| |
| |
| |
VIII.
Geert reed boodschappen doen. - - -
Haar eenvoudige mama deed altijd alles zooveel mogelijk te voet af, of met den tram, en zij ergerde dikwijls genoeg haar man en haar kinderen, door heel ongegeneerd thuis te komen met een of ander groot pak onder haar arm, - - - echt ‘burgerlijk.’
Maar Geert had het dadelijk als een van de voordeelen van haar rijk huwelijk beschouwd, dat zij nu voortaan in al deze dingen alles naar haar eigen inzichten zou kunnen regelen. Het was haar al een leelijke tegenvaller geweest, dat Govert-Jaap tegen een maand-rijtuig met livrei beslist zich verzette, omdat hij het te wereldsch vond, maar in elk geval liet hij er haar toch vrij in 't coupeetje of de victoria zoo dikwijls te bestellen als zij verkoos ...
Zij had nu ook nog een andere reden, die haar aan rijden de voorkeur deed geven boven loopen; je kon ‘het’ nog wel niet véél aan haar zien, maar 't vlugge jonge-meisjesachtige was er toch af in haar al reeds iets veranderden, sleependen, langzamen tred. - ‘Afschuwelijk, dat je dat nu al zoo gauw moest doormaken! - - Op den duur, als ze wat ouder werd, nou ja, dan was 'n kind misschien wel leuk. - Maar nu al, midden tusschen haar pretjes van eerste huwelijksjaar in. - - Dat die Govert-Jaap ook zóó onstuimig moest zijn! - - Nou, die wist zich uiterlijk in te houden hoor! - - En ze geloofde er niets van, wat hij haar aldoor verzekerde, dat zij de éérste was. - Kan je begrijpen ...’
Ze zou die bestellingen bij Monchen maar vast doen, al wist ze nog niet zeker of Gerty en haar man eigenlijk haar invitatie wel zouden aannemen. - En dan vroeg ze Sjoerd en Lizzy van der Hooph erbij. Ze had zich namelijk zoo in 't hoofd gearrangeerd dat intieme dineetje juist voor die twee, omdat zij heusch vond hoe het nu toch tijd werd, dat Sjoerd die zaak eindelijk eens tot 'n eind bracht. De van der Hooph's werden ongeduldig, ze hadden al zóó veel decepties gehad met het willen plaatsen
| |
| |
hunner dochter, en altijd knapte 't af op 't laatste oogenblik, omdat de huwelijkscandidaat weer terugtrok. - Sjoerd echter was nu al zóó ver gegaan, Lizzy hoopte al zóó lang. Nu ja, zij vond het ook verre van 'n ideaal huwelijk of van 'n ideaal-schoonzuster, maar, met dat al, neef van der Hooph, Lizzy's vader, was 'n relatie om mee voor den dag te komen, bij zijn invloedrijke positie aan 't Hof. Dien voor 't hoofd stooten, dat had geen nut. - Wat die Lizzy blij zou zijn als ze dan toch eindelijk 'n man kreeg; - - die zou zelve wel zorgen dat er gauw kindertjes kwamen - - met 'r begeerlijkheid - -! Eigenlijk 'n vies kind, als je goed indacht, die Lizzy, met 'r eeuwig willen praten over zulk soort dingen, over onthullingen van reinheidslectuur, enz. op ‘intieme’ meisjes-theetjes. - Van die soort ‘intimiteit’ van heel veel Haagsche quasi-o-zoo-zedige meisjes, die onder elkaar aldoor bevallingen bebabbelden, en bijbel-uitdrukkingen, die zoo ‘aanstootelijk’ waren, en aldoor, met knipoogjes en halve gezegden en vragen en gesprekken over de ooievaars-quaestie, omroerden in een brei van quasi ‘reinheid’, waaruit voor hun onbevredigde zinnen een verleidelijken geur van wellust opsteeg, had zij, Geerte, in gezondheid van lichaam en ziel, steeds een hartgrondigen afkeer gehad. - En nog veel erger was het in dit opzicht voor haar, nu zij tot de getrouwden behoorde, en deze zelfde meisjes, quasi heel onschuldig doende, zich aanstellend als ‘bang’ van het samenleven met 'n man, toch ondertusschen door er een genot in vonden bij háár te visschen naar alles wat ze niet wisten, niet begrepen, met onrein-belangstellend knipoogen gluurden naar haar figuur, en dan knikten tegen haar, van dat ze er geen geheim van behoefde te maken meer, dat ze 't wel dóórzagen. - -
De victoria hield op in de Groot-Hertoginnelaan, voor de villa, die Nout Reesema en Gerty hadden laten bouwen.
‘Of mevrouw thuis was?’ -
Het Engelsch-aangedaan élégante kamermeisje herkende Geerte, knikte van ja: ‘Mevrouw ontvangt anders niet, maar voor U wel natuurlijk.’ - En ze deed voor Geerte de deur open van den salon, 'n onbewoond-aandoend, in koud-modernen stijl gehouden pronkvertrek; daarachter, door de even koud- en onbewoond-aandoende eetkamer ensuite, zag Geerte haar nichtje in de serre, 't eenige gedeelte van 't huis, dat, met veel palmen en bloeiende heesters, een vriendelijken, gezelligen indruk maakte, ofschoon er geen plaats was voor gemakkelijk zitten, vanwege de over-groote kunstdoenerigheid van de zoogenaamde ‘tuinstoelen’. Bij hun trouwen namelijk hadden Gerty en Nout alles aan 'n eersterang firma opgedragen: vooral alles in stijl, en alles naar de laat- | |
| |
ste mode. Zoo iets als een persoonlijken smaak bezaten ze geen van beiden. - En hun thuis beschouwden ze dan ook niet veel anders dan als een eet- en slaapgelegenheid, waarmee en passant tegen de kennissen die er kwamen gebluft werd door de groote luxe van de inrichting. Het volslagen gemis aangezelligheid bemerkten ze dus niet.
- ‘Goed dat je komt’, - riep Gerty, ‘ik verveel me net zoo nu.’
Ze was inderdaad, tusschen een paar visites die ze gemaakt had en een diner dat ze straks ging bijwonen, en waarvoor ze zich moest verkleeden, in, hier neergevallen, lusteloos van de al drukkend wordende hitte, zich amuseerend met te kijken in de plaatjes van de leesportefeuille. Le Rire en Le Journal amusant, die Marna altijd zorgvuldig voor haar wegborg, toen ze nog een jong meisje was, die konden je nog wel eens wat afleiding geven, met die echt-fransche teekeningen en bijschriften.
‘Ik kwam vragen of je a.s. Woensdag nog vrij hebt voor me; o maar 'n héél familiaar dineetje’, - zei Geerte. - ‘Niemand dan jullie beidjes, en Lizzy van der Hooph met Sjoerd’. -
‘Even kijken.’ - Gerty sloot haar bureautje, dat in de eetkamer stond, open, haalde er een agenda'tje uit. - -‘Woensdag, - - neen. - Ja toch, ik vergiste me in den datum, - Donderdag moeten we naar mama. - Hoe laat?’ - -
‘Half acht.’ - - Het kwam verstrooid over Geerte's lippen, want ze was een en al aandacht voor Gerty's beeldige japon, tailleur, heel streng van lijn, 'n heel sluitende, lange jacquette, die, openhangend, de fijne wit-linon blouse en de slanke taille, met den zwart-lint-ceintuur strak-omspannen, liet zien. -
Gerty, die haar benijdenden blik opmerkte, zei met bestudeerde onverschilligheid:
‘Ik zit nog maar steeds met m'n jacquette aan. - Dat komt omdat ik net thuis was gekomen. - Wacht, zoo is het gezelliger’. - Zij wierp het kleedingstuk op een stoel, wilde toen Geerte uit haar geheel wijden witten mantel, die ‘het’ nog wat verborg, helpen. ‘Maak jij je 't nu ook gemakkelijk, en blijf een kopje thee drinken.’ -
‘Neen, dank je, ik moet Lizzy nog gaan vragen. Nicht van der Hooph heeft vandaag haar jour; dus dat treft.’
Maar Gerty, die de knoopen al had losgemaakt, twijfelde nu niet meer. ‘Hé, nu al,’ zei ze, met een blik van verstandhouding. - ‘Dat is ook gauw. - - Vindt je 't prettig? - Jij liever dan ik.’ -
Geert haalde de schouders op. ‘Je hebt het niet voor 't kiezen. - Als 't aan mij lag, dan had ik ook liever nog wat uitstel van executie, maar, zooals jij ook, zóó gelukkig komt niet
| |
| |
iedereen er af.’ - En, opnieuw wangunstig, gleden haar oogen langs Gerty's slankheid. -
‘Och waarom? Dat is dan toch tenslotte een quaestie van je eigen verkiezing. - - Nout en ik zijn het in dat opzicht heelemaal samen ééns, dat we geen kinderen willen.’ -
Ondanks het perverse, dat haar Haagsche omgeving ook op Geerte had gekleefd, vanaf het oogenblik, waarop ze, geheel onschuldig toen, uit hare noorder-provincie-stad daar was komen wonen, was ze toch in heel veel dingen lang niet zoo ‘ingewijd’ nog als hare aan ‘reinheid’-lectuur-doende, in den Haag geboren en getogen vriendinnen. Ook nu begreep ze niet dadelijk. - -
‘Makkelijk voor jou! - Als Nout zoo koudbloedig is, en als jij daarmee tevreden bent; - - mijn man is zoo niet’, - zei ze kleurend. - - ‘En, ik weet ook niet eens, of ik dat eigenlijk wel prettig zou vinden.’ - -
Maar nu lachte Gerty haar uit, met het vulgair-gemeene gezicht van een beroeps-vrouw, die van al zulke kunstjes het fijne afweet. - -
‘Heere - Heere - Geert! - - Wat ben jij toch groen! Neem me niet kwalijk, maar ik moet er om lachen. Weet je dan heusch nog niet eens, dat je wel, - wel... nu ja, je begrijpt me, - het kunt doen, - en toch oppassen voor de gevolgen, - als je geen kinderen hebben wilt?’ - -
Geert kreeg wéér een kleur. Opeens herinnerde ze zich hare eenvoudige, recht-door-zee, aan ‘Gods wil’ in alles onderworpen moeder. En onwillekeurig zei ze: - ‘Maar dat is toch slecht!’
‘Ben je soms fijn geworden?’ - spotte Gerty, die zich, als men onder elkaar was, geen moeite gaf een ‘serieuse’ richting voor te wenden, waartoe ze alleen naar het uiterlijk behoorde, omdat haar familie- en kennissen-kring, met Excellentie Eduma de Witt als erkend Hoofd ervan, toevallig in dat artikel deed, net als de Pulchri-Studio-coterie in de kunstdoenerij handelde, of die van Nout's ongelukkig getrouwde tante in vrouwen-kiesrecht en socialisme. - -
‘Ik heb er nog nooit over nagedacht, - - ik zou denken dat het slecht moet zijn, omdat het tegennatuurlijk is’, - - - verzamelde Geert haar argumenten. -
‘Tegennatuurlijk! Nou ja, God, er is zooveel tegennatuurlijks tegenwoordig. We leven allemaal tegennatuurlijk - als je dáarin komt. - En, in elk geval, ik bedank er voor m'n jeugd door te brengen met in de kraam zijn, of er pas uit, - - zooals onze grootmoeders. - Ik ben er ook véél te zwak voor trouwens, - zegt de dokter.’ -
| |
| |
Zegepralend wierp zij dit roerend vonnis over hare gezondheid haar nichtje voor de voeten, niettegenstaande het een aan elk harer veerkrachtige bewegingen zichtbaar feit was, dat het huwelijk haar had goed gedaan, het ietwat kwijnende, met des vaders tering-erfenis worstelende jonge-meisjes-gestel had doen ontbloeien tot gezonde, het gevaar overwonnen hebbende vrouw. -
‘Vindt dokter van den Abelen je zoo zwak?’ - vroeg Geerte ironisch. ‘Aan mij zei hij juist dezer dagen nog, dat je er toch zoo buitengewoon goed uitziet na je huwelijk.’ -
‘En toch ben ik zwak’, - - hield Gerty vol, zonder zelfs den spotglimlach om haar eigen woorden te verbergen. - ‘Dus, jij hebt nu ook dr. van den Abelen? - Ik dacht dat bij jullie thuis de Ruyt practiseerde.’ -
‘Ja, dat is zoo. Mama heeft het ook niets goed gevonden, dat ik hem heb afgeschaft. Maar ik hoorde dat van den Abelen zoo gemakkelijk is dáárin, je dadelijk wegmaakt tot het is afgeloopen, en toen heb ik 't dóórgezet.’ - -
‘Groot gelijk; aan die ouderwetsche leuterpraatjes, dat het voor 't kind-zelf niet goed is, dat wegmaken, daar hecht ik-óók niets aan. Ik zeg, je gaat zelf in elk geval vóór. - Hoe ben je aan hem gekomen? - Ofschoon, dat hoef ik niet te vragen, hij is zóó in de mode.’ -
‘Ja, maar dit zou ik toch niet geweten hebben, als ik 't niet had gehoord van Lizzy van der Hooph. Die is altijd tuk op zulke gesprekken over “intieme” dingen, zooals zij dat noemt; dat weet je....’
‘Ja, 'n heel onbedorven jong-meisje,’ giegelde Gerty - en Geert lachte mee, beide jonge vrouwtjes zich heel superieur voelend in haar getrouwd-zijn boven het nog maar steeds zoekende en wachtende ongetrouwde nichtje, dat zich, bij wijze van troost, verkneukelde in het er tenminste zooveel mogelijk over kunnen spreken en er naar kunnen informeeren, met halve toespelingen. -
‘'t Is de hoogste tijd dat ik nu ga,’ stond Geerte op, bij 't waarschuwend slaan van de pendule in de eetkamer. ‘Anders is er niemand meer op den jour. En dan kan nicht zoo criantvervelend worden, als ze over haar Christian-science begint. -’
... ‘Hemel ja, daar weet ik alles van,’ beäamde Gerty. - - En, haar bezoekster tot de deur vergezellend: ‘Dus, tot Woensdag; - deftig doen jullie 't, zóó laat! - Anders eet je toch om zeven uur?’
‘Die Kamerzittingen duren zóó lang. En, als hij dan eindelijk thuis komt, gaat Govert-Jaap nog zitten werken óók. - 't Is gewoon overdreven, zooals hij zijn “plicht” opvat.’ -
| |
| |
Zij bekommerde er zich niet om, dat de koetsier op den bok den smalend-geringschattenden toon kon hooren, waarmede ze sprak van haar man. Achteloos gaf ze het adres op van de van der Hooph's, Laan Copes, wuifde Gerty, die nog in de deur stond, heel-jonge-meisjes-achtig in rok en blouse, en met het dunne middel, in 't wegrijden een afscheid toe. - -
Ze had er nooit over gedacht dat zóó iets mogelijk kon zijn. Govert-Jaap zou 't niet willen, - overpeinsde ze. Nooit. Maar 't was toch wel benijdbaar: - geen kinderen. -
En dat je dan toch tegelijk alles hebben kon ervan, alles kon genieten, net zoo goed; - zou Govert-Jaap dat óók weten? - En mama? Maar met die viel er niet over te spreken; - die zou ze nooit van zoo iets durven vertellen - dan nog liever desnoods haar man-zelf. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Het was niet twijfelachtig, dat er nog wèl iemand was op den jour van nicht van der Hooph, en dat die iemand een man was, want ze kon Lizzy's geanimeerd praten al in de gang hooren. Voor dames gaf die zich nooit zooveel moeite; aan die liet ze meestal met een zuur air-de-dédain-gezicht haar jaloezie van alles en iedereen voelen, door op een vervelende wijze er stom neven te zitten, terwijl hare moeder zich uitputte om onderwerpen van gesprek te vinden. - Oorspronkelijk was mevrouw van der Hooph een rustig haar weg gaande, ietwat stijve, Friesche dame, voor wie de grootheid, aan het Hof door haar man genoten, te minder aantrekkelijkheid bezat, omdat zijzelve daardoor steeds meer door hem werd verwaarloosd. Misschien juist dáárdoor was zij er toe gekomen al haar liefde op haar dochtertje te zetten, op een al te exclusieve, àl te bekrompen wijze, totdat het kind haar weldra geheel de baas werd, in alles háár wil doorzette, haar moeder dwong van de eigen deftige terughoudende manieren af te wijken ter wille hárer begeerlijkheid naar een samenleven met den man. Dientengevolge was het nu van lieverlede in de laatste jaren zóó ver gekomen, dat zij geen enkele gelegenheid om Lizzy een tête à tête, hoe geforceerd dan ook, met een heer te bezorgen, meer durfde voorbij te laten gaan, integendeel er een ware handigheid in toonde zulke gelegenheden zelve te scheppen.
Ook nu was niet zij in den salon, waar zware geur hing van heel veel sterk riekende jasmin en heliotrope, zij, de moeder, hield zich in het achter de eetkamer-gelegen boudoirtje van Lizzy bezig met de theekopjes van de reeds vertrokken gasten. - - Lizzy hing heen over den eenigen nog aanwezigen bezoeker, die,
| |
| |
gezeten in een grooten easy-chair, een portefeuille met etsen, welke zij hem had opgedrongen, bekeek. Door die pose, door de uitleggingen en opmerkingen welke naar het scheen daarbij onvermijdelijk waren, kon Lizzy met haar geheele bovenlijf neerbuigen over den schouder, en op het hoofd bijna, van het aldus door haar ingepalmde mannelijk wezen; en haar hand, die telkens iets had aan te wijzen op de etsen, kwam, heel toevallig, telkens schuren langs zijn blonden knevel. - - -
‘Dag Lizzy. - - Dag ten Have. - - Hé, sinds wanneer ben jij een etsen-liefhebber geworden?’ -
De vraag ontviel, spitser dan zij 't zelf wel wist, aan Geerte's lippen, bij den aanblik van juist Fredi, háár oude flirt, in deze familiariteit.
Fredi verloor geen oogenblik zijn gewone zelfverzekerde brutaliteit.
‘Sinds freule van der Hooph zoo goed is mij met haar zin voor kunst vóór te lichten,’ zei hij met een spot, dien Lizzj, zoo zij 't al bemerkte dat zij voor den gek werd gehouden, in elk geval goed vond niet te hooren. -
Tegelijkertijd schoot mevrouw van der Hooph, door den knecht gewaarschuwd dat er nog nieuwe visite was gekomen, uit het boudoir. -
‘O ben jij 't, - Geerte’, - zei ze, half verlucht dat tenminste geen volslagen vreemde had gezien aan welk een incorrectheid zij zich schuldig maakte in haar gebrokenheid in haar eigen wil door dien van haar bedorven dochter. - Er werd vervolgens op de onware leugen-manier van familie, die extra lief doet bij ontmoetingen, omdat men nu eenmaal met elkaar verwant is, teeder gezoend over en weer, door nicht en door Geerte, en door Lizzy en door Geerte. - - Maar, terwijl de laatste door mevrouw van der Hooph neven zich op de canapé werd genomen, en de gebruikelijke vragen werden gedaan: Of ze 't goedmaakte, en hoe het bij haar thuis ging, enz., enz., moest ze het aanzien, dat Lizzy, blijkbaar geheel en al opgewonden van 't geluk den veelbegeerden Fredi voor zich alleen te hebben, hem meetroonde nu naar 't boudoir, onder voorwendsel dat hij haar zou helpen de thee terug brengen; want die was al weggeruimd, omdat het al wat laat was. - -
‘Voor mij niet, - ik wil eigenlijk liever niet’, - riep Geerte hen na. - Maar Lizzy deed of ze 't niet hoorde, - voelde zich overrijk in het triomfgevoel van haar oogenbliksbezit. -
En Fredi, wien de spitse uitroep, en de jaloezie-oogen van Geerte niet ontgaan waren, koesterde zich, als een poes in den
| |
| |
zonneschijn, in zijn zich zoo zeker nu weer weten van Geerte's toch wèl van hem houden, ondanks al hare gemaakte onverschilligheid. Als een echte manlijke coquette; die hij nu eenmaal was, had hij er plezier in haar nu op zijn beurt te kwellen door erg druk te doen met Lizzy, zoodat hun beider lachen dóórklonk tot in den salon, waar mevrouw van der Hooph voortwauwelde tegen Geerte: ‘Dat ze toch vooral geen reformstoffen nemen moest’, - met een knipoogje van: ik weet er alles van. - ‘Want dat de Koningin die óók niet had in háár luiermand, en dat...’
‘Hoe wéét U het?’ ... vroeg Geerte, een beetje geërgerd, dat ‘het’ dus geen geheim meer was. - -
‘Van je moeder, - kind, - ze heeft het me heel in vertrouwen verteld, - ze is er zoo in-gelukkig mee, - - geen wonder ook.’ - - Als ze heel alleen met iemand was, zonder de tegenwoordigheid harer dochter, kon ze nog wel eens weer worden bij oogenblikken de ouderwetsche, deftige, degelijke vrouw, die ze oorspronkelijk was geweest; dan verdwenen de bochten en kronkels waarin ze zich had moeten draaien om zichzelf aan te passen aan het corset van ‘hoffähigkeit’, en zelfs haar met zooveel moeite afgeleerd Friesch accent kwam dan weer te voorschijn. Haar man, om zijn mooi gezicht, was indertijd door den Koning opgemerkt bij een parade, om die reden tot adjudant benoemd, geádeld ook, want de van der Hooph's waren dat van huis uit niet. En zijn vrouw had, of zij er lust in had of niet, zich aan die grootheid moeten aanpassen, ze had zich moeten dwingen om te gaan met de hofkliek, die nochtans in den grond op haar neerzag; ze had zich moeten dwingen groote diners te geven; het ergste van alles was, ze had zich moeten dwingen om haar man steeds te zien in familiariteit met anderen, met de toenmalige Koningin, met de hofdames vooral - totdat hij voor haar niets meer was, dan iemand die er zich aan ergerde dagelijks, dat ze hem, in plaats van de leelijke, platte, magere Lizzy, niet een mooi, voor aan 't hof-uitgaan geschikt dochtertje had weten te geven. - En diezelfde ergernis, in nog veel sterkere mate, toonde óók Lizzy haar, zich wèl bewust dat zij niet verstond mee te doen met den kring van haar vader, dat men haar daar uitlachte, en slechts duldde, - omdat zij leelijk was en stijf en onbevallig, en in niets hare Friesche afkomst verloochende, en hare moeder voor dat alles verantwoordelijk stellend, het háár kwalijk-nemend, omdat deze-zelve óók zoo was: stijf en provinciaal. - Het hielp niet of het oorspronkelijke Elisabeth van de grootmoeder van der Hooph, die in de wandeling
‘Betje’ heette, was verhaagscht in Lizzy,
| |
| |
iets Engelsch kon de naam-alleen nu eenmaal niet geven aan het zich onhandig en hoekig bewegende kind, met het onvriendelijke, onfrissche gelaat van meelkleur. En zoo voelde iedereen, die in. dit huis kwam, dadelijk onbewust den tweestrijd, de innerlijke verdeeldheid, die hier heerschten, de vader geheel levend buiten zijn gezin, met zijn geheele wezen ingeworteld in het Hof van de Koningin-moeder, de moeder zich in die verwaarloozing zwijgend schikkend, maar haar vereenzaamd-zich-voelen niet verbergend toch, en de dochter een en al verbittering om wat zij besefte te missen, een en al jaloezie om wat anderen op haar vooruit hadden, haar van nature reeds overprikkeld-zinnelijke natuur nog te méér hakend naar ‘den’ man, omdat zij in hem zag, nevens den lichaamslusten-bevrediger, ook degene die haar zou uithelpen uit deze weinig-benijdbare tweeslachtige positie, van eigenlijk tot geen enkele der Haagsche coterieën vol en geheel behoorend, eene wèl hoffähige, en toch niet in de hofkliek gansch opgenomen freule. -
Hetgeen niet belette, dat de geheele familie heel ‘serieus’ deed, steeds naar de Fransche Kerk ging, de van der Hooph's, van Hugenoten-afkomst, waren leden daarvan, en zich, met echt Haagsche schijn-vroomheid, interesseerde voor alle christelijke werken van barmhartigheid, en zending, en liefdadigheid.
De Christian-science, omdat het een mode-artikel was op dat oogenblik, bij al hunne voorname kennissen in druk gebruik, was eerst door Lizzy, onder háár invloed ook door mevrouw van der Hooph, omhelsd. Maar zij durfden daarvoor in tegenwoordigheid van streng-rechtzinnigen, als b.v. Excellentie Eduma de Witt, of Govert-Jaap Stinia, niet recht uitkomen, praatten er dan maar zoo wat over heen. - -
‘Dat blijft dan afgesproken, - nietwaar, - we gaan Dinsdag paardrijden, - als mevrouw Vermeulen tenminste kan?’ -
Als een ingehouden vreugde-kreet klonk Lizzy's stem, terwijl zij naast Fredi, die het blaadje met de ingeschonken kopjes droeg, eindelijk uit het boudoir terugkwam. -
Dat was in elk geval iets dat ze op Geert vooruit had, dat paardrijden kunnen met een heer, als er maar iemand bij was natuurlijk om te chaperonneeren. Geert had 't nooit mogen leeren; haar vader was bang geweest daardoor een àl te wereldschen indruk te zullen maken op de ‘kleine luyden’, en had daarom heel gewillig toegestemd in de besliste weigering zijner vrouw zóóiets ooit toe te staan.
- Voor Geert was 't altijd een illusie geweest, waarvan ze slechts met moeite had afstand gedaan. Ze voelde een steek van jaloezie opnieuw, bij die voorstelling van drie jonge menschen,
| |
| |
Dinsdag-morgen, mevrouw Vermeulen en Lizzy en Fredi, genietend dan van den heerlijken ochtend, in de Boschjes, en langs den Oud-Scheveningschen weg; - terwijl zij zich ondertusschen ménageeren moest, om ‘dat’. Niet genoeg al, dat ze aan dat heerlijke paardrijden nooit had mogen meedoen, maar nu moest ze zich nog ‘ménageeren’ ook, met loopen, en met ditten en datten. Bepaald, nu nam ze 't eich héél bepaald voor, dat die akelige Lizzy en Sjoerd hoe eer hoe beter 'n paar moesten worden. Dan was dit walgelijk gedoe met Fredi tenminste uit...
‘Ik kwam je vragen of je a.s. Woensdag bij ons komt dineeren?’ - zei ze, zich dwingend tot de gezelschapstoon-lievigheid, - ‘'t is geen diner, alleen maar de Reesema's en Sjoerd ...’
Lizzy was in den laatsten tijd veronachtzaamd door Sjoerd; ze merkte heel goed, dat hij maar niet tot een besluit kon komen, en ze zag in deze invitatie dus een goed voorteeken.
‘Heel lief van je, - heel graag’, - zei ze, ineens veel toeschietelijker wordend. - - En haar moeder, óók dolblij om dit geforceerde samenzijn met Sjoerd, viel dadelijk in: -
‘Dat vind ik nu net iets geschikts voor jou Geerte, dat je van die intieme, eenvoudige dinertjes arrangeert; niet véél menschen, maar gezellige kennissen onder elkaar.’ - -
‘Dan hoor jij er toch eigenlijk óók bij, - ten Have’, - zei Geerte ineens. - - ‘Kom je -?’
Bijna vóór ze 't zelf wist wat ze deed, had ze haar geheim verlangen hem dat te vragen, verlangen dat aldoor in haar had gewroet, uitgesproken hardop. -
Ze stond vóór hem, want ze was tegelijk opgestaan om afscheid te nemen, en ze zag zijn lichtblauwe spottende oogen even onmerkbaar blikken langs haar niet meer slanke figuur. En ze zag óók in die oogen dien ietwat wreeden triomfblik van zich door haar begeerd, zich veroveraar voelen. Maar het kon haar niet schelen op dat oogenblik, dat zij degene was, die de toenadering deed, dat ze daarmede zijn haar niet-onverschillig-zijn aan hem blootgaf. - Haar jaloezie was opgewekt, zelfs door een zoo weinig gevaarlijke concurrente als Lizzy, juist omdat zij niet onverschillig voor hem was. En, in dat gevoel van naijver sprak en handelde ze nu onberedeneerd. - -
‘U is werkelijk al te vriendelijk, mevrouw,’ zei Fredi, een beetje koel beleefd. - ‘'t Is waar, vroeger mocht ik wèl meerekenen onder Uw intieme kennissen. Wat hebben we véél samen getennist, weet U nog wel?’
‘Vroeger en nu maken geen verschil,’ antwoordde ze zoo luchtig mogelijk; ‘vroeger was ik freule Eduma de Witt, en nu ben ik
| |
| |
mevrouw Stinia, - et voilà tout! - Dus, dat blijft afgesproken dan, - - half acht eten we.’ - -
Fredi boog. ‘Heel graag natuurlijk,’ zei hij, en nu wisten zijn oogen niet de spot-uitdrukking aan te nemen van zooeven, maar een heel lieve, innemende, bijna teedere, die zij óók van hem kende, - - te goed misschien zich herinnerde ... - - - - - - - - - - - - - - -
|
|