Schetsen en typen uit Suriname
(1944)–Jacq. Samuels– Auteursrecht onbekend
[pagina 85]
| |
Kwarrie.Het is waarschijnlijk afkomstig van Albion's taal nl. van quarrel wat zooveel beteekent als ruzie, oneenigheid, gekijf. Menige vreemdeling heeft zoo'n kwarrie mogelijk bijgewoond, zonder evenwel den zin of de strekking te kunnen begrijpen, en 't lust mij nu, die echt Creoolsche handeling te beschrijven. Dadelijk wil ik evenwel zeggen, dat het aantal kwarries is afgenomen, mogelijk niet zoo zeer, omdat die liefhebberij op den achtergrond is geraakt, maar omdat het aantal politie-agenten danig is toegenomen. In den tijd waarvan ik nu spreek, waren er maar een handvol bewakers van de openbare orde, doch de bevolking was nog niet zoo gemengd, en ongeregeldheden, waarbij politie-hulp noodig was, kwamen oneindig minder voor dan nu. Wij willen generaliseering ter zijde stellen en voor betere omschrijving een persoon ten toneele voe en: Sa Becca, een jonge Creoolsche, de kinderschoenen pas ontwassen en er goed uitziend. Sa Becca had eenige weken geleden eene kleine woordenwisseling gehad, maar zij had zich ingetoomd, omdat zij alles behalve deftig gekleed was, en dus de aandacht niet op zich wilde vestigen. Nu zij evenwel een nieuw ‘stel’ heeft, denkt zij er heel anders over. Zij heeft zich klaargemaakt voor eene namiddagwandeling en is gekleed in haar geel ‘stel’, bestaande uit rok, jak en hoofddoek. De stijve rok, die bijna onder de oksels begint, en waarvan de overtollige lengte wordt ingekort door eene onderbinding met een ‘hoofddoek’ om het middel waardoor tusschen hals en middel een soort zak of buidel zich vormt, is aan den achterkant een weinig opgenomen waardoor niet alleen het roode omboordsel van de gele pantoffels te zien komt, maar ook een deel van de goed gevormde kuiten. Door dien rok zou men onwillekeurig aan de vroegere crenolinemode gaan denken, maar bij die mode begon de uiteenzetting bij het middel, terwijl bij de Creoolsche mode reeds ietwat onder den hals het luchtballonachtige zich vertoont. Over den rok is het heel wijde jakje, dat nu aan borst- en rugzijde moet opspringen, waardoor even te zien komt de doek waarmee de rok is onderbonden. Die doek is bij het binden schuin afge- | |
[pagina 86]
| |
vouwen en laat nu ook een der hoeken zien, waarop twee duiven een soort staaf dragende, waaraan een hart hangt, met het onderschrift; ‘Jaroesoe na principale vo lobi.’Ga naar voetnoot1) Als wij bij dit schitterend costuum nog de kokette hoofddoek, en den om den hals hangende gouden ketting, waaraan twee gouden vischjes en een tijgertand in goud gezet, voegen, dan kunnen wij de beschrijving der kleeding als geëigend beschouwen, en Sa Bacca op haar tocht volgen, maar eerst moet opgemerkt worden dat de armen met een hoek van 45 graden op het lichaam staan - daar anders de opstaande jak neergedrukt zou worden. Kalm voortstappend slaat zij den weg in, die leidt naar de buurt van hare ‘vriendin’, en nu zij bemerkt, dat die in de negerpoortGa naar voetnoot2) staat, komt zij in eene soort extase: het hoofd wordt eenigzins achterover geworpen, en de hals, als het ware ingekort, door de schouders wat op te trekken waardoor de vergelijking met een vrijende kalkoensche haan het best kan gemaakt worden. Als zij recht voor zich uitkijkende - dus de andere niet ziend - op eenige Meters voorbij stevent, laat zij, tot zich zelve sprekend, zich hooren: ‘Mi na poti soema; mi no habi krosi, na karoewiwiri mi dé weriGa naar voetnoot3) waardoor de tegenstandster, hoewel geen woord zeggend, zich toch niet kan weerhouden een tjoeroeGa naar voetnoot4) te laten hooren. Het doel is bereikt! Want Sa Bicca keert op hare schreden terug en geeft de ‘vriendin’ de volle laag.- De voorbijgangers, buren en straatjeugd vormen bijna dadelijk een menigte en luisteren met heel veel graagte naar de onthullingen, die van beide zijden worden gedaan, maar hebben ook tegelijkertijd een oog voor de prachtkleeding van Sa Becca. ‘Wat die onthullingen zijn?’ Wel niets meer of minder dan fragmenten uit beider familieen privaatleven. 't Opmerkelijke in deze kwarries is, dat wanneer de ‘deftige’ haar aanval heeft gedaan, zij kalm hare tocht vervolgt, terwijl de andere op hare beurt bezig is, de voortmarcheerende te ‘ontrafelen’. Nauwelijks heeft deze de halfuitgedutte long wat rustgegund, of de op een aanmerkelijken afstand zich reeds bevindende keert op hare scheden terug, om de aan de poort geankerde het laatste woord niet te laten. Daar de vriendin van Sa Becca ook niet een voor de poes is, en zich danig weet te weren, wordt de heen-en terugreis, wie weet, wel mogelijk twintig keer ondernomen. | |
[pagina 87]
| |
Hoe langer de kwarrie duurt, hoe meer de menschenmassa zich ophoopt, en hoe luider het applaus wordt, dat door de omstanders na elk monoloog zich laat hooren. Eindelijk daar komt een diender. ‘Wat is hier te doen’ zegt hij barsch ‘Noti mi meneer zegt Becca’ a meid wan kosi mi, bikasi mi habi mi krossie, ma mi no de pikie hem’Ga naar voetnoot5) ‘Zeer verstandig van je’ zegt de diender ‘ga jij maar je weg’ - En Becca doet wat de politieman haar beval, maar zij krijgt toch een hoera van de talrijke bewonderaars mede. Nu Becca weg is, en de politieman er blijft, is er voor 't publiek geen enkele reden om zich langer op te houden, en binnen eenige oogenblikken is de straat weer in rust. -
Na een omloopje is Sa Becca weer thuis. De dag was voor haar om meer dan een reden een glansrijke: zij had de overwinning op hare vijandin behaald; - Uit tal van keelen waren juichtoonen ter harer eere gekomen; - maar bovenal; honderden blikken hadden bewonderend gerust op haar nieuwe plunje! - |
|