Maar mannen en hun avances waren de gewoonste zaak van de wereld voor deze vrouw. Ze had haar buik vol van dergelijke grappen.
‘Wat moet ik zien?’
Ze zei het niet eens verbaasd. Enigszins vleugellam ging ik door maar het was vergeefse moeite. Maar de wijde wereld, het oproer, de branden, de maan, die op ons neerkeek, het was Alf te machtig geworden, hij moest het ridiculiseren.
‘Als je een lijn trekt langs de platte kant, nietwaar, en die lijn vormt met de bolle kant een p, van premier, dan is het wassende maan. Vormt de bolle kant met de denkbeeldige lijn een d, van dernier, dan is het afnemende maan.’
Je hebt vrouwen met vormen die uit een bron te voorschijn schijnen te wellen, een stille bron die geen enkel geklater geeft. Zelfs hun oren lijken op fonteintjes. Je krijgt er vreemde dorstgevoelens van.
‘Aha!’
Haar donkere ogen inspecteerden mij. Zij verzuchtte het half. Ik voelde het aan haar buik. Ik had een stap naar de maan gedaan onder het aanwijzen. Ze keek heel even.
‘Het is een p!’
Ze zei niet pee maar puh of ze me omver wilde blazen. Ze begon weer aan het hek.
Heart had het ook niet op zich laten zitten. Hij wilde zich niet de pas laten afsnijden. Hij kwam in het maanlicht aanstormen zonder aan zijn knie te denken.
‘U hebt ons daar eventjes... Allejezus!’
Midden in zijn rinoceros-drafje begon hij weer op éen been rond te dansen.
De zee lag vredig, spiegelglad, schijnheilig aan onze voeten. Ik kende die zenuwzieke zee! In de diepte bonsde de lange deining er op los. Het maakte me misselijk.
Terwijl ik de helpende hand bood met het hek, kon ik niet laten om nieuwsgierige blikken te werpen op de man die achter het stuur zat te wachten tot hij door kon rijden. Ik begreep niet waarom hij het niet kon openmaken. Hij zat