Schetsen en typen uit Suriname
(1944)–Jacq. Samuels– Auteursrecht onbekend
[pagina 27]
| |
De goutoemanGa naar voetnoot*)De stoomfluit blaast - blaast driemaal bij korte tusschenpoozen: eene kennisgeving dat de reis, de lange vervelende reis van de goudvelden naar de stad volbracht is. Weinige oogenblikken daarna, als de boot geankerd is, wordt de sloep op zij gebracht, en de passagiers - meest arbeiders - worden naar de landingsplaats gebracht. Hoe is 't toch mogelijk, dat er zoo spoedig kennisjes, broertjes of zusjes opgedaagd zijn? Hoe ook, ze zijn er. Een hunner belast zich met de bagage, meestal bestaande uit een trommel eenige oude kleedingstukken een hangmat en een kleinen ijzeren pot. De plunje, waarin onze passagiers nu gestoken zijn, is verre van schitterend! Een versleten blauwe broek, dito dito hemd, dito zwarte castoren hoed en schoenen, zooals vader Adam altijd aan had. De troep gaat langzamerhand uiteen, en daar wij niet allen volgen kunnen, stel ik U voor Uwe aandacht maar op één - op dezen - te vestigen. We hooren dadelijk, dat hij Ba Joesoe, broeder Julius heet. Opmerkelijk is het, hoeveel gouddelvers naamgenooten zijn van den grooten Cesar! Worden alleen de Joesoe's gouddelvers? Of is die naam aan elken zwarten broeder gegeven? Ba Joesoe schijnt niet in zijn element te zijn: zich aan de menigte in zijne armoedige pluntje te vertoonen, staat hem niet aan en daarom kiest hij de minst bezochte straten, om zijne woning te bereiken. Buckingham, in een bedelaarsgewaad te pronk gesteld, zou zich niet zoo vernederd gevoeld hebben, als nu Ba Joesoe in zijn werkpakje! Gelukkig is de woning bereikt! Na een korte rust wordt een bad genomen, de hulp van den kapper ingeroepen, om hem van het ‘te’ weelderig gegroeide haar te ontdoen - en in een kwart stoop wordt nu vergoeding gevonden voor de lange onthouding! Twee, drie dagen lang is Ba Joesoe onafscheidelijk van zijn huis. Verder dan de poort komt hij zelden of nooit en hij is altijd gekleed in calico slaapbroek en in een borstrok met rood of blauw aan den hals afgezet, terwijl het front met eene kolossale kapitale ‘J’ is versierd. | |
[pagina 28]
| |
Eindelijk is de dag aangebroken, waarop hij naar het kantoor moet, om bezit te nemen van de gelden, door hem in de velden verdiend. De pop tot vlinder ontwikkeld, neen, deze vergelijking is te oud en niet juist! Stel U liever voor een bedelaar, die in eens millionair geworden is, en zich daarnaar kleedt! Is deze dezelfde man, die een paar dagen geleden uit de stoomboot stapte? Niet te gelooven maar toch waar! Beschouw hem nu! Aan de voeten heeft hij schoenen waarvan het achterdeel bestaat uit eene harige zelfstandigheid mogelijk het vel van een door hem geschoten dier. Het voorstuk is van gelakt leêr, terwijl de hakken een omgekeerden Eifeltoren - in 't klein - voorstellen. Schrijvers hebben dikwijls hunne verwondering te kennen gegeven hoe de Parijsche grisettes op de hooge hakken loopen kunnen; die schrijvers zouden met bewondering op Ba Joesoe zien, om zijne kunst van met ineengeperste voeten in evenwicht te blijven op deze geimproviseerde stelten! De schoenen hebben nog eene andere eigenschap, moeten die eigenschap hebben: bij elken stap geven zij het geluid als een pad, die zijn wijfje verloren heeft, en angstig om haar roept! De broek, meestal een stoffen, en blauwachtig, is aan de knie tot de kleinst mogelijk bruikbare afmeting beperkt, terwijl aan dat gedeelte, dat op de schoenen neerkomt, de grootst mogelijke uitgebreidheid is gegeven, zoodat elke broekspijp het aanzien heeft van twee afgeknotte kegels, die aan het afgeknotte vlak - de knie - met elkander verbonden zijn. Een jasje van wit flanel of dril, eene lichtroode of donkerblauwe das, een boord, die een Spaanschen Grande geen oneer zou aandoen, een Panama of vilten hoed met een pauweveertje en het costuum is voltooid, als ge een paraplu met wit handvatsel in de hand, en eene sigaar in de mond er bij denkt. Van den zakdoek, die driekwart uit den borstzak steekt maak ik geen gewag, omdat deze, evenals de horlogeketting meetelt onder de ‘versiersels’. Zoo uitgedost wandelt Ba Joesoe, meestal in gezelschap van twee, drie anderen naar het kantoor, de voorbijgangers onthalende op den van hen uitgaanden geur van Floridawater en op het gekraak van hunne schoenen. Bij het kantoor gekomen, wordt de trotsche houding voor een oogenblik afgelegd, en als het zijne beurt is, komt hij met den hoed in de hand bij de tafel, waar hem na aftrek van voorschotten en zieke dagen zijn saldo wordt uitbetaald. Vertelt nu Ba Joesjoe dat Buckingham eens al de vensters in eene geheele straat afhuurde - hij zal de schouders optrekken! Vertelt hem van Cresus - hij zal hetzelfde doen, maar een weinig hooger dan bij de geschiedenis van Buckingham: hij | |
[pagina 29]
| |
voelt zich rijker dan Buckingham - rijker dan Cresus! De terugtocht wordt aanvaard: de hoed wordt op het achterhoofd geschoven, de borst vooruitgezet! De broekspijpen wuiven harder! De schoenen kraken niet meer..... zij knarsen! De herberg wordt bereikt en op hoogen toon bestelt Ba Joesoe voor zich en de hem verzellenden 4 flesschen limonade op ijs of een flesch bier. Dikwiils oogst ‘Manuel’ voor zijn vlugge bediening het compliment: ‘foefoeroe Portogisi’ - ‘schurkachtige Portugees’ - waaraan de shop houder zich weinig stoort, omdat hij weet dat het niet zoo kwaad gemeend is en de overtuiging heef, dat dit eerste bezoek door andere zal gevolgd worden - of liever: Manuel weet, dat Ba Joesoe zijn overwicht toonen moet en hij neemt hem de wijze ‘waarop’ niet kwalijk. Thuis gekomen. gaat Ba Joesoe dadelijk over tot de verdeeling van het geld. Bij hoopjes wordt ter zijde gelegd: 4 maanden huishuur à Ę5.-, Ę3.- voor een rok voor zijn meisje; zooveel dagen kostgeld á..... zooveel voor zijn verblijf in de stad en meestal rest hem nog een kapitaal van 50, 60 soms zelfs 80 gulden! Den volgenden dag gaat hij uit om inkoopen te doen: 1 paar schilderijen, 2 stoelen, 1 stoffen broek en mogelijk nog eene goedkoope klok of nikkelen horloge. Als de gekochte waren thuis zijn bezorgd begint zijn triomftocht door de stad. Goede kennissen worden onthaald! Aan tantes en ooms, die hij tegen komt geeft hij een fooi: - terwijl zijn talrijke kennisjes, of kennisjes van kameraden, hem ettelijke kwartjes weten afhandig te maken. 't Is omtrent dezen tijd, dat ook minder bekenden die worden ontmoet, of zich aan hem, als bloedzuigers op een lichaam hebben gehecht, worden onthaald. Ba Joesoe doet zich graag als een Nabob voor en het: ‘Baja kom driengi wan sani’ - Broeder kom wat drinken - wordt meermalen gehoord. Dat ‘wat’ regelt zich naar den afstand van den tijd, verloopen tusschen den tijd van ontvangst van zijn geld en die van de traktatie: hoe korter, hoe méér en beter! Is de beurs nog goed gespekt, dan is het ‘wat’: bier, brandewijn, ja zelfs Port à Port! Later wordt het maar een slokje léditèreGa naar voetnoot1) voor vijf cents! - Een opmerkelijk verschijnsel doet zich altijd voor: Ba Joesoe wordt dronken! Nog opmerkelijker is het dat hij dan altijd ‘Engelschman’ wordt! Ba Joesoe's ideaal schijnt te zijn een dronken Engelschman! De hovelingen die koning Joesoe vergezellen, schijnen hun plicht te begrijpen, want aan Ba Joesoe wordt gelegenheid gegeven om zijn ideaal te verwezenlijken - al is dat ideaal ook, wat de En- | |
[pagina 30]
| |
gelschman zou noemen ‘an imitation’ - Ba Joesoe wordt onder de armen genomen want juist door de twee steunpunten moet hij zijne rol kunnen spelen. Hij slingert van den eenen naar den anderen kant der straat zijne geleiders meesleepend; - Hij wil een ieder te lijf en tracht zich van zijn geleiders af te scheuren, wat, als tot de rol behoorende, nooit gelukt - hij vloekt daarbij in het Engelsch in ‘een’ Engelsch, waarbij elke Engelschman ongeloovig het hoofd zou schudden, indien men hem zei, dat Ba Joesoe zijn taal - ik meen van den Engelschman - gebruikt! In het kort: Ba Joesoe stelt zich aan als een beschonkene of liever als een bezetene, maar eerlijk moet ik zeggen dat hij nooit kwaad doet daar de dronkenschap alleen dient om de aandacht op zich te vestigen. Het prinseleventje duurt maar kort, want Ba Joesoe bespeurt tot zijn schrik dat de schatkist niet onuitputtelijk is! Hij begint minder trotsch te worden - hij ontwijkt zijne vrienden - de schoenen kraken minder hard - hij slaapt minder goed - hij droomt van ratten, spoken en spinnen - en hij tracht zijn vervallen fortuin te herstellen door nummers van het lampaspel te nemen - nummers voorstellende het voorwerp in zijn droom. De eenige hem nog overgebleven guldens gaan in de zak van den Chineesche-bankhouder over, en Ba Joesoe begint er ernstig aan te denken, den arbeid weer te hervatten! Een nieuw contract, meestal voor honderd dagen, wordt aangegaan - een handgeld van vijf en twintig gulden genomen, waaruit een broek en een hemd wordt gekocht, voor de velden, terwijl het saldo zijn meisje in handen komt - en als een schaap, dat ter slachtbank wordt geleid, gaat Ba Joesoe 's morgens om 7 uur, door zijn broertje of zusje begeleid, dat de bagage weer draagt, naar boord! Hij heeft een kort, maar glansrijk leven genoten, en gaat nu weer uit om zich opnieuw datzelfde genot te verzekeren! Goede reis, Ba Joesoe! |
|