Schetsen en typen uit Suriname
(1944)–Jacq. Samuels– Auteursrecht onbekend
[pagina 78]
| |
Akansa.Bepaald een vreemd verschijnsel: als wij op jaren komen, worden zaken, die kort geleden gebeurd zijn, vergeten, terwijl gebeurtenissen uit onze jeugd als met ijzeren bouten in onze hersens zijn vastgeschroefd. Ik kan mij niet meer herinneren wat verleden jaar is gebeurd, maar ik zie nog voor mij de klasse van kleuters, en onze goede meester, die met ons op onze wijze de natuurlijke historie behandelt. Wij hadden het over de koe, en nadat er gesproken was over boter, kaas, knoopen, schoenen, en ik weet niet wat al wij van of door de koe hebben. vroeg de meester: en wie kent nog een ander nuttig dier? - Er kwam een doodsche stilte, daar niemand waagde om dadelijk een antwoord te geven, want een ieder, die verkeerd zei, kan verzekerd zijn om volgens het systeem van die dagen, ingesmeerd te worden met olieum Tamarinde, wat zooveel zeggen wil als slagen met een tamarindezweep over den rug krijgen. Eindelijk werd uit een der achterbanken een vinger opgegestoken en met een pieperige maar toch snijdende stem kwam uit den mond van een klein geelachtig mannetje met een ietwat dikke buik; Akansa meester’. Onze meester moest dien dag in een bijzonder goede luim zijn geweest, want niet alleen dat kleine Gurt niet werd ingesmeerd, maar de meester was zelfs zoo goed, om de zaak met hem in bespreking te nemen. - ‘Maar Gurt, jongen, akansa is toch geen dier, maar wat nut zit er anders aan.... ‘Ja meester’, liet Gurt hooren, ‘je kan het eten en je kan ook bakroe/meemaken’. De les in natuurkunde werd niet voortgezet, maar werd omgezet in zedekunde, waar naar aanleiding van het ‘bakroe’ van Gurt de woorden bijgeloof en domheid den boventoon voerden. Toch ben ik nu overtuigd dat onze meester, een geboren Surinamer, bij al zijne zedelessen over domheid en bijgeloof alles behalve in zijne noppen zou zijn, als hij na zijne avondwandeling thuis komende een akansa voor zijne deur zag liggen. Wat is Akansa? Een ragfijne fluweelzachte uit koren gemaakte in benanenbladeren gewikkelde pudding. - De armen gebruiken het met lika(stroop) of suiker en ze geldt als lekkernij en als voedsel, waaraan de armen nog wat aan hebben, want een akansa kostte maar 2 cts, heeft de grootte van een flinke mannevuist, en is dus voldoende om een hongerige maag te stillen. | |
[pagina 79]
| |
Maar ook de meer gegoeden maken gebruik van de akansa: de ietwat harde massa wordt door een vork in fijne deelen omgezet met melk aangelengd, en van een paar droppels vanille voorzien. Alsdan krijgt men door bijvoeging van een weinig suiker een zeer smakelijken drank. waar zoowel Surinamers als Hollanders verlekkerd op zijn. Men wil hebben dat zelfs een Gouverneur van Suriname, toen hij bij een koopman 's avonds was om zijn kaartje te maken, van de akansa geproefd heeft, en die zoo lekker vond, dat hij verzocht om aan Ma Koné de beroemde Akansamama, zooals zij door de jeugd genoemd werd, order te geven om hem elken dag van een paar akansa's tevoorzien. De zindelijke, nette Ma Koné is reeds lang dood en zoover ik weet, heeft nog geen andere akansamaakster zich opgedaan, wier product door ‘een ieder’ kan gegeten worden, maar een ieder, die er nog geen kennis mee gemaakt heeft, mag het weten dat een drank uit akansa bereid verbazend fijntjes smaakt en zeer voedzaam is. Terugkomende op de woorden van onzen jongen vriend Gurt met zijn ‘men kan er ook bakroe mee maken’, willen wij even onderzoeken wat bakroe is. Volgens de Surinaamsche folklore is bakroe een wezen waarvan het hoofd zoo is, als de rest van het lichaam, terwijl het lichaam voor de helft van hoofd tot voet uit hout bestaat. Maar behalve de persoon van Bakroe is er iets anders, dat met dien naam wordt bestempeld - bij de inlanders wordt een bakroe gebruikt om vrees aan te jagen. Zoo'n bakroe bestaat meestal uit een akansa een paar eieren en 1 fleschje een onschuldig vocht - meestal zeepwater - bevattend, welke te zamen voor de deur van een tegenstandster wordt geplaatst. Vooral bij liefdesgeschiedenissen vond het plaats dat een medeminares aan de door den minnaar bevoorrechte een bakroe werd gezonden. Hoe onschuldig het zaakje op zich zelf is, heeft het toch dikwijls tot gevolg gehad dat, door vrees bevangen, de bevoorrechte afstand deed van haar geluk. Het gekke van de zaak is, dat de bakroezendster van vandaag, hoewel wetende, dat er geen nadeelige gevolgen ontstaan kunnen bij een bakroe, toch morgen uit haar stuk raakt, als zij op hare beurt daarmede werd begiftigd. Lieve menschen, de beschaving heeft nu de bakroe's tot de zeldzaamheden gemaakt en men kan er ook best zonder, maar waar vinden wij een andere Ma KonéGa naar voetnoot1)? |
|