Schetsen en typen uit Suriname
(1944)–Jacq. Samuels– Auteursrecht onbekend
[pagina 55]
| |
De boschneger van zijn wieg tot zijn graf.Hei, hei, mijnheer de schrijver, daar zeg je wat! Zij die geen beeldspraak verstaan zullen zich gaan voorstellen dat dit lieve ventje een zelfde soort wieg heeft gehad als elk ander wereldburgertje, dat om geen ander doel in de wereld schijnt gekomen te zijn, dan om te laten verklaren dat er nog nooit te voren zoo'n ‘blok’ is gezien. Zoo'n mooie teenen wieg dan met roodsatijn of crême pluche opgemaakt, en voorzien van een muskietenkleed opdat die arme muskieten den hongerdood zouden sterven! Nu ja: aileen om sommigen te plezieren zal ik verklaren dat ik bedoel: van geboorte tot dood. Eenige oogenblikken vóór de ooievaar aankondigt dat het kindje er is, verlaat mama hare gewone slaapstede, de linnen hangmat - en wacht zij op den vloer zittende in gezelschap van een ouden vrouw van den stam, die gratis den dienst van baker doet, en van eenige andere vrouwen die der baker - tevens accoucheuse - de behulpzame hand bieden, de komst van den kleinen wereld burger af. Ik volsta met te zeggen dat een uurtje nadat de ooievaar zijn boodschap heeft gedaan de moeder zich weer in haar hangmat bevindt. Ik laat de moeder met rust en houd mij met den zoon bezig. Het spreekt vanzelf dat door het snelle vliegen van den ooievaar het bloedje een weinig buiten adem is gekomen, waardoor zijn leven groot gevaar loopt. Een weinig spiritus wordt in het gelaat gesprenkeld, en er ontstaat een vertrekking der gelaatspieren. Die trekkingen der spieren planten zich voort naar den neus of liever ‘in’ den neus een soort genies volgt. Dat genies is een goed teeken: de jongen is gekomen om te ‘blijven’. Nadat de baker haar wetenschap in onderdeelen heeft toegepast krijgt onze manneke een bad, en, opdat hij in zijn later leven niet stram aan de ledematen wordt, dadelijk erna de eerste les in de gymnastiek. Eerst pakt men hem aan zijne enkels en laat hem eene houding aannemen waardoor wij een duidelijk denkbeeld krijgen van den stand van den opgehangen Edipeus! Nu de beengewrichten op deze wijzen zijn lenig gemaakt of zooals men dat uitdrukt: ‘de schroeven zijn losgemaakt’ worden de armen naar voren en naar achteren gebogen, opdat de armgewrichten niet achterlijk bij die der beenen blijven. | |
[pagina 56]
| |
Eerst nu wordt er aan gedacht, om den sukkel in de kleertjes te steken! Ik zou pret hebben hier af te breken en de rest over te laten aan de fantasie der lezeressen. Wie weet waartoe zij zouden geraken? In de eerste plaats tot de luiermand gevuld met snoezige mutsjes en linnen kleedjes en snoeperige..... nu ja, we weten dat! Kan ik er haar genoegen mee doen, dan kleed en sier ik den kleinen boschneger zooals zij zich dat voorstellen, maar dan moet ik haar zeggen, dat ik van de waarheid afwijken moet. ‘Wat de waarheid is?’ Een katoenen mutsje op zijn kopje om ‘de kou niet door te laten’ en voor de rest.... niets! Ja toch! Weleens wordt hij in een lapje gewonden dat tevoren reeds dienst gedaan heeft bij de moeder. Dit kleedingstuk bestaat uit een gekleurden lap van 1 ½ M lengte bij 1 M breedte, als een sarong bij de Javanen gebruikt tot dekking van het benedendeel - en 1 dito dito als een soort omslagdoek, bij de oude juffertjes in Nederland gebruikt tot dekking van het bovendeel van het lichaam - met dit onderscheid evenwel dat, legt zoo'n juffertje haar omslagdoek af zij nog altijd presentabel is, terwijl de besprokene na afleg van den haren, kant en klaar is voor.... het bad! Ons ventje krijgt nu eene veilige rustplaats bij de moeder, bij wie het alles vindt wat het noodig heeft om flink te groeien; een warm bed en gezonde voeding! Slechts acht dagen duurt het bijna onafgebroken slapen en eten op dit warmbed, want reeds met den volgenden dag hervat mama hare werkzaamheden. De noodzakelijkheid tot het geven van een naam wordt bij dezen menschen even goed ingezien als bij ons, en zonder behulp van den ambtenaar van den burgerlijken stand of van den zendeling wordt, omdat de vader op de geboortedag van zijn zoontje een groote schildpad ving, de nieuwe wereldburger gedoopt met Bigi Sekrépatoe d.i. groote schildpad. Het kereltje doet zijn naam eer aan, want wel haast begint het te kruipen en in een betrekkelijk korten tijd geeft het ons het eigenaardig gezicht van een schildpad op de achterpooten! Bigi Sekrépatoe wordt twee jaar, en is de onafscheidelijke gezel zijner moeder geweest, die hem op den rug overal mee omdroeg in een met de vier einden saamgeknoopten doek, haar bovenkleeding - precies als bij de Nieuw Zeelanders. Als 't niet was, omdat ik er geen beelding wilde bij halen waardoor mijn landgenoot beleedigd zou worden, zou ik zeggen: Sekrépatoe zit als een aapje op den rug van de ouwe. Dat beeld zou trouwens niet goed zijn, want het aapje klemt zich aan de moeder vast, terwijl ons jonge vriend niet eens zijn handen hoeft te gebruiken. Als hij nu gespeend is, komt er aan het luilekkerleven een eind: hij moet nu altijd van zijn beentjes gebruik maken, en helpt zichzelven bij zijn maaltijden. Hij heeft nu ook een eigen | |
[pagina 57]
| |
hangmatje als hij onder een goed gesternte geboren is, of hij slaapt anders op den vloer - echt Spartaansch - zonder matten, dekens of kussens! Om te voorkomen, dat ik bij elken leeftijd de kleeding beschrijf, zeg ik nu: tot en met zijn twaalfden en soms zelfs zijn veertienden jaar is hij gekleed als Adam vóór de zonde en later tot zijn dood eenigszins als diezelfde Adam nà zijne snoepzucht. Laat ons nu een tijdvak nemen liggende tusschen zijn derde en zevende jaar. Hij is zijne moeder behulpzaam in hare arbeid, hij gaat mede naar de velden en evenredig naar zijn krachten wordt hij, vanuit de velden naar huis keerende, belast met brandhout of met cassave, waaruit het brood wordt gebakken. Door het reeds op jeugdigen leeftijd dragen van zware lasten worden de nekspieren zoodanig ontwikkeld en wordt de schedel zóó hard, dat men later op mannelijken leeftijd zelfs bij de zwaarste lasten, niet behoeft beducht te zijn voor eene ontwrichting. Wat meer is, de dikte van den schedel krijgt zulke proporties, dat het gevaarlijk zijn zou, een ijzeren pot er tegen te slaan - ik bedoel gevaarlijk voor den pot! Wat deze menschen met het hoofd doen kunnen kan opgemaakt worden uit het volgende staaltje uit den slaventijd: De producten werden door de slaven op 't hoofd vervoerd. Een goedhartige planter zorgde voor kruiwagens, en hij beduidde den slaven, dat de kruiwagens moesten worden gebruikt. De slaven deden het! Zij plaatsten de balen of vaten suiker op den wagen en brachten den beladen eenwieler naar de bestemming - op het hoofd! Gaan wij nu terug naar Sekrépatoe: Den vrijen tijd gebruikt hij voor visschen, zwemmen, enz. Ik hoef dat niet te omschrijven omdat er geen groot verschil bestaat met het leven der Bataafsche jongens op dien leeftijd en dit is in schoolboeken reeds meer dan genoeg beschreven. Ik zal liever nog een tijdvak van drie jaren nemen en dat aanvullen met kleine jachtpartijen bij huis, waarbij boog en pijl eene belangrijke rol spelen en vogeltjes, ratten en hagedissen de slachtoffers zijn, - met van tijd tot tijd van de moeder een slag op het hoofd ontvangen met een stuk brandhout om de hersens te sterken of om den houder van die hersens te straffen voor onwilligheid tot hulp verleend bij 't bakken van cassave brood - met het vangen van visch, die een versnapering is bij cassavebrood - met zwempartijen waaraan jongens en meisjes deelnemen, en waaraan de Europeesche dame zich om ééne zaak slechts zou ergeren: het gemis van zwembroekjes. - Ik som al deze handelingen op om te beduiden dat Sekrépatoe mama zoo wat ontgroeid is, en strengere hand eischt. Werkelijk is voor hem den tijd aangebroken om zich voor zijn volgend leven geschikt te maken | |
[pagina 58]
| |
en daartoe is de leiding noodig van den ouden Sekrépatoe of liever van den ‘vader’ van Sekrépatoe - want de persoon in kwestie zou vreemd opkijken als ik hem anders betitelde dan met: ‘Malenkri Omie’ = sukkelende vriend = Sukkelaar. Bij deze onontwikkelde stammen bestaat er geene verwantschap in naam tusschen vader, moeder en kind. Bijna bij alle volken kan men uit den naam van vader of moeder de afstamming weten, maar hoe 't bij onze Boschnegers is, laat ik aan de beoordeeling der lezers over, als ik vermeld dat de naam van den vader is: Malenkri Omie - van de moeder Priziri Jaba - vroolijke Jaba - en van den zoon Bigi Sekrépatoe! Ik sla een tijdsverloop van eenige jaren over, waarin Sekrépatoe een ijverig leerling en eene hulp van den vader is. Bij het kappen van brandhout door den vader zorgt de zoon voor de vezels waarmede de stukken aan elkander worden gesnoerd tot een bos - bij het klaarmaken tot beplanting der velden helpt hij een handje mee - bij het houtwerken bewijst hij kleine diensten en leert zoodoende de geheimen van den veldarbeid en der handzagerij. De vrije tijd in deze periode wordt besteed aan het maken van miniatuur corjalen (kano's) en parels, waarmee kano's worden voortgestuwd of gestuurd - en welke produkten zijner nijverheid bij aankomst in de stad voor eenige centen van de hand werden gedaan - met welke centen hij een pak katoen koopt voor een sépoe, 'n band om de enkels, of een stuk koperdraad voor een armband! Zoetjes aan nadert voor onze Sekrépatoe den tijd van overgang naar den manlijken leeftijd en hij ontvangt nu van zijn vader hetgeen hij noodig heeft voor zijn kleedij. Hij doet nu al ook eenig niet al te zwaar werk, maakt gebruik van vuurwapens en zoo meer. Met het twintigste jaar, om en bij, wordt hij als man beschouwd en ziet men naar eene echtgenoote voor hem uit. Hij heeft bewezen in eigen onderhoud en dat eener vrouw te kunnen voorzien, doordien hij volleerd is in alles wat met de houtbewerking en met de jacht in betrekking staat. In afwachting van het huwelijk - als ik het zoo noemen mag - bouwt hij een eigen hut welke voorzien wordt van alle gemakken, zooals een vloer, wanden, en..... een houten bank. Onder de jonge dochters van het dorp bevindt zich ook Kibrie FouroeGa naar voetnoot*) = kippen opbergen, die in het dorp bekend staat als een goede dochter en als een uitstekende cassabalolo-kokinGa naar voetnoot1). | |
[pagina 59]
| |
Het aanzoek wordt gedaan en aangenomen en op een bepaalden datum wordt de bruid bij de echtgenoot bezorgd. Het huis en de versiering hiervan zou eene Europeesche niet aanstaan, want op de linnen hangmat en de houten bank na is er nog niets merkwaardigs in het huis waar te nemen, of 't moet wezen een geweer met een daarbij behoorend jachttasch van zeildoek gemaakt en groen beschilderd, waarin hetgeen voor de jacht benoodigd is zich bevindt. Eenige dagen na dezen, voor het jonge paar zoo merkwaardigen dag, ontvangt de bruid van hare bloedverwanten de gebruikelijke bruidsgeschenken, zooals: pangi's (sarongs), vaatwerk, keuken benoodigdheden enz. Sekrépatoe geeft op zijn beurt aan de ouders van zijn vrouw een gallon rum, 1 dozijn flesschen switi sopi (inlandsche likeur bestaande uit rum, water en suiker), 12 à 15 stukken chocolade ter lengte van om en bij 8 cM elk en eenige ponden suiker. Nu komen de gezamenlijke bloedverwanten bij elkander en er wordt feest gevierd, een feest, waarin de door den bruigom geschonken versnaperingen den boventoon voeren. Het gaat niet aan, om het leven van Sekrépatoe op den voet te volgen. Ik kan volstaan met te zeggen, dat - na elf jaar van ongestoord geluk, waarin zijne vrouw hem vijf kinderen schonk die successievelijk werden genaamd: Pepretiki (peperstok), Mooi moei (schoontante), Broncasaba (aangebrand cassave brood), Tigribasi (tijger beheerscher) en Kina, waarvan ik de beteekenis niet ken,Ga naar voetnoot*) - hij eene tweede vrouw nam, en dat hij om en bij veertig jaar tellen kon, toen hij in het bezit van drie vrouwen en zeventien kinderen was. Het spreekt vanzelf dat zulk een nasleep veel vergt van de werkkracht van onze vriend. Voor elk der vrouwen moet hij elk jaar velden in orde brengen, waarop de aardvruchten, voor voeding benoodigd geplant moeten worden. Met het beplanten bemoeit hij zich niet, weliswaar - dat is het werk der vrouwen en kinderen - maar hij moet bijv. voor de kleeding zijner dames zorgen, en hoewel deze niet kostbaar is, moet ze toch gekocht worden uit hetgeen hij met zijn arbeid verdient. Bij zijne komst in de stad verkoopt hij het verwerkte hout, en van de opbrengst schaft hij zich aan, wat voor de huishouding en voor de garderobe enz. noodig is. De vracht huiswaarts bestaat meestal uit eenige blikken lampjes, kerosineolie, zeep, zout, potten en pannen, spiritus en eenige geschilderde trommels of geverniste kisten inhoudende hangmatten, gordijnen (scherm tegen vleermuizen) en eenige honderden pangi's. | |
[pagina 60]
| |
Weleens laat de echtgenoot zijne huishouding in den steek en gaat hij voor zes maanden, soms voor een jaar en ook langer naar de goudveldden, om dienst te doen bij het overbrengen der beladen booten over de watervallen. Dit werk wordt ruim beloond en meestal bevindt hij zich in het bezit van ƒ500.- tot ƒ2000.- naar gelang van den duur van zijn verblijf en de vrachten, die hij heeft gehad - bij zijne komst in Paramaribo. Met de groote som, inééns ontvangen, voorziet hij zich dan van alles wat hij in een paar jaren kan nodig hebben, want het hout werken wordt voor een tijd vaarwel gezegd, en de tijd meestal met de jacht en de vischvangst zoek gemaakt. Het maakt mogelijk de nieuwsgierigheid der lezers gaande te weten, wat een boschneger zich met zulke groote sommen aanschaffen kan. Ik wil alleen om aan de nieuwsgierigheid van die enkelen te voldoen den inventaris opsommen van den naar zijn land terugkeerende boschneger, die drie weken geleden van Mana is gekomen met ƒ1800.- aan Fransch zilvergeld, en wiens boot juist op vertrek staat: acht kisten en trommels met den reeds genoemden inhoud, 2 achterladers en alles wat bij het gebruik hiervan noodig is, in ruime hoeveelheid, 400 K G. zout, 10 kisten kerosineolie, 40 Liters rum, vijf kisten zeep, 3 vaten beschuit, 1 vat blom, 1 vat gezouten vleesch, 1 vat spek, 4 stoelen, 1 lamp, 1 muziekdoos, 1 klok, 3 tafeltjes, 8 potten, 3 pannen, borden, kommen, glazen en ik weet niet wat al. Vergis ik mij niet dan zie ik zelf daar naast die twee balen rijst een ‘ijscream’ machine! De Hemel mag weten wat hij ermede aanvangen moet, want ijs is eerst een twintig dagen dagreizen van zijne woonplaats te bekomen. Ik laat het verder leven onbeschreven en zeg maar: Is, wat wij van leeftijd sprekende, de ‘Zomer’ noemen, voorbij, dan komt weer het bewerken van ‘kleinhout’ aan de beurt. Ook hierin zal ik hem niet beschrijven. Vele zijner kinderen hebben op hun beurt een eigen huishouding en hebben mogelijk wel reeds veertigmalen Sekrépatoe tot grootpa gemaakt! Ik ga, zeg ik, dat alles voorbij en ik kom tot het oogenblik dat hij oud en stram geworden, gehoorzaamd aan de stem die hem oproept naar eene plaats om niet, of volgens Flamarion eerst over tweeduizend jaar, terug te keeren naar de aarde m.a.w.: hij sterft! Nauwelijks is de gevangen laatste adem uit de longen gevlucht of eene soort weeklagen door de talrijke verwanten begint, welk klagen veel heeft van het gehuil van een troep hongerige wolven. Of dit gehuil dienen moet om te kennen te geven, dat men smart heeft om het ‘heen-gaan’ of om ‘den geest’ het terugkeeren naar huis onmogelijk te maken, kan ik niet met zekerheid zeggen. Zooveel is zeker dat geen gewoon mensch en ook geen gewone geest (spook) het langer dan twee minuten op | |
[pagina 61]
| |
zijn hoogst bij zulke toonen uithouden kan. Spoedig wordt buiten het dorp een hut opgeslagen, waarnaar de afgestorvene wordt overgebracht, gevo'gd door zijn bloedverwanten, welke verwanten hem tot de begrafenis gezelschap blijven houden. Als de eenvoudige kist den volgenden dag klaar is, wordt zij naar de hut gebracht, en, vóór de doode er in gelegd wordt, met pangi's belegd, door bloed en aanverwanten maar ook door vrienden den overledene meegegeven, opdat hij in de geesten wereld over zijn garderobe zich niet hoeft te schamer, of opdat de schenkers door zijn ‘geest’ niet verontrust worden, ik weet het niet zeker. Bij groote schenkingen komt ook een deel der pangi's naast en op den overledene, zoodat het geheele lichaam - het gelaat uitgezonderd - bedekt wordt. De kist met inhoud wordt op vier houten stoelen geplaats en gedurende drie of vier dagenGa naar voetnoot2) is zij het middelpunt van aller aandacht. Als ik er nu nog bijvoeg, dat de dorpsbewoonders, zoolang het lijk boven aarde is, de nachten doorbrengen met ‘spelen’ d.i. dans en zang, dan kan ik de uitnondiging doen, om de uitvaart bij te wonen. Door twee mannen wordt de kist op het hoofd genomen en het gaat op een draf voorwaarts totdat de doode verklaart, ‘nog’ niet te willen gaan en de dragers een achterwaartsche beweging doen moeten. Dit ‘gaan’ en ‘niet gaan’ houd geruimen tijd aan, tot dat de doode of de dragers of allen er genoeg aan hebben, en eene laatste krachtsinspanning der dragers den overledene heel vlug bij de groeve brengt. Daarin ligt hij eindelijk! Weet je wat? Ik laat hem daar! Mijne reukzenuwen zijn ietwat fijner bewerktuigd dan die der verwanten die dagen bij den doode hebben doorgebracht, en dan die der dragers, die zich geruimen tijd onder het despotisch kommando van een man hebben gesteld - van een man, die zelf nà zijn dood nog wat op aarde blijven wilde en de dragers noodzaakten om terug te keeren hoewel het ontbindingsproces reeds lang is ingetreden! Slechts eenige oogenblikken dus voor de korte grafrede: ‘Rust zacht Sekrepatoe!’ |
|