straten te lopen.
Het was zo'n zaak waar je ook stempels en dergelijke kunt krijgen, zegelringen en cachets. Een keurige heer in gekleed kostuum stond mij te woord. Ik toonde hem het briefpapier, dubbelgevouwen, en de enveloppe met de vraag of hij mij ook iets naders kon vertellen hierover. Ik keek er werkelijk van op toen hij na enig getuur knikte.
‘Dat geloof ik wel, ja. Als ik me niet vergis hebben wij dit papier geleverd aan enkele klanten hier in de stad, voorzien van speciale opdruk dan natuurlijk. Ziet u, hier heb je het watermerk...’
‘Mag ik vragen wat voor klanten dit waren? U vindt het misschien een gekke vraag, maar...’
‘Helemaal niet, helemaal niet! Als ik me wel herinner, waren het enkele grote bedrijven, die het als directiepapier bezigden, ja, en er waren ook twee of drie consulaten bij... Mag ik misschien even...’
Voor ik het kon verhinderen, vouwde hij het epistel open, hield het echter bescheidelijk achterste voren.
‘Dat dacht ik al..., ziet u, het formaat kwam mij al enigszins vreemd voor; het is keurig gedaan maar hier is een stuk van het papier afgesneden, ongetwijfeld de opdruk...’ Hij lachte fijntjes, terwijl hij mij het toegevouwen vel terug gaf, niet zonder een kies en wereldwijs medeleven.
‘Zeker een surprise van een charmante dame, die anoniem wilde blijven, meneer! Dat zijn soms moeilijke gevallen. Wat een faux pas als je de verkeerde verdenkt van zo'n mysterieus billet doux! Ach, meneer! Als ik u van dienst kan zijn met een lijstje van de namen van de klanten die dit papier bij ons betrokken hebben... Als wij u daarmee kunnen helpen om de dame in kwestie op te sporen...’
Met de vingertoppen steun zoekend op de glazen toonbank, waar de zegelringen, cachets, stempelkussens, visitekaartjes en wat dies meer zij prijkten, maakte hij een samenzweerderig buiginkje.
‘Dat zou niet gek wezen! U weet mijn adres?’
Als gebruikelijk gaf ik er de voorkeur aan mijn naam niet te noemen, waarbij ik altijd even stotter als ik niet ijlings een grap debiteer. Ik legde mijn visitekaartje voor hem