zat een jong Hollandsch kunstenaar op straat voor een café, geboeid door het schouwspel der af- en aanvloedende menigte, toen een Italiaansch vriend, haastig langs komend, hem in het voorbijgaan toeriep: ‘Heb je het gehoord? Garibaldi komt terug uit Montevideo!’ De stemming van verwachting in de stad klopt met Koelman (1869 I: 178v). De straatscène kan verder op Koelman of op Trevelyan's weergave van Koelman (1907: 39) gebaseerd zijn. De laatste zin (Een klank...) heeft HRH eraan toegevoegd; dat maakt deze passage relatief fictionaliserend.
Het hoofdstuk over Garibaldi's terugtocht uit Rome, ‘De groote beproeving’, is voornamelijk gebaseerd op Trevelyan 1907. Zelfs wat een dichterlijke vrijheid lijkt (p. 169), is afkomstig van Trevelyan (1907: 299): toen Garibaldi naar het gezicht van zijn stervende geliefde Anita keek zag hij een groote vervreemding daar over heen spreiden, of zij wegdreef over een oneindige zee.Ga naar voetnoot115 Voor gegevens over Anita's dood heeft HRH misschien ook Mario 1882 (I: 139) gebruikt; over de voorafgaande tocht deelt Mario weinig | |||||||||
[pagina 106]
| |||||||||
mee.Ga naar voetnoot116 Meer informatie daarover zal zij uit Guerzoni 1882 hebben verkregen, die de route gedetailleerder beschrijft dan DHS. Guerzoni verwijst hier overigens zelf naar Von Hoffstetter.Ga naar voetnoot117 Ook HRH's woordkeus berust soms op Guerzoni:
Komt de vonk-metafoor overeen met Guerzoni's vlam, het vervolg loopt niet parallel: het desperate van Garibaldi's houding bij Guerzoni is in DHS een vastberaden optimisme geworden. In dit hoofdstuk zijn weinig gegevens van Mario overgenomen; van haar werk heeft HRH meer gebruik gemaakt voor het volgende hoofdstuk, ‘Jaren van wachten’. Details over Garibaldi's verhouding met een Engelse weduwe en over zijn contacten met Jessie White Mario zelf kan HRH in The birth of modern Italy aangetroffen hebben, sommige ook in het tweede deel van Trevelyan.Ga naar voetnoot118 Maar vooral heeft HRH voor dit soort gegevens geput uit Mario's Vita di Garibaldi. DHS vertelt bijvoorbeeld hoe Garibaldi voor Jessie White (die later trouwde met Alberto Mario) de strategische situatie tijdens het beleg van Rome uittekende in het zand (185); dit berust op Mario.Ga naar voetnoot119 Verspreide gegevens uit hoofdstuk XV van Mario's eerste deel heeft HRH in DHS soepel met elkaar verbonden.Ga naar voetnoot120 In 1855 kocht Garibaldi het eiland Caprera op, waar hij als landbouwer pionierde. DHS besteedt hieraan veel aandacht (187-191). Bijvoorbeeld: de beschrijving van de ruige natuur op Caprera kan van Trevelyan zijn overgenomen (1909: 32v), in combinatie met Vecchi's | |||||||||
[pagina 107]
| |||||||||
notities (bijv. de bizarre vormen van de granietmassa's uit Vecchi 1862: 15, de grillige rotsformaties uit DHS: 187). Zelfs de vergelijking met de Schotse hooglanden is niet van HRH zelf, maar van Trevelyan.Ga naar voetnoot121 Ook de voettochten van Garibaldi treft men, compleet met panorama, bij Trevelyan aan.Ga naar voetnoot122 Er is echter nog een bron voor natuurbeschrijvingen. Trevelyan (1909: 329v) citeert een gedicht van Garibaldi, een ode aan Caprera. Een aantal woorden en formuleringen uit DHS benadert de woordkeus van dit gedicht. Vergelijk bijvoorbeeld ‘de ongebroken lijn van lucht en water’ (188) met ‘(il) vasto azzurro’. Ook komt de opmerking dat Garibaldi zijn strijd opvat als een ‘onderdeel van het kosmisch gebeuren, een schakel in den keten van het eeuwige worden’Ga naar voetnoot123 overeen met regels uit het gedicht.Ga naar voetnoot124 Door het verblijf op Caprera bleef Garibaldi geestelijk op de been (DHS: 188); dit wordt ook door Trevelyan beweerd, maar hij voegt eraan toe dat Caprera Garibaldi behoedde voor vele fouten, zelfs in de laatste twee decennia van zijn leven, toen hij zichzelf sterk overschatte (1909: 32). Zo'n negatieve toevoeging laat HRH liever achterwege.
Het hoofdstuk ‘Het wonder: de bevrijding van Sicilië’ heeft een juichende titel meegekregen. Terecht: het succes van de expeditie van de Duizend in 1860 was, gezien hun gebrekkige bewapening en de overmacht van hun tegenstanders, de Napolitanen, grandioos. Een combinatie van gunstige omstandigheden, vindingrijkheid en elan heeft de onderneming doen slagen. ‘Het wonder’ is in tweeën gesplitst; deze tweedeling valt samen met de scheiding tussen Trevelyan's tweede en derde boek over Garibaldi. Garibaldi and the Thousand (1909) eindigt met Garibaldi's ontroering na de capitulatie van de troepen der Bourbons; HRH sluit het eerste gedeelte eveneens af met een beeld van Garibaldi's gemoedstoestand, zij het veel breder uitgemeten. Garibaldi and the making of Italy (Trevelyan 1911) begint met de reacties in Europa; zo ook ‘Het wonder II’. Evenals HRH zet Trevelyan zijn betoog voort | |||||||||
[pagina 108]
| |||||||||
met een uiteenzetting van de situatie in Italië en Napels. Garibaldi's dictatuur te Palermo komt eveneens in dit deel en in ‘Het wonder II’ aan de orde. HRH heeft zich bij de compositie van dit omvangrijke hoofdstuk dus laten leiden door de begrenzing van Trevelyan's delen. Hoewel het Napels-hoofdstuk in DHS iets korter is dan het niet gesplitste hoofdstuk over Rome, is ook dit uit twee gedeelten opgebouwdGa naar voetnoot125, waarschijnlijk naar analogie van het Sicilië-hoofdstuk. Trevelyan 1909 is een belangrijke bron geweest voor ‘Het wonder’. Bijna alle informatie uit ‘Het wonder’ die in de Memoires staat,Ga naar voetnoot126 is ook bij Trevelyan te vinden, de laatste gaat wel veel uitvoeriger in op de materie. Naast Trevelyan is ook Bandi's boek I Mille door HRH veelvuldig geraadpleegd voor het Sicilië-hoofdstuk. In chronologische volgorde bespreek ik enkele parallellen tussen I Mille en ‘Het wonder’. Op 12 mei, de dag na de landing te Marsala, marcheren de Duizend in de richting van Salemi. Hun colonne is slechts klein: wie haar zoo in den klaren morgen de wijde vlakte in zagen trekken, scheen zij belachelijk klein toe. Garibaldi las de gedachte in de oogen van zijn adjudanten; ‘weldra,’ zeide hij opgewekt, ‘zullen wij tienmaal zoo sterk zijn als vandaag.’ (254) Deze directe rede staat niet in Trevelyan 1909 (zie 242v), maar komt wel overeen met Garibaldi's woorden in Bandi (1960a: 95), die eveneens de Afrikaanse hitte vermeldt.Ga naar voetnoot127 Die avond overnachten de Duizend bij een oud kasteel (255; Trevelyan 1909: 243). Hier geeft DHS de duidelijkste verwijzing naar Bandi's boek: Vol zorg spreidden zijn adjudanten zijn veldbed en hielpen hem bij het ontkleeden ‘liefdevol als ware hij onze vader,’ schreef de jonge Bandi, een der weinige deserteurs uit het Sardinische leger die Garibaldi aangenomen had, later in zijn boek over den tocht der Duizend. (255)Ga naar voetnoot128 De ochtend voor de slag bij Calatafimi (15 mei 1860) is Garibaldi vroeg wakker; Bandi hoort hem zingen. Dit voorval wordt door Bandi | |||||||||
[pagina 109]
| |||||||||
beschreven.Ga naar voetnoot129 Vervolgens luistert Garibaldi verrukt naar het blazen van de reveille (258). Volgens Bandi stemde de reveille overeen met de stilte en romantische vrede van dat uur, HRH geeft de stemming dichterlijk weer: De liefelijke melodie vol doorzichtige blijheid stemde wonderwel overeen met het pure, ongerepte licht van den jongen dag. Een ander door HRH gebruikt ooggetuigeverslag is het dagboek van Marc Monnier.Ga naar voetnoot130 Hij verbleef in Napels gedurende de expeditie van Garibaldi en maakte ook zijn intocht in die stad mee. HRH heeft dit boek vooral voor haar hoofdstuk over Napels geraadpleegd, maar ook zijn wat gegevens over de daaraan voorafgaande episode aan zijn aantekeningen ontleend; de meeste daarvan staan ook weer in Trevelyan's werk.
Driemaal komt in ‘Het wonder’ een balkon-scène voor (273, 277 en 305). De derde maal spreekt Garibaldi het volk van Napels toe, in de beide andere gevallen gaat het om eenwording van Garibaldi op het balkon met het volk van Palermo op het plein, althans in de versie die DHS de lezer presenteert. De tweede samenkomst vindt plaats na het smadelijke vertrek van het Napolitaanse garnizoen en bestaat uit een stilzwijgende communicatie tussen held en schare. Al eerder is gezegd dat het slot van Trevelyan 1909 samenvalt met het slot van ‘Het wonder I’. Er is echter een verschil. Trevelyan vertelt hoe de menigte de bevrijde gevangenen naar Garibaldi brengt; deze wacht hen op in het paleis, met tranen in de ogen.Ga naar voetnoot131 Hierbij laat Trevelyan het, maar HRH heeft nog een vervolg in petto: op verzoek van een adjudant verschijnt Garibaldi op het balkon. Zijn ontroering belet hem te spreken; uitgebreid worden zijn gedachten weergegeven.Ga naar voetnoot132 De menigte zwijgt eerbiedig. ‘En in dit zwijgen vereenden de geesten van levenden en dooden zich tot de Gemeenschap der Heiligen’.Ga naar voetnoot133 Eer- | |||||||||
[pagina 110]
| |||||||||
der dan een nostalgisch of onbewust verlangen naar religieuze ervaringen is HRH's beeldspraak een uiting van een maatschappelijk ideaal. Door een religieuze metafoor te gebruiken, liet HRH merken hoeveel waarde zij hechtte aan de ‘heilige’ communicatie tussen leider en massa. Na het eclatante succes van zijn actie bereikt Garibaldi hier een volmaakte eenheid met de bevolking, die zijn strijd met zoveel overgave heeft gesteund. Nog eenmaal zal de held van DHS zich weer zo direct betrokken voelen bij een ontmoeting met een ‘schare’. Ook dan staat hij op een balkon, in Napels, al is DHS hierover korter van stof (305). Ditmaal wekken zijn woorden in de toeschouwers liefde op, ‘dat opwaartsche begeeren, waarvan de wereld leeft’.Ga naar voetnoot134 Voor HRH een essentieel thema, dat zij als haar credo presenteerde in de hier eerder vermelde brief aan Huizinga:Ga naar voetnoot135 (...) een opwaartsche gang van de menschheid, al weten wij niet waarheen (....) een kracht en een drang, die in haar geplant is en die zij wel moet volgen... In de paar regels die ze aan dit derde balkonoptreden wijdt, legt ze meer de nadruk op Garibaldi's woorden dan op de eenheid van ‘held en schare’. De tweede balkonscène moet dan ook gezien worden als het hoogtepunt van DHS: de absolute ‘top des levens’. In de tijd van Garibaldi's neergang komt opnieuw zo'n ontmoeting van held en schare voor, weer in Palermo, maar nu laat Garibaldi zich meeslepen door emoties en entameert hij een tot mislukken gedoemde onderneming (344). Hiermee ontluistert hij de ‘heilige’ communicatie, lijkt HRH te willen zeggen. De bron van de tweede balkonscène te Palermo is Bandi,Ga naar voetnoot136 de in DHS optredende sergeant is Bandi zelf. Het stilzwijgende samenzijn van Garibaldi en de menigte wordt ook door Bandi beschreven, maar in zijn versie richt Garibaldi uiteindelijk toch het woord tot de bevolking.Ga naar voetnoot137 Ook voor het Napels-hoofdstuk was Trevelyan verreweg de belangrijkste bron (Trevelyan 1911); daarnaast heeft HRH o.a. werk van | |||||||||
[pagina 111]
| |||||||||
Mario kunnen gebruiken. Dit geldt bijvoorbeeld voor Garibaldi's woorden tot Mario na de teleurstellende ontmoeting met Victor Emmanuel: ‘Jessie, zij hebben ons aan den dijk gezet.’Ga naar voetnoot138 Het volgende gedeelte van DHS, ‘De ondergang van den held’, begint met het hoofdstuk ‘Aspromonte en Mentana’. Aangezien Trevelyan deze fase van Garibaldi's leven nauwelijks behandelt, was HRH hier aangewezen op andere publikaties; behalve Mario's geschriften leverde ook Guerzoni's biografie, waarin Garibaldi's nadagen uitvoerig beschreven worden, veel gegevens. Wat Mario 1882 betreft, die biografie besteedt opmerkelijk veel aandacht aan de latere jaren van Garibaldi; Mario hield ook toen nog contact met hem. Zij rapporteert dan ook uitvoerig over gebeurtenissen die in ‘De ondergang van den held’ beknopter beschreven zijn. Ik beperk me tot steekproeven uit deze bronnen, met een enkele verwijzing naar een andere publikatie. Het hoofdstuk ‘Aspromonte en Mentana’ laat eerst zien hoe Garibaldi op Caprera zijn evenwicht probeerde te hervinden; het tekent Garibaldi's arbeid en het melancholieke peinzen in de natuur. Afgezien van de lyrische stijl en een opmerking over Garibaldi's eeuwigheidsbesefGa naar voetnoot139 gaat het terug op Guerzoni,Ga naar voetnoot140 al zijn de details anders. Van de aan Guerzoni ontleende situaties noem ik verder ‘the parliamentary clash between Garibaldi and Cavour’ (april 1861),Ga naar voetnoot141 waarvan Guerzoni een gedetailleerd verslag geeft.Ga naar voetnoot142 Lezing van dit verslag wekt de indruk dat Garibaldi's optreden in het parlement zonderling, zo niet lachwekkend was. De beschamende details laat HRH weg (339), zodat Garibaldi er in DHS waardiger vanaf komt. Meer op Mario gebaseerd is het verslag van het twistgesprek tussen Garibaldi en zijn vrienden over zijn plan voor een expeditie naar Venetië (342v). Aangezien haar echtgenoot, Alberto Mario, hierin figureerde, staat Jessie White Mario er uitvoerig bij stil.Ga naar voetnoot143 Hierop berust HRH's mededeling dat Alberto Mario een expeditie naar Rome meer kans gaf. Volgens DHS hield Garibaldi halsstarrig vast aan zijn plannen en riep hij het volk zelfs op tot bewapening (5 mei; 343). Dit | |||||||||
[pagina 112]
| |||||||||
klopt niet met de gebeurtenissen zoals White Mario die weergeeft in The birth of modern Italy - zij noemt wel een proclamatie, maar daarin geeft Garibaldi juist te kennen van zijn plan af te zien. Ook volgens Ridley gaf Garibaldi toe aan de drang van zijn vrienden.Ga naar voetnoot144 Het vervolg van de gebeurtenissen loopt in DHS parallel aan Mario;Ga naar voetnoot145 bij Mario is ook de opmerking van de arts Ripari te vinden, die doorhad dat Garibaldi iets aan het uitbroeden was: ‘De adelaar vliegt naar het zuiden.’Ga naar voetnoot146 Inderdaad dook Garibaldi in Palermo op, waar hij de menigte aanspoorde Rome te gaan bevrijden (344). Die situatie wordt door HRH uitvoeriger beschreven dan door Mario: HRH vult de scène beeldend in.Ga naar voetnoot147 Achteraf probeerde Garibaldi zijn houding te Palermo goed te praten; zijn beweringen worden door HRH nu eens niet geloofd. Droeg hij het nieuwe plan reeds volgroeid in zijn binnenste, toen hij daarheen (naar Palermo, HS) vertrok? Of was het werkelijk zoo, gelijk hij het in later dagen geloofde te zijn, toen hij zijn herinneringen te boek stelde? Was hij waarlijk alleen naar Sicilië gegaan om de ontevreden stemming die daar hing te verdrijven en de agitatie der Bourbon-gezinden en autonomisten de kop in te drukken? Waarschijnlijk drong hij zichzelf op, dat dit het doel van zijn komst was, maar in de diepten van het onderbewuste had een stem het woord gefluisterd, dat hij volgen moest als een bevel.(343v) Het geschrift van Garibaldi waarnaar HRH verwijst, is een met potlood geschreven document waaruit Guerzoni stukken citeert, de Frammenti a matita.Ga naar voetnoot148 Niet alleen deze tekst heeft zij bij Guerzoni aangetroffen, ook haar kritiek op Garibaldi's redenering achteraf berust op Guerzoni. Zijn argumentatie is iets complexer dan die van HRH. Ook voor het directe vervolg zijn de biografieën van Mario en Guerzoni door HRH geraadpleegd.Ga naar voetnoot149 Mario geeft vrij veel details | |||||||||
[pagina 113]
| |||||||||
over de slag bij de Aspromonte. Uit de Frammenti a matita heeft HRH aanvullende details kunnen halen.Ga naar voetnoot150 Na de val en overgave van Garibaldi beschrijft DHS achtereenvolgens een visioen van Garibaldi,Ga naar voetnoot151 de weken waarin hij, verzwakt, gevangene van de regering blijft, de daaropvolgende maanden en de terugkeer op Caprera (352-359). De compositie van dit gedeelte wijkt af van Mario's relaas; wel heeft HRH ook voor deze bladzijden bepaalde gegevens uit Mario's boek gebruikt, bijvoorbeeld over de sterk verslechterde conditie waarin Garibaldi op Caprera terugkeerde; tot in de beeldspraak volgt HRH Mario: vergelijk ‘den vijand in zijn gebeente in bedwang te houden’, met ‘sfidare il nemico sempre vigile che insidiava i suoi giorni’.Ga naar voetnoot152 Er is ook een verschil: HRH beschrijft zijn terugkerende beminnelijken eenvoud, die, na zijn machtsverheffing een weinig verduisterd, hun (zijn vrienden, HS) weer tegenstraalde als vanouds. (359) Vergeleken met de rest van DHS is het hoofdstuk over Garibaldi's ondergang tamelijk kritisch; zo ook hier: op het hoogtepunt van zijn roem was Garibaldi zichzelf niet meer. Mario idealiseert in dit geval meer: (...) la volonta indomita trionfava ancora in lui, novello Prometeo, spezzando le catene degli uomini e del tempo (II 50). Voor de slag bij Mentana (1867) en de daar direct aan voorafgaande gebeurtenissen (waaronder het optreden van Jessie White Mario zelf als bemiddelaar) kon HRH putten uit het uitvoerige relaas van Mario. Soms nam zij een formulering letterlijk over, zoals de elektriserende werking die het gebulder van Garibaldi's kanonnen op zijn manschappen had.Ga naar voetnoot153 De kansen keerden; Garibaldi werd in een dag twintig jaar ouder, schrijft HRH. De typering van zijn stem en vaal gelaat heeft zij, inclusief Garibaldi's directe rede, aan Mario ontleend.Ga naar voetnoot154 HRH voegt aan de metamorfose van Garibaldi echter een aantal | |||||||||
[pagina 114]
| |||||||||
opmerkingen toe. Zij vergelijkt hem met de held van een antieke tragedie en bespreekt hoe er een einde is gekomen aan ‘de toovermacht van zijn persoonlijkheid op de schare’. Tijdens de terugtocht na de verloren slag klaagde Garibaldi: ‘Dit is de eerste maal in mijn leven, Guerzoni, dat ik den vijand mijn rug laat zien. Het ware beter geweest...’ (DHS: 383). Deze directe rede berust op Guerzoni's boek, inclusief de onafgemaakte tweede zin. Ook de eraan voorafgaande beschrijving van de gure nacht en de sombere stemming waarin Garibaldi en de zijnen wegtrokken heeft HRH aan Guerzoni ontleend.Ga naar voetnoot155 ‘Een gure, kille wind woei hun uit de bergen tegemoet en drong door tot in het gebeente’ is bijvoorbeeld een vrijwel letterlijke weergave van Guerzoni. Guerzoni beschrijft hoe Garibaldi vooraan rijdt, zwijgend, de hoed over de ogen, de armen hangend, luguber, spookachtig. Hier veroorlooft HRH zich wat meer vrijheid: zij versterkt het spookachtige en reduceert zijn gelatenheid: Voor zijn mannen uit reed Garibaldi, eenzaam en groot als een aanvoerder uit het schimmenrijk, die zijn verslagen gezellen leidt door de duistere velden van Hades. Mario en Guerzoni zijn de belangrijkste bronnen voor ‘De ondergang van de held’ geweest; daarnaast heeft HRH natuurlijk gegevens uit andere publikaties gebruikt. Het boekje van Vecchi bijvoorbeeld ligt ten grondslag aan de beschrijving van Garibaldi's verzuchtingen over de situatie in Italië.Ga naar voetnoot156
Ook al heeft HRH zich veel moeite getroost DHS te baseren op gegevens uit bronnen, herhaaldelijk is zij, niet geneigd tot zorgvuldige detailstudie, in het weergeven van feiten tekort geschoten. Zo geeft HRH een niet geheel juist beeld van Garibaldi's eerste ontmoeting met Anita, doordat zij op een afbeelding afgaat,Ga naar voetnoot157 vermeldt zij tegenstrij- | |||||||||
[pagina 115]
| |||||||||
strijdige data in het hoofdstuk over RomeGa naar voetnoot158 en haalt zij namen door elkaar. Ik beperk me tot één wat complexer geval. Op basis van verwarrende gegevens uit bronnen heeft HRH een aanvechtbaar verhaal samengesteld over Garibaldi's moeizame besluitvorming inzake de expeditie naar Sicilië. Om te beginnen geeft HRH een gesprek tussen Cavour en Garibaldi's afgezant Sirtori slecht weer; zij gaat uit van Bertani's versie van dit gesprek, die door Trevelyan historisch onjuist wordt geacht. Bovendien schrijft ze Sirtori's pessimisme toe aan Cavour.Ga naar voetnoot159 In de op Sirtori's poging volgende verwikkelingen heeft het relaas van HRH zich verstrikt. Ik geef de voornaamste ervan weer, in eerste instantie Trevelyan volgend. De expeditie zou op 28 april 1860 beginnen; in de ochtend van 27 april ontving de staf een telegram waarin de mislukking van de beweging te Palermo bericht werd.Ga naar voetnoot160 Garibaldi besloot de expeditie uit te stellen, wat tot een conflict in de staf leidde. Een tweede telegram, al dan niet op verzoek van Crispi verzonden, arriveerde 's avonds 29 april bij Crispi, die het de ochtend van 30 april aan Garibaldi liet zien. Direct nam Garibaldi het besluit de expeditie te laten doorgaan.Ga naar voetnoot161 Heel anders is de lezing van HRH. In de avond van 27 aprilGa naar voetnoot162 komt het eerste telegram binnen. Garibaldi neemt zijn besluit, daarop volgt een ruzie met zijn stafleden. Deze dag duurt verder eindeloos lang; bedoeld is waarschijnlijk de volgende dag, dus 28 | |||||||||
[pagina 116]
| |||||||||
april. Een dag later (29 april)Ga naar voetnoot163 komen Crispi e.a. bij hem met het tweede telegram; Garibaldi trekt gegevens na. De avond valt en Garibaldi geeft zich aan een nachtelijke overpeinzing over. De volgende ochtend komt hij pas weer uit zijn afzondering te voorschijn. ‘Wij gaan zoo spoedig mogelijk - morgen zoo het kan (243).’ Dit moet Garibaldi op 30 april meegedeeld hebben, maar DHS plaatst deze ochtend op 1 mei (243). Ook als we deze oneffenheid gladstrijken, is HRH's verslag in strijd met dat van Trevelyan, bij wie Garibaldi direct beslist - in DHS krijgt Garibaldi bijna een etmaal extra tijd om te peinzen. HRH is door andere bronnen op het verkeerde spoor gezet. Bandi vertelt dat Crispi e.a. op 30 april het tweede telegram aan Garibaldi toonden; deze denkt een poosje na en deelt ogenblikkelijk zijn positieve beslissing mee. De volgende ochtend, op 1 mei, is Garibaldi's eerste woord: ‘Partiremo, partiremo.’ Van de datum 30 april is Bandi geheel zeker, omdat het de dag is van het succes tegen de Fransen in Rome (Bandi 1960b: 32v). Ook volgens Bandi denkt Garibaldi dus maar even na. Guerzoni, eveneens een ooggetuige, kent Garibaldi daarentegen meer bedenktijd toe. Guerzoni spreekt uitsluitend over het eerste telegram en vertelt dat Garibaldi naar aanleiding daarvan lange tijd in gepeins verzonken was, onbeweeglijk naar de zee starend. In een lyrische beschouwing weidt Guerzoni uit over de Poesia, die als een soort goddelijke genade Garibaldi tot de juiste beslissing brengt. Als hij zijn besluit meedeelt, is het inmiddels 1 mei.Ga naar voetnoot164 Zo zal HRH aan 1 mei zijn gekomen (uit Bandi + Guerzoni) en aan de langdurige overpeinzing van Garibaldi (Guerzoni). Hierbij heeft zij verschillende data door elkaar gehaald en de bronnen niet voldoende met elkaar vergeleken. Daar komt vermoedelijk HRH's foutieve lezing van Bandi bij. Bandi laat Garibaldi wel op 1 mei zeggen dat het vertrek plaats kan vinden, maar vertelt ook dat Garibaldi zijn besluit al de vorige dag heeft meegedeeld. HRH zal in de vaart van haar bronnenstudie alleen naar de uitspraak op 1 mei gekeken hebben. Al met al berust de uitvoerige weergave van Garibaldi's overpeinzing (241-243) op een verwarde tijdsbepaling. De historicus Romein zou over dergelijke | |||||||||
[pagina 117]
| |||||||||
fouten gevallen zijn: de biograaf dient zeer precies de volgorde van alle details te kennen.Ga naar voetnoot165 | |||||||||
3.5 Documentatie in de greep van verbeelding3.5.1 De kleine zwendelH.W. von der Dunk ziet als voornaamste onderscheid tussen biografie en vie romancée ‘de kleine zwendel’: de auteur van de laatste vertelt wat de held denkt zonder hierover gedocumenteerd te zijn of beschrijft de stemming waarin de held verkeerd zou hebben (1982: 8). Zo gezien is HRH schuldig aan grote zwendel, want DHS geeft de lezer royaler inzage in het gedachtenleven van de hoofdfiguur dan bijvoorbeeld Ludwig in zijn Napoleon (1925). Weliswaar komt in deze vie romancée van de bestsellerschrijver gedachtenweergave voor, maar minder uitbundig dan in DHS.Ga naar voetnoot166 De hoeveelheid ingebedde focalisatie in DHS is een van de factoren waardoor dit boek een geromantiseerde indruk maakt, ondanks de vele historische details en de historische uiteenzettingen. DHS geeft vaak en soms zeer uitvoerig de gedachten van Garibaldi weer, hetzij in vrije indirecte rede, hetzij samenvattend. Daarnaast komen ook wel gedachten in directe rede voor. Vooral van de vrije indirecte rede heeft HRH dikwijls gebruik gemaakt. Ook gedachten van anderen worden aangehaald, maar in mindere mate. Deze verschijnselen roepen de vraag op, in hoeverre HRH dergelijke gedachtenweergave uit bestaande publikaties afgeleid heeft. Een vergelijking met HRH's bronnen maakt duidelijk dat zij vaak gedachten aan Garibaldi toeschrijft die niet of nauwelijks terug te vinden zijn in de literatuur over hem. Kennelijk heeft de schrijfster zich in zo'n geval ingeleefd in zijn situatie en haar rapportage van zijn innerlijke gewaarwordingen daarop gebaseerd. Soms berust gedachtenweergave op documentatie die door HRH is ‘omgewerkt’ tot gedachten. | |||||||||
[pagina 118]
| |||||||||
Als DHS gedachten van anderen dan Garibaldi beschrijft, zijn deze meestal aan een bron ontleend: een tijdgenoot van Garibaldi heeft zijn belevenissen te boek gesteld en daarin af en toe ook opgenomen wat er op zo'n moment door hem heen ging. Tot deze ontleningen behoort bijvoorbeeld Dandolo's verbazing over de uitdossing van de Garibaldini (115); enkele gedachten van Garibaldi's officier Bandi tijdens de onderneming op Sicilië, zoals zijn twijfel aan de mogelijkheid de Napolitaanse troepen te verslaan (285 en 287); een observatie van Garibaldi's neerslachtigheid met Vecchi als interne focalisator (339).Ga naar voetnoot167 Van Garibaldi's gedachten in DHS is er een minderheid in een bron terug te vinden. Zo'n uitzondering is de beschrijving van een visioen van de jonge Garibaldi; hij was sterk onder de indruk geraakt van Saint-Simonisten en dacht in nachten op zee over hun woorden na en in zijn exaltatie scheen het hem toe, als was dit niet langer een gewone vrachtboot (...), maar een gevleugelde bode, het woord Gods en het zwaard van Michaël dragend over de wateren. Een siddering doorvoer hem: vanuit schemerige diepten voelde hij zijn levenstaak roepen tot hem. (58) HRH beschrijft deze gewaarwordingen zonder er enige afstand van te nemen; zo'n passage maakt duidelijk wat de communist Knuttel irriteerde in de mystieke inslag van DHS (hier p. 43). De beschrijving van Garibaldi's droombeeld berust op de Memoires in de bewerking van Dumas; daarin komt de vergelijking met de bode inclusief het woord Gods en het zwaard voor; ook is, in andere bewoordingen, het vage besef van een levenstaak door Dumas omschreven.Ga naar voetnoot168 Een ander voorbeeld betreft directe ontlening van gedachteweergave. In New York (1850-1851) voelde Garibaldi zich ongelukkig. Op een dag verlangde hij zo naar ‘ruimte en vrijheid’ dat hij wilde aanmonsteren als matroos. Bij geen enkel schip lukte dat. Herinnering schoot door hem heen van de langvervlogen dagen van Montevideo, toen hij bevelhebber van de vloot der republiek was geweest. Hij lachte een bitteren lach: wat hielp hem dit alles nu? Niemand had hem noodig. Met tragen tred keerde hij naar de fabriek terug (180). | |||||||||
[pagina 119]
| |||||||||
Het aanmonsteren en de herinnering aan Montevideo zijn door Garibaldi zelf beschreven,Ga naar voetnoot169 waarmee dit in DHS een van de weinige tekstgedeelten over Garibaldi's gedachten is die op gedachteweergave in een bron terug gaan. Zoals ook verder in DHS zijn in ‘Het wonder: de bevrijding van Sicilië’ de Memoires nauwelijks gebruikt als bron van gedachteweergave.Ga naar voetnoot170 Een uitzondering is deze gedachtesamenvatting in het verslag van de slag bij Calatifimi: ‘Garibaldi wist dat de dag bijna gewonnen was. (261)’ Dit treft men ook in de Memoires aan als gedachteweergave: The situation was supreme; we were bound to win. In this determination, we began to ascend the first ledge of the mountain, under a hail of bullets. (Werner 1971 II: 165) Als laatste voorbeeld HRH's samenvattende beschrijving van Garibaldi's gewaarwording te Palermo. Garibaldi besprak daar vanaf een balkon de voorwaarden die de Napolitaanse tegenstanders gesteld hadden. De strijdvaardige kreten van het publiek deden hem goed, hij voelde ‘hoe zijn ziel één werd met de ziel van het volk.’ De bron is Guerzoni.Ga naar voetnoot171 Herhaaldelijk volgt gedachteweergave in DHS een gedachtebeschrijving uit een document na en bovenstaande opsomming is niet compleet. Maar het aantal van dit soort gevallen is in DHS beperkt. Bovendien betreft dit steeds korte passages, terwijl er in DHS ook uitgebreide tekstgedeelten met gedachteweergave zijn; die zijn nooit als zodanig uit een bron afkomstig. Meestal is HRH anders te werk gegaan. Zij nam informatie uit de door haar gelezen literatuur over Garibaldi op in beschrijvingen van wat hij op een bepaald moment gedacht zou kunnen hebben of werkte informatie om tot gedachten van Garibaldi. Nergens in DHS wordt | |||||||||
[pagina 120]
| |||||||||
verantwoording van deze werkwijze afgelegd of wordt het hypothetische van zo'n tekstgedeelte aangegeven. Soms is een passage niet eenduidig als gedachteweergave te interpreteren, zoals in de beschrijving van een sensationele gebeurtenis uit de Zuidamerikaanse jaren.Ga naar voetnoot172 Garibaldi, op zee door een kogel in de nek gewond, denkt te zullen sterven; hij wil per se in de aarde begraven worden, hij huiverde bij de gedachten dat het (zijn lijk, HS) zou rusten in de oneindige wateren, door geen gedenksteen onderscheiden van de ontelbare gebeenten, die de dood uitzaait over land en zee. (70v) Blijkens de Memoires citeerde Garibaldi bij deze gelegenheid enkele regels van Foscolo; deze zijn letterlijk vertaald in het citaat hierboven.Ga naar voetnoot173 Deze indirecte rede hoeft niet per se als gedachteweergave gelezen te worden; het zou ook om gesproken woorden kunnen gaan, Garibaldi zou dan bijvoorbeeld gezegd kunnen hebben: ‘Ik moet er niet aan denken dat mijn lijk in de zee zou rusten.’ In dat geval zou HRH dicht bij de bron gebleven zijn. Als illustratie van de manier waarop HRH aan Garibaldi ingebedde focalisatie toekent, bespreek ik eerst enkele gedeelten van ‘De worsteling om Rome’. In tegenstelling tot de Foscolo-passage bevatten ze onmiskenbaar ingebedde focalisatie. Na een succesvolle tegenaanval die de Fransen het veld heeft doen ruimen, peinst Garibaldi over de afgelopen dag en de komende beslissingen; deze gedachtenweergave, voor een deel in vrije indirecte rede gesteld, neemt ruim één pagina in beslag (122v). Signalen die op ingebedde focalisatie wijzen zijn verba als: hij dacht, voelde, wist het niet; het flitste door hem heen. Waarschijnlijk heeft HRH hier gegevens uit vooral TrevelyanGa naar voetnoot174 omge- | |||||||||
[pagina 121]
| |||||||||
werkt tot een reeks gedachten die aan het eind van die dag door Garibaldi heengegaan zou zijn. Het resultaat van Garibaldi's nadenken wordt op p. 123v beschreven: Garibaldi legt een plan aan Mazzini en de andere leden van Romes Triumviraat voor; Mazzini wijst het af. De samenvatting van de discussie wordt in DHS gevolgd door een gedeelte waarin Garibaldi als interne focalisator optreedt, zodat zijn visie op de kwestie de meeste nadruk krijgt - een beproefde methode om het oordeel van de lezer te beïnvloeden. De door HRH beschreven gedachten zijn niet op documenten gebaseerd; wel is informatie uit bronnen verwerkt in de zin: Garibaldi ‘voelde hoe een scheur sloeg in het vertrouwen, waarmee hij Mazzini's leiding vele jaren was gevolgd.’ (124) HRH's versie is ook in overeenstemming met de toon waarin de Memoires de zaak uiteenzetten en met een opmerking van Mario: Garibaldi obeyed, as was his wont, but he bitterly resented, and never forgave, this refusal (Mario 1909: 191, curs. HS). De twijfel aan Mazzini's inzicht in de politieke ontwikkelingen in Frankrijk is door HRH ten onrechte toegeschreven aan Garibaldi: de informatie komt uit Trevelyan 1907 (135), waar te lezen is dat Mazzini niet wist hoe snel de invloed der republikeinen in Frankrijk afnam. Later, na de heroïsche nederlaag bij de villa Corsini, treurt Garibaldi, maar tevens beseft hij de waarde van deze verloren strijd. Zijn gedachten worden ten dele samengevat, ten dele in vrije indirecte rede meegedeeld; het gaat om gedachten die hij de dagen daarna ‘in zijn ziel’ droeg (137v). Garibaldi bedenkt o.a. dat het vergoten bloed vruchtbaar zal zijn; het Italiaanse volk heeft een nieuwe traditie van martelaars nodig, met Rome als middelpunt. Dit lijkt veel op Mazzini's offer-idee en Trevelyan's betoog over de vernieuwing van Rome als tempel van de nationaliteitsgedachte (1907: 191v), waaruit HRH de ‘gedachte’ van Garibaldi over de nieuwe traditie zo goed als letterlijk heeft overgenomen. Hetzelfde geldt voor de notie dat het bloed ‘oneindig vruchtbaar’ zou zijn (vgl. Trevelyan 1907: 193). Zo wordt Trevelyan's commentaar door HRH in Garibaldi's gedachtenleven opgenomen. | |||||||||
[pagina 122]
| |||||||||
Tijdens zijn verblijf in Tanger (1849-1850) staarde Garibaldi, aldus DHS 177v, vaak naar de zee, naar de altijd opnieuw aanrollende en op de kust brekende golven. Het leek hem het beeld van den strijd der menschengeslachten tegen de spitse punten van het geweld en der tyrannie onwrikbare wanden. Hij staarde en staarde, verzonk in droefgeestig gepeins. Uitvoerig vertelt DHS dan, in een iteratieve gedachtenweergave, hoe Garibaldi zich pijnigde met herinneringen aan allen die hij had opgeofferd voor een nog steeds onbereikbaar ideaal. Al met al bijna een pagina lang. Dit alles is waarschijnlijk een verbeeldingsgewijze uitwerking van enkele aanwijzingen uit Trevelyan 1909 (13); deze deelt mee dat Garibaldi tijdens de periode te Tanger geestelijk evenwicht zocht door langdurig naar de zee te staren en citeert Garibaldi's notitie uit februari 1850: ‘Tortured by certain memories and by the low condition of our country's affairs (...).’ Er zijn in DHS ook uitgebreide beschrijvingen van Garibaldi's gedachten waarvan ik helemaal geen sporen in de door HRH geraadpleegde literatuur heb kunnen vinden.Ga naar voetnoot175 Een daarvan komt voor in ‘De held in de school van het leiderschap’. Garibaldi vaart uit Zuid-Amerika terug naar Italië; op het schip mijmert hij, blijkens een van de langste tekstgedeelten met ingebedde focalisatie in DHS (89-92). Ondanks signaalwoorden die Garibaldi tot interne focalisator maken, zou een deel van deze passage ook als commentaar van HRH gelezen kunnen worden; dit brengt de dubbelzinnigheid van vrije indirecte rede nu eenmaal met zich mee.Ga naar voetnoot176 Pas achteraf wordt deze dubbelzinnigheid opgeheven: Al deze dingen voelde Garibaldi omhoogflitsen en weer verschieten door de rijke gronden van zijn wezen, wanneer hij, leunend over de verschansing, staarde naar de eenzame oneindigheden waar het schip zijn schuimende vore door sneed; - oneindigheden, deinend gelijk die der prairie, maar zilverbloesemend en zilt van geur. Hij dacht zijn gedachten niet in ijdelen hoogmoed, maar voelde ze zuiver sterk als de natuur. (92v) | |||||||||
[pagina 123]
| |||||||||
Zo zijn de gedachten die tijdens de reis in Garibaldi opflitsten in een grote gedachtenbeschrijving ondergebracht; binnen de compositie van dit hoofdstuk een middel om een karaktertypering op soepele wijze in te lassen in de verhaalgang. Tevens is het, net als zoveel andere gedachteweergave in DHS, een relatief fictionaliserend middel, omdat deze overpeinzingen niet op de Memoires of andere bronnen teruggaan.Ga naar voetnoot177 Ten slotte nog een ander geval. Vrijwel aan het begin van het hoofdstuk ‘Aspromonte en Mentana’ staat een beschouwing over de politieke situatie in Italië na Garibaldi's triomfen in 1860 en over zijn aspiraties. De uiteenzetting (338-341) wordt voorafgegaan en onderbroken door typeringen van Garibaldi's stemming, wat op ingebedde focalisatie wijst, maar kan als geheel ook gelezen worden als een commentaar van HRH (in literaire termen: van de externe verteller-focalisator), die herhaaldelijk de focalisatie afstaat aan Garibaldi.Ga naar voetnoot178 Wat de inhoud betreft, een deel van de gegevens uit deze uiteenzetting of gedachtenweergave is afkomstig uit het boekje van Vecchi.Ga naar voetnoot179 Vecchi geeft weer wat Garibaldi hem zelf vertelde; de bittere toon van die woorden sluit goed aan bij de passage uit DHS, die echter als gedachtenbeschrijving relatief fictionaliserend is. | |||||||||
[pagina 124]
| |||||||||
3.5.2 Risorgimento en verbeeldingDHS omvat drie onderwerpen, waarvan het verhaal over Garibaldi de meeste aandacht krijgt. Hoofdstuk I, de ‘Historische inleiding’, behandelt van het Risorgimento, de strijd om de vrijheid en eenwording van Italië, in vogelvlucht dat gedeelte waarin Garibaldi nog geen rol van betekenis speelde (tot 1848). Het derde onderwerp behelst de laatste twee decennia van het Risorgimento (1848-1870) in het algemeen, in DHS weergegeven in kaderpassages. De ondertitel suggereert dat Inleiding en kaderpassages deel uitmaken van de verbeelding, anderzijds rept HRH in de ‘Voorrede’ alleen van verbeelding in verband met Garibaldi's levensloop en historische gestalte. De vraag is hier of ook de algemeen-historische tekstgedeelten van DHS de vrucht van de ‘verbeelding’ zijn. De stijl van de Inleiding, die vaak beeldend is en de herhaaldelijk voorkomende scenische weergave van gebeurtenissen geven te kennen dat HRH haar relaas aanschouwelijk wilde maken. Maar vergeleken met de andere hoofdstukken is de inleiding samenvattend, minder als ‘verhaal’ geschreven. De presentatie als inleiding geeft aan dat HRH de periode tot ± 1850 meer als de voorgeschiedenis ziet. Ook al is de Inleiding allerminst zakelijk geschreven, een indruk die nog wordt versterkt door HRH's onmiskenbare stellingname, ze vormt kennelijk geen integraal deel van de verbeelding. In hoofdstuk II begint het levensverhaal en van daaruit belandt HRH in hoofdstuk IV bij de hoogtepunten van het Risorgimento. Het relaas over Garibaldi is duidelijk als verbeelding bedoeld en voor zover HRH haar held op de voet volgt, wordt de informatie over de Italiaanse eenwording opgenomen in de verbeelding. Zou HRH het hierbij gelaten hebben, dan had de ondertitel alleen naar Garibaldi hoeven te verwijzen. De kaderpassages in hoofdstuk II-V verwijderen zich echter steeds even van Garibaldi, zij belichten de eenwording vanuit de algemene situatie of vanuit de diplomatie van Cavour c.s. Blijkens de vertelmiddelen die in deze passages gebruikt zijn, heeft HRH ook daarin herhaaldelijk naar aanschouwelijkheid gestreefd, zij het in aanzienlijk mindere mate dan in het eigenlijke verhaal. Af en toe neigt de vertelwijze naar het scenische, vaker wordt beeldspraak gehanteerd, bijvoorbeeld in een verslag van de aanval van Piemont op het pauselijk gebied: | |||||||||
[pagina 125]
| |||||||||
Voor Cavour beteekende het ongedacht snelle succes der Piëmonteesche wapenen de bekroning zijner politiek. De reaktie in Midden-Italië was met één slag verbrijzeld, de vijand die Piëmont van het zuiden uit bedreigde, volkomen verlamd; de ijzeren keten die, dwars over het eiland (Italië, HS) gespannen, noord en zuid nog gescheiden had, vloog aan duizend stukken (313v). Het relatief-fictionaliserend vertelmiddel van de ingebedde focalisatie is in kaderpassages herhaaldelijk gebruikt om het standpunt van Cavour weer te geven. Een voorbeeld is de vrije indirecte rede waarin Cavour's reactie op een daad van Garibaldi is gegeven, het aanbieden van de oorlogsvloot van Napels aan Victor Emmanuel: ‘Maar nu was het genoeg: de man die zijn vorst een koninkrijk en een vloot kon aanbieden, werd gevaarlijk voor de monarchie (307).’ De vrije indirecte rede wordt vervolgd, waarna blijkt dat deze woorden de opinie van Piemontese militairen representeren. Zo gaat de vrije indirecte rede bijna onmerkbaar over van Cavour naar anderen. Kennelijk heeft HRH in dit tekstgedeelte zakelijke informatie die Trevelyan over Cavour's mening geeft gefictionaliseerd weergegeven. Veel vaker heeft zij uit Trevelyan's standaardwerk kunnen putten voor algemeenhistorische gegevens. In dit geval, Cavour's reactie op het schenken van de vloot, geeft HRH een vertekend beeld. Volgens Trevelyan was Cavour juist aangenaam verrast door Garibaldi's besluiten en zijn relaas geeft een heel andere kijk op Cavour's overwegingen.Ga naar voetnoot180 Een geval apart is het slot van DHS, waarin de voortgang der geschiedenis na Garibaldi's dood lyrisch wordt becommentarieerd: De dagen stroomden verder, de jaren stroomden, de menschheid spon verder aan haar lot. De oude verhoudingen kregen een nieuwen inhoud, de oude woorden een nieuwe beteekenis, de oude leuzen werden gevuld met den wijn van nieuwe verlangens. Een nieuw geslacht groeide op; nieuwe ketenen drukten de ontrechten, nieuwe geweldenaars schandvlekten met hun wreedheid de aard. (401v) Het idee dat in de twintigste eeuw de nagedachtenis van Garibaldi door behoudende Italiaanse nationalisten werd geannexeerd, dreef HRH tot een verontwaardigde afsluiting, lyrisch ook door de dichtvorm: DHS besluit met een kwatrijn, waarvan de slotregel luidt: ‘Wij Kommunisten zijn de kinderen van zijn geest’.Ga naar voetnoot181 Verbeelding naar | |||||||||
[pagina 126]
| |||||||||
de vorm én naar de inhoud, want juist hier maakt een dieper inzicht het de auteur mogelijk Garibaldi's aandeel aan de historie naar waarde te schatten. In het slot omvat de verbeelding dus zowel Garibaldi's leven als de historie in het algemeen, maar in de kaderpassages heeft de verbeelding een stapje terug moeten doen, al ontbreekt zij nergens in DHS geheel. | |||||||||
3.5.3 Heldenmoed en heldentaal3.5.3.1 De versierde heldDe in vorige paragrafen aan het licht gekomen vergissingen en slordigheden t.a.v. historische feiten doen afbreuk aan HRH's ongetwijfeld serieuze bedoeling de lezer een verantwoord beeld van historische gebeurtenissen te geven. Het feit dat zij Garibaldi's gedachtenleven uitvoeriger heeft beschreven dan welke bron ook, versterkt het in de ondertitel van DHS aangeduide karakter van een verbeelding. Toch staan deze eigenschappen van DHS een zelfs voor historici boeiende visie op wezenlijke eigenschappen van Garibaldi niet geheel in de weg; dat zij er niet in geslaagd is een in grote lijnen aanvaardbare interpretatie van de figuur Garibaldi te geven, heeft een andere oorzaak. Recensenten van DHS hebben destijds gewezen op het subjectieve, partijdige karakter van dit boek;Ga naar voetnoot182 HRH heeft haar held met vooringenomenheid beschreven. DHS lijdt aan een verfraaiingsneiging; de tendens alles mooier te maken ligt ten grondslag aan de subjectieve visie op Garibaldi. Deze tendens komt al op het niveau van de detailbeschrijving tot uiting; daarom bespreek ik hier eerst enkele voorbeelden van idealiserende situatieschetsen in DHS. Het natuurlijke overwicht van Garibaldi wordt geïllustreerd door de anekdote over zijn eerste verovering als kaperkapitein (69v). Tegen de zin van zijn bemanning liet hij de passagiers van het buitgemaakte schip ongedeerd gaan.Ga naar voetnoot183 De bron is Garibaldi zelf,Ga naar voetnoot184 die hierover beknopt vertelt. In DHS is dit gegeven uitgewerkt tot een tafereeltje: | |||||||||
[pagina 127]
| |||||||||
Half-onderdrukte vloeken gromden; nijdige blikken gluurden naar den rijken koopman met de prachtige briljanten, die, toen de Louise de witte vlag heesch, zich over zijn geheele lichaam bevend voor de matrozen van de Mazzini op de knieën geworpen had, hun al zijn kostbaarheden aanbiedend zoo zij zijn leven spaarden. Maar allen gehoorzaamden: de jonge kapitein (Garibaldi, HS) had in stem en blik, in heel zijn ernstig wezen, iets onbeschrijfelijks dat ongehoorzaamheid uitsloot. Met deze levendige beschrijving maakt HRH het voorval aanschouwelijker. Aan boord van een ander schip voer Garibaldi jaren later (1848) naar Italië terug; de mannen zongen bij zonsondergang een patriottische hymne, waarover Trevelyan nogal lyrisch schreef:Ga naar voetnoot185 ‘And with the other voices blended the low, rich voice of the deliverer to be - till the song, without an audience, died upon the water's waste.’ Hier deed HRH niet voor onder, zij gaf een aemulatio: Aan het einde van iederen dag, als de zon zonk aan de kimmen, klonk over de onmetelijke grauwe watervlakte de nieuwe hymne, Italië ter eere door een der hunnen gedicht. In den koorzang kreeg de broederlijke liefde stem die allen vereenigde en werd het verlangen verklankt, dat aller harten prangde met zoete pijn, het verlangen zich te offeren voor den droom hunner ziel (89). Deze interpreterende uitweiding van HRH is in overeenstemming met het doel van de reis; zo zag HRH echter ook kans de haar aansprekende idee van een offer ter wille van een droom in haar rapportage te verwerken. Elders in DHS beschreef zij hoe de Garibaldini in 1860 uitkeken op Palermo, de stad die zij moesten gaan innemen. Ditmaal kon zij terugvallen op een literair getinte beschrijving door Trevelyan. De aankleding met details is door HRH uitgebreid. Ter vergelijking een gedeelte uit beide versies van de beschrijving.Ga naar voetnoot186 (....) while down below, enclosed between these stately barriers and the sea, was spread the Conca d'Oro itself, one vast grove of oranges, lemons, olives, and cactus, the magnificent legacy to modern times of the Arab methods of irrigation. There, like a rich jewel set in the ‘shell of gold’, lay Palermo on the edge of the azure sea; and there in the | |||||||||
[pagina 128]
| |||||||||
harbour rode the warships of Naples and of various other nations, set to watch the issue of this wild adventure, for news of which all the world was waiting. Een typering van de sfeer in Rome leunt aan tegen het dagboek van Koelman. De avond voordat de Fransen Rome zouden aanvallen, heerste er in de stad een gespannen sfeer. Koelman's beschrijving wordt door HRH overgenomen (118), maar de stemming typeert zij anders. Koelman schrijft: In gespannen verwachting werd de nacht doorgebracht, en iedereen begreep dat er den volgenden morgen eene botsing moest plaats hebben. Hoe zou die aflopen? (Koelman 1869 II: 12) In DHS is dit citaat dichterlijk uitgewerkt, compleet met alliteraties en assonanties in de eerste zin. Zoet en begeerlijk lokte het leven, statig schreed door de straten de schoone dood. In de sfeer van vervoering waartoe de zielen gestegen waren waren, kregen alle dingen een nieuwen zin, onvergelijkelijk veel dieper en rijker dan die van het dagelijksch bestaan ooit geweest was. Vreemde verwantheden gingen open; vurige draden bonden ziel aan ziel en liefde aan liefde. (.....) Het geluk der zieleneenheid werd ervaren en doorproefd. Leven was tot vreemde hoogten omhoog gewiekt; in de zielen der geletterden begonnen de zangen der groote dichters te klinken; de gestalten hunner verbeeldingen kwamen nader uit wazige verten, schenen één te worden met het wonder van dien nacht. (119) Het leven van Garibaldi bevatte genoeg romantische stof; zo heeft zijn verhouding met Anita tot de verbeelding van velen gesproken. In DHS begint de Anita-story op p. 76; dit gedeelte van DHS loopt parallel aan Garibaldi's eigen relaas, de beroemdste zinnen uit de Memoires, die door Trevelyan gedeeltelijk geciteerd worden. Ten tijde van Trevelyan waren de Memoires de voornaamste informatiebron over de gebeurtenissen rond Anita (Trevelyan 1909: 14). De romantische stijl waarin Garibaldi over zijn kennismaking met Anita schreef, in de Engelse vertaling nog romantischer dan in de oorspronkelijke versie, deed sommigen aan de betrouwbaarheid ervan twijfelen, volgens Ridley (1974: 88) ten onrechte. | |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
De aanleiding tot de ontmoeting is Garibaldi's verlangen naar het gezelschap van een vrouw. HRH licht dat als volgt toe. Garibaldi had reeds vaak al dan niet platonische liefdesverhoudingen gehad; dat formuleert HRH dichterlijk, met een reminiscentie aan Verwey's Van de liefde die vriendschap heet: De liefde die hartstocht is en de andere die vriendschap heet, begeleidden zijn dagen met hun afwisselend gezang (.....).Ga naar voetnoot187 Grote hartstocht was het niet; de vriendschap met zijn kameraden had hem dieper geraakt. Nu twee van hen waren omgekomen, voelde hij zich neerslachtig en eenzaam. Zijn behoefte aan warmte en innigheid deed hem hunkeren naar een mensch die hem boven allen zou liefhebben en waaraan hij de zachtheid kon geven, die opgestuwd lag in zijn gemoed. (76) Deze motivatie van Garibaldi's verlangen naar een partner is niet in strijd met Trevelyan's samenvatting, maar wijkt wel wat af van de voorstelling van zaken die Garibaldi zelf gaf. De Memoires geven te kennen dat Garibaldi behoefte had aan een ‘human hart to love me, one that I could keep always near me.’ Maar, besefte hij, het zou niet meevallen een echte vriend te vinden; dus zou het een vrouw moeten zijn.Ga naar voetnoot188 In DHS wordt Garibaldi een verhevener motivatie toebedeeld, zodat hij een ietwat gunstiger belichting krijgt. In sterkere mate wordt dit effect in DHS bereikt door een subjectieve selectie van gegevens. Men kan zich hier een voorstelling van vormen aan de hand van het Zambianchi-schandaal. HRH vertelt dat Garibaldi enkele ontslagen gevangenen toeliet in zijn legioen,Ga naar voetnoot189 zonder een van hen, Zambianchi, afzonderlijk te vermelden. De man had voor moeilijkheden gezorgd; gedurende de eerste weken van het beleg van Rome doodde Zambianchi c.s. een aantal geestelijken. De revolutionaire regering maakte een definitief einde aan dit soort | |||||||||
[pagina 130]
| |||||||||
terrorisme,Ga naar voetnoot190 maar Zambianchi's misdaden bleven ongestraft. Bovendien liet Garibaldi toe dat hij zich bij hem aansloot tijdens de vlucht uit Rome; tien jaar later zou hij hem zelfs belasten met de leiding van een expeditie naar de pauselijke staten; Garibaldi's grootste blunder, vond Trevelyan.Ga naar voetnoot191 Enerzijds is het te verdedigen dat deze kwestie in DHS niet voorkomt: het voorval is niet typerend voor het revolutionaire bewind. Maar deze geschiedenis laat wel zien hoe ondoordacht Garibaldi kon handelen; de omissie versterkt het idealiserende karakter van DHS. Een subtiele retouche heeft HRH aangebracht in haar samenvatting van een brief die Garibaldi tot de koning richtte. Garibaldi schreef dat hij bij zijn gevaarlijke onderneming op God vertrouwde,Ga naar voetnoot192 HRH liet dit weg. Het lijkt erop dat zij in deze jaren als communiste vaag-pantheïstische trekken van bijvoorbeeld Garibaldi wel kon accepteren, maar duidelijk godsdienstig klinkende uitspraken niet kon gebruiken.Ga naar voetnoot193 Er staan in DHS weinig kritische opmerkingen over Garibaldi; een daarvan is de kanttekening die HRH plaatst bij Garibaldi's avonturen in Zuid-Amerika. Tegelijk prijst deze zin echter zijn eigenschappen: Ontzaglijke geestkracht werd verbruikt voor nietige doeleinden, zeldzame gaven van geest en gemoed werden aan een onwezenlijk droombeeld opgeofferd. (70) Guerzoni's kritiek is scherper: militair werd Garibaldi in Zuid-Amerika uitstekend geschoold, politiek allerminst. Het woeste, eigengereide optreden van de Zuidamerikanen drukte op Garibaldi, onervaren en naïef, een blijvend stempel. Wat hem politiek en gevoelsmatig zou | |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
blijven bezielen was slechts één gedachte: gewapenderhand opkomen voor de vrijheid en onafhankelijkheid van het vaderland. Voor Garibaldi werd de gaucho een ideaaltype, waarnaar hij zich ook in Europa bleef richten; niet alleen zijn ideeën, maar ook zijn kledij getuigden hiervan.Ga naar voetnoot194 Duidelijk blijkt HRH's vooringenomenheid uit haar behandeling van aanvaringen met Mazzini, de eigenlijke leider van het opstandige Rome. Garibaldi wilde zijn militair succes uitbuiten door de Fransen desnoods de zee in te drijven, Mazzini wees dit plan af (123v). De focalisatie laat Garibaldi's standpunt beter uitkomen;Ga naar voetnoot195 bovendien verzwijgt DHS Trevelyan's argument dat de door Garibaldi aanbevolen ‘root-and-branch remedy’ de Fransen ertoe gebracht zou hebben alsnog een sterker leger naar Rome te zenden.Ga naar voetnoot196Ga naar voetnoot197 In de inleiding van ‘De held op de toppen des levens II’ maakt Garibaldi kennis met Cavour, de eerste een loutere en klare natuur, de laatste een gecompliceerd wezen met troebele diepten vol onontwarbare verstrengeldheden.Ga naar voetnoot198 De relatie tussen deze twee is door HRH in de loop van DHS bevooroordeeld geschetst. Weliswaar heeft HRH oog voor de staatkundige en politieke kwaliteiten van Cavour,Ga naar voetnoot199 laat ze merken dat Cavour tot op zekere hoogte niet onwelwillend | |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
stond tegenover de Sicilië-ondernemingGa naar voetnoot200 en verdedigt ze hem tegen Garibaldi's verdenking (330). Maar in het totaalbeeld dat DHS van Cavour versus Garibaldi geeft, is Cavour de berekenende politicus (bijv. 307), Garibaldi de misbruikte volksheld die, ondanks momenten van verdwaasdheid, zichzelf blijft. Het oordeel dat Thayer in zijn biografie uitspreekt, had HRH op andere gedachten kunnen brengen: Garibaldi heeft een grote bijdrage aan de eenwording van Italië geleverd, maar ‘might have done this service without adopting the policy of hatred (jegens Cavour, HS) which so greatly impaired his achievement.’Ga naar voetnoot201 Van Trevelyan's visie op Garibaldi heeft HRH wel kennis genomen. Met zijn uiteindelijke mening over Cavour's houding inzake de annexatie van NapelsGa naar voetnoot202 strookt HRH's idee dat Cavour een ragfijn diplomatiek spel speelde. Maar Trevelyan constateert dat Cavour bij dit gecompliceerd probleem niet anders kon handelen gezien de dreiging van buitenlandse interventie, terwijl ‘de listige staatsman’ volgens DHS verstrikt raakte in ‘de webbe zijner eigen politiek’.Ga naar voetnoot203 Dat is een verschil in interpretatie, zoals ook bij Cavour's bezorgdheid om Garibaldi's houding tegenover Victor Emmanuel na de verovering van Napels. Cavour probeerde via Vecchi e.a. invloed op de volksheld uit te oefenen. Dat vindt Trevelyan verstandig, HRH spreekt minachtend van ‘bewerken’.Ga naar voetnoot204 Daarnaast legt HRH als communiste een eigen accent. Cavour was een liberaal staatsman die | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
staatsman die in de verbetering van het lot van de arme massa's een bruikbaar politiek instrument zag, wat zijzelf ook vermeldt (195). Maar vooral vindt zij dat hij in het belang van zijn klasse handelde en daarom de in Italië opkomende democratie aan banden legde.Ga naar voetnoot205
Wat Marx en Engels over Garibaldi dachten had voor HRH groot gezag. Soms verwijst DHS dan ook naar him uitlatingen, zoals op p. 341: Reeds eerder (...) had Marx, wiens genie elk politiek probleem ontraadselde en heendrong door elken politieken schijn, in een brief aan Friedrich Engels de dubbelzinnige rol van Piëmont gebrandmerkt. En Marx had er aan toegevoegd: ‘Viktor Emmanuel zal Garibaldi eerst gebruiken en dan te gronde richten.’ Zoowel hij als Engels gevoelden sympathie en waardeering voor Garibaldi om diens schitterenden moed, om zijn karakteradel, zijn demokratische intuïtie en revolutionairen durf. Beiden betreurden het dat de omstandigheden een zoo nobele figuur tot een werktuig der militair-konservatieve monarchie maakten. In werkelijkheid was de brief (van Engels aan Marx) minder lovend dan HRH's samenvatting zou doen vermoeden: Garibaldi scheint eine etwas zweideutige Rolle zu spielen. So ein General ist übel dran. (...) Für Victor Emmanuel natürlich das Wahre, erst Garibaldi auszubeuten und ihn nachher zu ruinieren. Altro esempio, wie weit man's mit ‘praktischen Auftreten’ in Revolutionen bringt. Es ist übrigens Schade tun den Kerl. Andrerseits vortrefflich, daß Piemont den angelogenen Charakter des Repräsentanten der italienischen Einheit verliert.Ga naar voetnoot206 In 1864 bezocht Garibaldi Londen; hij werd er feestelijk ingehaald. HRH verwijst ook hier naar correspondentie tussen Marx en Engels. Marx ergerde zich woedend aan het onwaardige spel, waar Garibaldi op inging, juist wegens de waardeering die hij voor hem had. Hij luchtte zijn ergernis in een hard woord tegen den vertrouwden vriend van al zijn gedachten. (360) | |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
Dit hard woord moet betrekking hebben op Marx' brief d.d. 19.4.1864 aan Engels. Hierin wordt Garibaldi's optreden in Londen belachelijk gemaakt; van de in DHS vermelde waardering is in deze brief geen sprake.Ga naar voetnoot207 Het is duidelijk dat HRH geneigd was Marx' en Engels' oordeel over Garibaldi wat bij te kleuren.Ga naar voetnoot208 In DHS heeft de verbeelding het primaat over het historisch geweten. Onbedoeld sloot HRH hiermee aan bij de praktijk van de biografie in de Romantiek, die naar de ‘waarheid’ streefde en zich daarom eerder verliet op verbeelding dan op feitelijke weergave. Ter wille van een intuïtieve visie werden zelfs gegevens uit documenten gewijzigd.Ga naar voetnoot209 HRH's subjectieve benadering van Garibaldi bracht haar soms ertoe gegevens naar haar hand te zetten, al was zij zich hiervan misschien niet bewust. | |||||||||
3.5.3.2 De Garibaldi van Roland Holst: de oergrond gepeildHiervoor (3.5.3.1) bleek dat HRH er wat haar held en de schare betreft op uit was alles mooier te maken. Het verband tussen deze tendens en HRH's interpretatie van de figuur Garibaldi is het onderwerp van deze paragraaf. Het gaat nu vooral om dat wat volgens HRH de kern van haar boek is: de vraag wie Garibaldi ten diepste was. In DHS wilde HRH immers een beeld geven van het wezenlijke van haar held, zijn ‘oergrond peilen’. De typeringen die de ‘Voorrede’ van het fundamentele in zijn karakter en opvattingen geeft, neem ik als uitgangspunt. Maar om te beginnen de karakterisering uit de titel. ‘Held’ is in DHS een synoniem van Garibaldi; alleen in de ‘Voorrede’ wordt dit woord neutraal gebruikt, in de bij biografen normale betekenis van ‘hoofd- | |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
persoon’.Ga naar voetnoot210 Her en der in haar boek luistert HRH de term ‘held’ op met epitheta ornantia: ‘de strijdgerijpte, de lachende, glanzende, zegenrijke held’ (64). Zo'n typering is mythologiserend.Ga naar voetnoot211 Ook in zijn ondergang schetst DHS hem als held. Tijdens de slag bij Mentana ‘scheen Garibaldi aan zijn oude makkers een held toe uit de antieke tragedie’, tot het uiterste strijdend tegen het noodlot, worstelend ‘met titanische kracht’ (382). Door haar woordkeus geeft HRH ook hier aan een historisch gegeven een mythische dimensie.Ga naar voetnoot212 Zoals gezegd noemt de ‘Voorrede’ als oergrond van Garibaldi's karakter zijn enorme wilskracht, zijn onverzettelijke revolutionaire wil. Volgens DHS was het verlangen zijn moederland te bevrijden ‘het wezenlijke, de kristalkern in hem (.....). De eene wil, de oergedachte, die de moeder van al zijn daden en denkingen was geweest, hij voelde ze in zich, klaar en innig (.....).’Ga naar voetnoot213 Het brandpunt en tevens symbool van die wil is het verlangen Rome te bevrijden. Dit geeft Garibaldi's Rome-ideaal een centrale positie in DHS. Er is een verschil met de omschrijving uit de ‘Voorrede’: wilskracht impliceert bewuste controle van een verlangen, terwijl het verlangen naar Rome (334) hemzelf niet altijd bewust was. Het berustte dus niet op politieke overwegingen maar was diep in zijn gedachten- en gevoelsleven verankerd. HRH heeft bij de lezer echter niet de indruk van een irrationele gedrevenheid willen achterlaten; zij wil dit ideaal niet relativeren, maar het juist, paradoxaal gezegd, idealiseren. Zij tracht Garibaldi's drijfveren te plaatsen op een niveau waar rationele kritiek niet meer mogelijk is. Dat Garibaldi Rome belangrijk vond, valt niet te ontkennen. Ook in zijn ‘literair’ werk liet Garibaldi dit merken. Een citaat uit de Nederlandse vertaling van I mille: | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
Rome! wat zou ik schrijven, indien uw onmetelijke naam en uwe onsterfelijke herinneringen mij niet bezielden! (....) O Rome! gij waart mijne poolster in mijn veelbewogen leven (....) Nu ik oud ben, doet gij nog iets in mijne ziel trillen, dat mij verjongt (.....).Ga naar voetnoot214 Terecht heeft HRH de intensiteit van dit verlangen naar Rome benadrukt, maar ze had het minder op kunnen hemelen. Trevelyan liet er een ander licht op schijnen: The desire to march to the deliverance of the Holy City was inspired in his mind not by political calculation but by poetic passion, by the memories of antiquity and by his own defence of the Janiculum in '49. The romantic element was the strongest in his nature and ruled him for good or evil at all the great crises of his life. The lover's passion for Rome was fostered in him by Bertani and the other extremists, who saw in it a means towards their own political ends.Ga naar voetnoot215 Soms is er een dubbele wil (tweestrijd) in hem (217). Dan weer zetten onverwachte gebeurtenissen zijn wil op een nieuw spoor (233). Maar meestal is zijn wil van een diamanten onwankelbaarheid en zeker geldt dit voor zijn ‘hoogste aspiraties’, het verlangen naar Rome: ‘diep, diep in zijn sterke hart stond de standvastige wil onwankelbaar opgericht’ (334). Eenmaal wordt in DHS van wil gesproken op een manier die doet denken aan de historisch materialistische uitspraken in vroeger werk van HRH. Totdat de massa zou ontwaken, wilde Garibaldi zijn onafhankelijkheid bewaren, zijn persoon vlekkeloos-zuiver houden als een wapen dat, op den dag dat de machtige wil der revolutie het weer uit de scheede zou halen, blank en scherp moest wezen als weleer. (175) Dit suggereert dat de revolutie uit de maatschappelijke omstandigheden zal voortvloeien op een noodzakelijke, niet aan een individuele wil gebonden wijze.Ga naar voetnoot216 Een zin uit de ‘Voorrede’ komt ook een beetje in de buurt van een marxistische geschiedopvatting: Garibaldi's wil | |||||||||
[pagina 137]
| |||||||||
kwam in botsing met de overmachtige sociaal-politieke omstandigheden.Ga naar voetnoot217 De meest tragische manifestatie van die botsing was, zegt de ‘Voorrede’, de aanvaring met Victor Emmanuel. Garibaldi's houding jegens de koning is niet bepaald iets wat een marxist enthousiast zou maken. Garibaldi's welwillendheid jegens de vorst heeft te maken met zijn beginsel van nationale autonomie en eenheid.Ga naar voetnoot218 Ter wille van deze eenheid stelde Garibaldi zijn streven in dienst van de koning,Ga naar voetnoot219 in hem had Garibaldi een naïef vertrouwen. Uiteindelijk zou Garibaldi's keuze voor de koning ertoe leiden dat de eenwording van Italië onder monarchaal regime mogelijk werd. Het alternatief, een radikalisering van de vrijheidsbeweging, zou het begin van een catastrofale burgeroorlog kunnen zijn geworden.Ga naar voetnoot220 Nergens laat HRH merken dat zij moeite heeft met Garibaldi's steun aan de monarchie.Ga naar voetnoot221 In het hoofdstuk over Garibaldi's ondergang wordt de balans opgemaakt. Garibaldi beseft dat de monarchie hem heeft gebruikt om hem vervolgens te gaan tegenwerken, ‘uit haat voor wat hij belichaamde: de strijdende demokratie’ (340v). HRH is hier kritisch: Hij doorzag niet, dat Viktor Emmanuel liever koning was van een kleiner Italië bij de gratie van Napoleon en Frans Jozef, dan van een grooteren staat bij de gratie van Garibaldi en het Italiaansche volk. En dat hij dit niet doorzag, werd zijn ondergang. (341) Na de nederlaag te Mentana (1867) werd hij gearresteerd; nu voelde hij zich verraden door volk en vorst.Ga naar voetnoot222 In DHS is daarmee de relatie | |||||||||
[pagina 138]
| |||||||||
tussen koning en vrijheidsheld tot een einde gekomen.Ga naar voetnoot223 De koningskwestie is in DHS met het motief ‘lijden’ verbonden. Neergeschoten bij Aspromonte (1862) besefte Garibaldi ‘te lijden voor de idee die zijn leven was’ (356). Dit ideaal, in DHS meestal als de Droom aangeduid, manifesteert zich zo in Garibaldi's leven. De tragiek van Garibaldi is, nog steeds in de optiek van DHS, dat zijn ideaal stuk stootte op de realiteit. Het verwezenlijken van zijn ideaal ging onvermijdelijk ten koste van de droom, die ‘uit den hoogen hemel der Idee’ moest afdalen ‘naar de sfeer van het sociale leven’ (386). Herhaaldelijk wijst HRH op het aftakelen van de droom: Bij hem (Garibaldi, HS) vergaten zij hoeveel valer en kleiner het leven altijd is dan de droom, hoeveel verbrokkelder en onzuiverder. (332) Voor HRH symboliseerde Garibaldi de twee-eenheid van ideaal en verwerkelijking daarvan, een ongespletenheid die in haar eigen leven onbereikbaar bleef. Zoals bekend is haar lyriek vol van die tegenstrijdigheid tussen idealisme en activisme, tussen droom en daad;Ga naar voetnoot224 ook in haar proza komt men dit thema tegen. Bijvoorbeeld: Zo brengt de revolutie, waarnaar wij zo vurig verlangden, ontelbare verschijnselen voort die ons verwanen, bedroeven (...) en verbijsteren. Het is de oude, oude tweespalt tussen realiteit en droom. Onvermoeid moeten wij worstelen, om die tweespalt in ons op te lossen. Ontzettend zwaar is die worsteling.Ga naar voetnoot225 Heldensage beschrijft de ontgoocheling die ontstaat wanneer de idealen door de harde realiteit ontluisterd worden. Het realiseren van | |||||||||
[pagina 139]
| |||||||||
dromen kost offers - dit epos van Rusland is daarvan een demonstratie. Enkele regels ter illustratie: - ontgoochling, omdat werkelijke dingen
altijd anders dan gedroomde zijn,
omdat wat verbeelding ons glanzend-rein
voortoovert, wil het worden in de stroomen
van 't onvolkomen leven opgenomen,
zijn reinheid moet verbeuren en vervalen
zien den ongerepten gloed zijner stralen,Ga naar voetnoot226
De begrippen droom, daad en offer keren telkens terug in DHS.Ga naar voetnoot227 Garibaldi was de grote Daadkrachtige (386); zelfs toen zijn droom ten einde was, na de machtsoverdracht aan Victor Emmanuel (328v), ‘fonkelden’ zijn daden ‘diep in zijn binnenste’. Dat dromen/denken en handelen bij Garibaldi haar zozeer als een eenheid voorkwamen, is wellicht de belangrijkste beweegreden van HRH geweest om zich in het leven van Garibaldi te verdiepen. Gaandeweg zal zij ontdekt hebben dat ook bij deze man van de heldendaad de spanning tussen ideaal en realiteit tot tragiek leidde. In zijn ondergang (d.w.z. de Mentana-episode) bracht Garibaldi zelfs het offer bij uitstek: hij offerde zijn ‘ongerept idealisme’ op (386). Nu bleek dat zijn idealisme niet meer werd gedragen door brede lagen van de bevolking, verloor hij ten dele zijn geloof in de mensheid. De tragiek hiervan is tevens de tragiek van ‘alle Helden, dat is van alle groote wilskrachtige Droomers, die de menschheid dienen door de Daad’: de ontluistering van de Droom. De problematiek die HRH in Garibaldi's levensloop onderkende, zal hem dichter bij haar eigen leven gebracht hebben. Door het complex van droom, daad en offer in DHS te verwerken, heeft HRH de subjectieve inslag van haar boek versterkt. Tevens heeft dit ertoe geleid dat DHS een geïdealiseerd beeld geeft van Garibaldi's streven | |||||||||
[pagina 140]
| |||||||||
naar vrijheid en eenwording van Italië.Ga naar voetnoot228 Legt Trevelyan sterk de nadruk op het irrationele in Garibaldi's drijfveren, HRH kiest ervoor ze te sublimeren tot een abstract ‘ideaal’, een begrip dat in DHS het hoogste menselijk streven uitdrukt.
Met het relaas over Garibald's ervaringen met de monarchie karakteriseerde HRH niet alleen Garibaldi's persoonlijkheid, maar gaf zij ook een visie op zijn rol in de geschiedenis. De historische gestalte van Garibaldi verbond zij met een symboolfunctie: zijn tragiek is een symbool van het lot der massa, evenals de leider zelf opgeofferd aan de hebzucht en de heerschzucht eener bevoorrechte minderheid. (p. IX) (...) de botsingen tusschen den volksheld en den koning (waren) de persoonlijke vorm (...) van het konflikt tusschen de verschillende klassen die in de onafhankelijkheidsbeweging samenwerkten. (ib.) Het verhaal over Garibaldi wordt zo gerelateerd aan de klassenstrijd, waarmee HRH tevens haar stofkeuze verdedigt. Ook wordt het idealisme van de GaribaldiniGa naar voetnoot229 in het commentaar op de slag aan de Volturno, Garibaldi's laatste grote overwinning, in verband gebracht met maatschappelijke ontwikkelingen. Deze slag was de overwinning van een levend, bloedwarm ideaal, voortgekomen uit de maatschappelijke ontwikkeling, over gegalvaniseerde gevoelens en voorstellingen, die niet langer wortelden in de werkelijkheid. (320) In DHS is de klassenstrijd echter minder belangrijk dan HRH's partijgenoten hadden verwacht, vooral de tragische consequenties voor de door dit conflict ontwrichte held worden voor het voetlicht gebracht. Voor een deel valt de symbool-functie die Garibaldi volgens HRH had samen met het incarnatie-motief: zijn wil belichaamde de onbe- | |||||||||
[pagina 141]
| |||||||||
wuste volkswil.Ga naar voetnoot230 Garibaldi als verpersoonlijking van de drijfveren der massa's. De bevolking van Palermo waardeerde Garibaldi ‘als het symbool van zijn eigen hoogsten wil’ (271), voor de Noord-Italianen ‘was hij de stralende inkarnatie van wat zij vele jaren lang in het verborgene hart gedragen hadden’ (210). Het heroïsche van Garibaldi is in DHS onlosmakelijk verbonden met zijn verhouding tot de schare, zoals de titel De held en de schare duidelijk maakt. Het begrip schareGa naar voetnoot231 heeft in DHS een ruime en een beperkte betekenis. In beperkte zin bestaat de schare uit een voorhoede van vrijwilligers, de Garibaldini, in ruime zin uit de Italiaanse massa's, het volk. De combinatie held/schare is in DHS verbonden met het concept ‘Italiaanse vrijheidsbeweging’ en met de stimulerende invloed die van Garibaldi op de schare uitging. Dit geldt het sterkst voor de schare in beperkte zin. Na het vertrek van Garibaldi blijven zijn manschappen moedeloos achter; ze voelen zich leeg ‘nu die stralende held niet langer tusschen hen een sfeer maakte van schooner, zuiverder, gloedvoller leven.’ (163) De held tilt het bestaan naar een hoger niveau. Tijdens de terugtocht uit Rome neemt zijn invloed tijdelijk af: de strijders treden nu minder gedisciplineerd op. Zijn ‘wonderbaarlijk vermogen over menschen en omstandigheden’ (188v; vgl. 295) is echter niet verzwakt. Door dat vermogen kan hij mannen brengen tot prestaties die in geen enkele verhouding staan tot aantal, bewapening en strategische positie. Dit is in grote lijnen historisch juist. Ook de schare in ruime zin ondergaat Garibaldi's invloed. Zijn tovermacht heeft, volgens HRH, de eenwording van Italië mogelijk gemaakt. Alleen Garibaldi was onder bepaalde omstandigheden in staat de kracht en wil van de massa's samen te binden tot massawil en massakracht (117). Daardoor gaf de ‘schare’ Garibaldi's vrijheidsstre- | |||||||||
[pagina 142]
| |||||||||
ven gewicht, in zoverre is de relatie tussen held en massa's in DHS dialectisch. Maar wat DHS voortdurend demonstreert is dat de schare Garibaldi's leiderschap nodig had. Het hoogtepunt van Garibaldi's leven zoals DHS dat presenteert, is gerelateerd aan de schare: de heilige eenwording van Garibaldi en de bevolking van Palermo (277). Maar ook heeft het dieptepunt van Garibaldi's leven als vrijheidsheld met de schare te maken. Tijdens de slag bij Mentana slaagt hij er niet meer in zijn heroïsche wil te wekken in anderen, zijn tovermacht over de schare is verdwenen (382). Het gaat hier om de schare van strijders, maar HRH brengt dit op een ruimer plan. De grondslag van Garibaldi's plannen was ‘de gewapende aktie der massaas’, maar nu de schare van volhouders steeds meer slinkt, wordt de basis voor Garibaldi's strijd te smal. De Held, zijn roeping getrouw de Schare vooraan schrijdend, moest haar voeren tot aan het punt, waar zij zich van hem afwendde en hem begaf, zijn macht in machteloosheid verkeerde. (386) Garibaldi's populariteit bij de massa's wordt in DHS royaal uit de doeken gedaan. Te Napels bijvoorbeeld ziet men hem als een soort Messias.Ga naar voetnoot232 Deze status van superstar is door HRH echter nauwelijks overdreven; zelfs een hyperbolisch klinkend verhaal over gewonden die zich naar buiten slepen om een glimp van Garibaldi op te vangen, berust op een bron.Ga naar voetnoot233 De effectiviteit van Garibaldi's militaire leiderschap was ten dele te danken aan de enorme uitwerking die zijn persoonlijkheid op mensen had. HRH wordt niet moe zijn magnetiserende invloed duidelijk te maken. Ooggetuigen gaven haar gelijk: Täglich, ja stündlich wurde mir Gelegenheit, zu beobachten, welche zauberhafte Anziehungskraft Garibaldi auf seine Umgebung übte.Ga naar voetnoot234 I could not resist him. I left my studio. I went after him; thousands did likewise. He only had to show himself. We all worshipped him; we could not help it.Ga naar voetnoot235 | |||||||||
[pagina 143]
| |||||||||
Trevelyan constateerde dat Garibaldi's personal magic op de leden van alle klassen grote invloed had.Ga naar voetnoot236 In DHS wordt het effect van Garibaldi's optreden in pathetische bewoordingen verhaald. Zo weet de Garibaldi van HRH steeds het beste op te wekken in de mensen om hem heen (70, 91), ‘zijn wezen scheen te weerspiegelen in allen die onder hem dienden’ (92). De vertekening van het beeld schuilt hier in de nuances: het wordt te mooi gemaakt, zoals bij een opmerking over de schare van vrijwilligers (147; vgl. 163): Met hem zijn was volheid van geluk, rijke vrede; zonder hem een eenzaam dolen, hongerig van hart. HRH heeft een haast bovenmenselijke held gecreëerd.Ga naar voetnoot237
Dit brengt ons op een ander element uit de ‘Voorrede’: Garibaldi als revolutionair. Zijn visie op de revolutionaire dictatuur als interimoplossing wordt door HRH omstandig verdedigd. Van revolutionaire intuïtie gaf hij vooral blijk in zijn opvattingen over de revolutionaire organisatie der massa's. Bevrijding moest uit de wil en inspanningen van het volk zelf voortkomen. Het kwam erop aan het zelfbewustzijn en de zelfwerkzaamheid der massa's te vergroten. In het hoofdstuk over Rome wordt Garibaldi's revolutionaire taktiek uiteengezet. Het gehele volk (de schare) zou mee moeten strijden voor zijn bevrijding; bevrijding moest het resultaat van eigen werk en offervaardigheid zijn (111). Hij stond alleen in de wil om een beroep te doen op de ziel van het volk en dit te leeren dat zijn bevrijding het werk van zijn eigen handen, van zijn eigen moed, zijn eigen offervaardigheid moest wezen (....) (111). De basis van Garibaldi's plannen was immers altijd de gewapende actie van de massa's (386). Wel wilde Garibaldi met een voorhoede | |||||||||
[pagina 144]
| |||||||||
(de schare in beperkte zin) het initiatief nemen, aldus de massa's bezielend (111). Steeds weer eist Garibaldi geduld: actie heeft pas zin als de massa ervoor rijp is (vgl. 181). Revolutie is pas mogelijk als de maatschappelijke voorwaarden aanwezig zijn, begrepen Marx en Engels (174); intuïtief voelde Garibaldi aan of de samenleving zover was (vgl. 175). Telkens benadrukt HRH hoeveel waarde Garibaldi toekende aan de wil van het volk. Hij besefte een wil te belichamen, zichzelven pas halfbewust. Maar in den groei van die gezindheid en in de bewustwording van dien wil lag het heil voor Italië. (98; vgl. verder 231, 325) De nadruk die HRH op het voor Garibaldi principieel belang van wil legt, is dan ook nieuw, zij geeft daarmee blijk van een eigen visie op Garibaldi, al zegt die meer over haarzelf dan over haar held. Vermoedelijk accentueerde HRH het wilsaspect in DHS zo sterk, omdat het belang van de wil der massa's haarzelf duidelijk voor ogen stond. Tegenover de ‘mechanistische’ interpretatie van het marxismeGa naar voetnoot238 stelde zij in De revolutionaire massa-aktie de visie van de ‘revolutionaire marxisten’, waartoe zij niet in de laatste plaats zichzelf rekende. Zij legden sterken nadruk op de beteekenis der menschelijke aktiviteit als agens der sociale veranderingen, dat is op de rol, die de zelfwerkzaamheid, het begeeren en willen, de bewuste en onderbewuste geestelijke krachten van den mensch in het sociale proces spelen. (Roland Holst 1918b: 2) Sterk legt het slot van de ‘Voorrede’ de nadruk op Garibaldi's moed, die samenging met ‘grootmoedige menschelijkheid’. Daarom is hij zo'n goed voorbeeld voor de communistische jeugd.Ga naar voetnoot239 Tijdens zijn jeugd blijken al zijn ‘meegevoel, moed, dadige liefde’; deze drie eigenschappen vormen ‘de natuurstof waaruit het leven helden vormt.’Ga naar voetnoot240 En een held is Garibaldi, dat is in DHS niet mis te ver- | |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
staan. Zijn spreekwoordelijke dapperheid blijkt in DHS uit de beschrijvingen van allerlei gevechtshandelingen. Dat hij in de strijd koelbloedig bleef, laat ook Trevelyan zien (bijv. 1907: 178). Vertekening is eerder in HRH's typering van andere karaktertrekken te zien. Zij noemt Garibaldi een Loutere (vgl. o.a. 332), benadrukt Garibaldi's ‘liefde voor al wat leeft’Ga naar voetnoot241Ga naar voetnoot242 en zijn pantheïstisch gevoel van eenheid met al het bestaande. Ook roemt zij de ‘antieke eenvoud en grootheid van zijn karakter’ (175), zijn ‘zilverklare denken’. Garibaldi was er inderdaad nooit op uit rijker te worden van zijn militaire successen.Ga naar voetnoot243 Ook zijn respect voor al wat leeft, is een historisch vaststaande eigenschap. Eenvoudig van geest was Garibaldi eveneens. Maar deze kwaliteiten verdienen enige relativering. Garibaldi's ‘equalitarian love of mankind’ was weinig doordacht. Hij heeft een hart van goud, maar de hersens van een rund, zeiden sommigen; daar kon Trevelyan inkomen.Ga naar voetnoot244 En iemand die zo haatdragend was jegens Mazzini en de geestelijkheid, gevoelig was voor vleierij,Ga naar voetnoot245 kortom ook klein van geest kon zijn, kan men niet serieus een ‘loutere’ noemen. In zijn nadagen kwamen de zwakheden van Garibaldi op pijnlijk duidelijke wijze tot uiting. Een senex querulus, noemde Guerzoni de oudere Garibaldi.Ga naar voetnoot246 Wat zijn eenvoud betreft, die is maar al te waar. HRH suggereert telkens dat deze eenvoud tot helder inzicht leidde. Trevelyan heeft het echter over Garibaldi's ‘illogical mind’ (1909: 65) en de intellectuele verwarring die heerste in zijn geest, ‘the mass of unassimilated theories and historical ideas that fermented there’ (1907: 83).Ga naar voetnoot247 In Garibaldi's levensherinneringen komt hij als een rechtlijnig denkend mens | |||||||||
[pagina 146]
| |||||||||
ries and historical ideas that fermented there’ (1907: 83).Ga naar voetnoot247 In Garibaldi's levensherinneringen komt hij als een rechtlijnig denkend mens naar voren, terwijl HRH hem eerder een zuivere, heldere eenvoud toedicht. Deze vertekening past in het totaalbeeld dat DHS van Garibaldi geeft: de elementen waaruit dit beeld is opgebouwd zijn in de documenten terug te vinden, maar het is HRH niet gelukt die persoonlijkheidskenmerken zorgvuldig te wegen en op een aanvaardbare manier tot een geheel samen te voegen. | |||||||||
3.6 ConclusiesVergeleken met haar bronnen heeft HRH Garibaldi's persoonlijkheid en historische gestalte op een eigen manier belicht. HRH schetst Garibaldi als de grote, heroïsche dromer die zichzelf opoffert om de droom te realiseren. Het samengaan in hem van moed en menselijkheid is kenmerkend voor de waarachtige geest van het socialisme.Ga naar voetnoot248 Evenals De kinderen (1922) eindigt DHS met een lyrische vermelding van de Liefde als ultieme factor in het communisme. Verder heeft zij heel sterk de nadruk gelegd op de wil van Garibaldi en zijn principe dat bevrijding pas mogelijk is als de massa's het echt willen en bereid zijn zich op te offeren voor het (nationale) ideaal. Een ander eigen accent vormt de aandacht die zij schenkt aan Garibaldi's principe van de revolutionaire organisatie der massa's. Ook ten aanzien van dit aspect heeft de schrijfster van boeken als De revolutionaire massaaktie en De strijdmiddelen der sociale revolutie Garibaldi bestudeerd vanuit haar eigen belangstelling voor de revolutionaire opvoeding der massa's, niet geremd door behoefte aan distantie. Eveneens brengt de historisch materialistische benadering van Garibaldi's leven die uit de ‘Voorrede’ en uit enkele passages in DHS blijkt met zich mee dat HRH's boek een andere indruk van Garibaldi geeft dan de door haar geraadpleegde publikaties. Aangezien DHS het enige werk van HRH is dat in de richting van een roman gaat, is de veronderstelling dat HRH in dit boek haar | |||||||||
[pagina 147]
| |||||||||
eens bij de weergave van historische situaties, zij heeft zich in elk geval tamelijk uitgebreid gedocumenteerdGa naar voetnoot249 en de details van Garibaldi's levensloop uit deze documentatie gedestilleerd. Daarbij had zij het geluk te kunnen beschikken over het standaardwerk van Trevelyan, voor haar de leidraad bij het bestuderen van de biografische gegevens. Maar zo gauw het gaat om de verwerking van de gegevens tot een beeld van Garibaldi's historische gestalte is de verbeelding in het geding: DHS is vaak relatief-fictionaliserend, met name door het overvloedig gebruik van ingebedde focalisatie, terwijl de lyrische stijl het verbeeldingselement nog sterker laat uitkomen. De bereidwilligheid van de lezer wordt echter vooral op de proef gesteld door de bevooroordeelde benadering van historische figuren. Hoe serieus HRH haar taak ook heeft opgevat, zelfs als geromantiseerde levensbeschrijving voldoet DHS niet, daarvoor springen de vertekeningen en de eenzijdigheid te veel in het oog. De verbeelding die HRH tot een diep, wezenlijk inzicht moest leiden, heeft een mythe opgeleverd. Toch heeft dit boek velen geboeid, bij vlagen is het meeslepend geschreven. |
|