deze wijken niet. En stel dat hij mij zag! Hij zou zijn ogen eenvoudig niet geloven. Denk maar niet dat je in die wijken van onze stad, in die witte plekken, in dat terra incognita van onze stad ooit éen van je vriendinnen tegen het lieve, geparfumeerde lijf zou lopen. Die draaiden in hun eigen kringetje rond tot ze dat merkwaardige, kokhalzende kukeleku-geluid, dat van elke betekenis ontbloot was, gingen uitstoten.
Tijdens zo'n uithuizige bui in een koffiehuis aan de zelfkant van de stad, waar de vrachtauto's op het kolengruis dubbel geparkeerd stonden voor de ramen, had ik Roel opgeduikeld. Binnen zaten de chauffeurs aan de koffie en gunden hun ogen eindelijk rust. Roel had meer dan genoeg van de autobanen, de eenzame bermen, de grensposten, de douanepapieren. Ik bood hem de betrekking aan. Hij bracht het grote huis, waarin ik nog steeds bivakkeerde, op verwonderlijke wijze op orde. Hij deed het spelenderwijs. Het had iets van een komedie die hij opvoerde waarvoor hij de kostuums en de kamermeisjes kieskeurig uitkoos. Mijn persoon was tot op zekere hoogte slechts het minder belangrijke voorwendsel tot de pret.
Ik trok Roel mee naar de overloop. Je had daar een zitje. In de diepte zag je de hal met het harnas. Ik legde hem in het kort uit wat ik van plan was. Hij had zijn roze streepjesvest aan. Hij speelde bij wijlen zijn rol zo fervent, zo ostentatief dat hij zelf zoek scheen en een soort robot werd. Sommige van mijn vriendinnen konden niet tegen deze hevigheid. Ze waren bang voor hem.
Hij knikte ernstig. Hij vertrok geen spier. Op het toneel is van alles mogelijk. Hij begreep dat ik de ex-privé-secretaresse en godin der liefde wel eens ontmoeten wilde.
‘Waarom is meneer Krag niet naar de politie gegaan?’
‘Wie zegt dat hij het niet gedaan heeft? Overigens, er zijn van die zaken waar je beter de politie niet inhaalt. Dit zou er wel eens zo een kunnen zijn. Trouwens de politie...’ Hij knikte nogmaals. Hierover waren wij het wel eens. Tot de zoete wraak, die hij genomen had op de autobanen