X. Morgenlied.
De kleene jakoba, die eenigen tijd blind en bijna wezenloos gelegen had aen een kwaedaertig soort van Kinderpokjes, kreeg van eenen haerer vrienden het volgende liedje, dat ze weldra na haere herstelling zeer lief zong en op het klavier speelde:
Mijn God! nu mag het morgenrood
Mijn' oogjes weder streelen,
Ik hoor, nu vrij van smart en nood,
De vogeltjes weêr kweelen.