Het Vroman-effect. Over leven en werk van Leo Vroman
(1990)–Jan Kuijper, Ben Peperkamp, Murk Salverda, G.A.M. Willems– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Ben Peperkamp en Murk Salverda
| |
[pagina 192]
| |
1932 Vroman start zijn academische studie biologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Samen met zijn broer, die geologie studeert, woont hij op kamers (Alexander Numankade 49, later Poortstraat 128, Utrecht). Beiden zijn lid van de Utrechtse studentenvereniging Unitas (Unitas Studiosorum Rhenotraiectina). In het jaarboek van de vereniging over 1933 (u.s.r. boek 1933. [Utrecht 1932]) verschijnen zijn eerste tekeningen en prozapublikatie (‘Het geheim van het verdwenen gebit’, p. 119-121; tot en met 1939 zullen meer bijdragen aan deze jaarboeken volgen).
1933 Bij Unitas sluit Vroman vriendschap met onder anderen A. Alberts en A. Koolhaas (A. Alberts, ‘De komst van de broer van Sherlock Holmes’. In: Zestigjaar Leo Vroman. Tirade 19 (1975), p. 277-279; A. Koolhaas, ‘Leo Vroman zestig jaar’. In: Idem, p. 303-307; A. Koolhaas, ‘Essentieel verschijnsel in elkaars leven’. In: Vrij Nederland/boekenbijlage 15 juni 1985; W. Paap, Literair leven in Utrecht tussen de beide wereldoorlogen. Utrecht 1970, p. 65-67). Op 24 maart worden enkele illustraties van zijn hand opgenomen in Vivos Voco (10 (1932/33) no. 14, p. 1-4), een tijdschrift dat door leden van de vereniging wordt geredigeerd en uitgegeven, en waarvan hij op 30 januari 1934 redacteur wordt. Koolhaas zet hem aan tot het schrijven en publiceren van gedichten. Op 17 november verschijnen in Vivos Voco ‘Uit één melodie werd mijn leven geboren’ en ‘Stijgt en daalt maar eene zonne’ (11 (1933/34) no. 6, p. 65; tot en met april 1940 zullen geregeld publikaties van zijn hand in dit tijdschrift verschijnen). Hij beschildert muren van het sociëteitsgebouw van de vereniging (Symposion, Lucas Bolwerk, Utrecht), en participeert bovendien (door ontwerp en beschildering van decors) in toneelprodukties die onder regie van A. Koolhaas, en met Alberts en O. Koefoed, worden uitgevoerd (A. Jarry, Ubu roi, in een vertaling van C.J. Kelk, F. Chasalle (Constant van Wessem) en E. Vergé (Joop Greve); zie verder J. Bonten, Anton Koolhaas. Nijmegen enz. 1980, p. 13). Vroman maakt kennis met werk van A. Roland Holst, M. Nijhoff, H. Marsman, Jan Engelman en J. Greshoff (zie ‘Het ontwortelde woord’. In: Martinus Nijhoff. [Amsterdam] 1954, p. [113]-117; ‘Engelman, en vooral ik’. In: Raam (1970) no. 65, p. 38; ‘Toch komt hij telkens terug’. In: Greshoffnummer [van] Tirade 17 (1973), p. 549-552; 1957 en 1977).
1935 Een poging van Vroman een kunsttheorie te formuleren, wordt gestaakt (Philosophische psychologie van de kunst. Ed. F. van Dijl. Dordrecht 1982).
1936 Vroman raakt bevriend met de student in de neerlandistiek en auteur Max de Jong, met wie hij regelmatig over de produktie en publikatie van | |
[pagina 193]
| |
[105] Blood in contact with natural and artificial surfaces werd in 1987 uitgegeven door The New York Academy of Sciences, als neerslag van een congres over het onderwerp. Leo Vroman was een van de editors en tekende de illustratie op het omslag. De tekening geeft het spannen weer van kunstmatig, polymeer weefseloppervlak (boven) en dat van een natuurlijke bloedvatwand (beneden) in reactie op de aanwezigheid van bloedplasma.
[106] ‘Vanuit een open kooi’ (29,5 × 21), 3 december 1987. Potloodtekening door Leo Vroman. Het bijschrift luidt: ‘Jakarta, 3 dec. '87 voor Kees Snoek vanuit een open kooi.’
| |
[pagina 194]
| |
poëzie debatteert. De Jong, die voor Vromans werk grote bewondering koestert, schrijft zijn gedichten over in een cahier dat later aan Vestdijk ter beoordeling wordt voorgelegd (zie 1941 en Leo en Tineke Vroman, Met en zonder Max de Jong. Utrecht enz. 1985. [Bibliofiele uitgave van de Sjaalmanpers]; Ongebundelde gedichten van Leo Vroman (1937-1941) uit een schrift van Max de Jong; met een nawoord van Tineke Vroman. Woubrugge 1989. [Bibliofiele uitgave van de Avalon pers]).
1937 Vroman behaalt het kandidaatsdiploma biologie (tot het curriculum behoren onder meer vergelijkende fysiologie, plantenfysiologie en functionele anatomie). In de nrc publiceert hij bij tekst van Koolhaas striptekeningen onder de titels Stiemer en Stalma en Stiemer stevent naar Wallekant. Deze strips worden later in door de nrc verspreide premieboekjes gebundeld, en bovendien in vertaling opgenomen in jeugdtijdschriften die in Zweden, Zwitserland en Tsjechoslowakije verschijnen (Bonten, Anton Koolhaas (zie 1933), p. 17; 1957 en 1961). Zijn eerste pogingen literair werk te doen plaatsen in een officieel literair tijdschrift mislukken, wanneer H.T. Colenbrander (redacteur van De Gids) op 21 november meedeelt Vromans poëzie ‘nog onrijp’ te achten (‘Hilde i-v’, in: Gedichten, vroegere en latere (zie 1949), p. 20-25).
1938 In het najaar ontmoet Vroman aan een tafel in de eetzaal van Unitas bij toeval Georgine Marie (Tineke) Sanders (geboren 14 maart 1921, Batavia, Indië), die samen met haar moeder (M.E. Bickes), grootmoeder en twee broers vanuit haar geboorteland naar Nederland is gekomen om aan de Rijksuniversiteit Utrecht medicijnen te studeren. Tinekes vader, G.S. Sanders, is achtergebleven en werkt te Batavia als adviseur bij het Inlands Onderwijs. Tineke en Leo verloven zich korte tijd later. Tineke maakt kennis met De Jong.
1939-1940 Op 22 december 1939 publiceert Vroman een door hem getekend portret van Tineke in Vivos Voco (17 (1939/40) no. 8, p. 75). Vanaf het najaar van 1939 tot en met april 1940 verschijnen in hetzelfde tijdschrift onder de titel ‘Over de structuur van de menselijke geest’ twaalf beschouwingen over kunst (17 (1939/40) no. 4-15). Hij maakt met Tineke een vakantiereis naar Zwitserland.
1940 Op 4 januari huwt Jaap Vroman. Korte tijd later vestigt hij zich met zijn vrouw te Tel Aviv (Israël), waar hij (na zijn promotie op 4 april 1938) tot lector is benoemd in de geologie. Op 14 mei, na de inval van de Duitsers en een | |
[pagina 195]
| |
[107] ‘Dag lieverd!’, 17 december 1988. Potloodtekening (25 × 33,5) gebaseerd op het uitzicht uit Leo's raam op de zesde verdieping van zijn flat in Brooklyn (East 13th Street).
| |
[pagina 196]
| |
afscheid van zijn verloofde die van haar ouders geen toestemming krijgt hem te vergezellen, rijdt Vroman per taxi van Utrecht naar zijn geboorteplaats. Daar deelt hij zijn ouders mee Nederland te willen verlaten. In Scheveningen koopt hij met enkele anderen een boot, die hem buiten de territoriale wateren brengt. Voor vertrek ziet hij aan de horizon de vlammen van het bombardement op Rotterdam. In een Groningse kotter, waarin hij overstapt, bereikt Vroman op 16 mei Harwich (Engeland). Via Londen, waar hij visa weet te bemachtigen, bereikt hij op 21 juli Kaapstad (Zuid-Afrika). Daar maakt hij, door toedoen van de Nederlandse ambassadeur Regnier van Swinderen en samen met Daan Langelaan, kennis met Greshoff, met wie hij zal blijven corresponderen (Brieven over en weer (zie 1977)). Op 7 augustus ten slotte bereikt hij Tandjong Priok (Indië), waar Tinekes vader hem opwacht. In Batavia betrekt hij kamers (Gang Scott 13), die hij versiert met tekeningen en foto's van zijn verloofde. Hij laat zich inschrijven aan de Geneeskundige Hoogeschool (Batavia), om zich op zijn doctoraalexamen biologie te kunnen voorbereiden.
1941 Vroman herneemt zijn artistieke werkzaamheden. Hij levert illustraties bij enkele vertalingen (P. Kohler, Hitler's privé-leven (I was Hitler's Maid). [Anonieme vertaler]. Geïllustreerd door L. Vroman. Batavia 1941; F. Clune, Zwerftochten (Try anything once). Vertaald door A. Zimmerman. Illustraties van L. Vroman. Batavia 1941), en publiceert een aanzienlijk aantal tekeningen en (beeld)verhalen in Indische periodieken (‘Het geheimzinnige avontuur van Totty de Sphinx’ in Actueel Wereldnieuws en Sport in Beeld 3 mei 1941-28 februari 1942; ‘Baby’, ‘Dagboek van een totok', Karakters in oorlogstijd’, ‘Sophie’, ‘Nuttige dieren die niet bestaan’ en ‘Stoute streken met de tekenstift’ in Indisch Weekblad 3 januari 1941-27 februari 1942). Bovendien schrijft hij gedichten, die pas later in Gedichten, vroegere en latere het licht zien (zie 1949). Door toedoen van Tineke Sanders en De Jong, én dank zij het enthousiasme van redacteur Vestdijk die inzage krijgt in een door De Jong gemaakt afschrift van Vromans gedichten, worden in maart enkele, nog vóór zijn vertrek geschreven gedichten gepubliceerd in Groot Nederland (‘Verzen’, ‘Uit een aanzet voor een Don Quichotte’ en ‘Mijn pop gaat dood’, 39 (1941), dl. II, p. 161-162; zie 1936). Op initiatief van Greshoff verschijnt bovendien in mei een prozatekst (‘Nog geen week’) in het Indische cultureel maandblad De Fakkel (1(1941) no. 7, p. 515-525), waarin Vroman van zijn oorlogservaringen (1940-41) verslag doet. Eerder al had De Jong twee gedichten (‘Ik zoek de zweefste van de lege kloven’ en ‘Lurk demonstreert met veel gebaren’) doen plaatsen in De schone zakdoek (1 (1941) no. 4), een tijdschrift dat vanwege de censuur in een oplage van slechts één exemplaar wordt geproduceerd (zie De schone zak- | |
[pagina 197]
| |
[108] Op 30 maart 1988 houdt Leo Vroman op het Department of Microbiology and Immunology van het Texas College of Osteopathic Medicine te Fort Worth een lezing. Zijn dochter Peggy, die daar research-assistente is, leidt hem in.
[109] Op 22 april 1988 spreekt Vroman in Amsterdam bij het vijfenzeventigjarig jubileum van de Vereniging Het Nederlands Kanker Instituut een rede uit, waarbij ook koningin Beatrix aanwezig is. De rede werd gepubliceerd als Voorbij de vooruitgang, Amsterdam 1988. Foto Anefo.
| |
[pagina 198]
| |
doek 1941-1944; onafhankelijk tijdschrift onder redactie van Theo van Baaren en Gertrude Pape. Amsterdam 1981, p. 23).
1942 Op 4 januari sterft zijn vader te Bussum ten gevolge van een hartaanval. Na zijn doctoraalexamen plant-en dierkunde (behaald op 15 september 1941), werkt Vroman als wetenschappelijk assistent zoölogie aan de Geneeskundige Hoogeschool te Batavia. Door de Japanse aanval op Indië wordt Vroman echter verplicht zich aan te melden als soldaat bij de strijdmachten (zie voor een verslag van het leven van soldaat Vroman: ‘206415 [i en ii]’. In: Indisch Weekblad 13 en 27 februari 1942). De compagnie waartoe hij behoort lost één enkel en toevallig schot. Na de capitulatie wordt hij door Japanse legereenheden gevangen genomen, en vervolgens als krijgsgevangene gedetineerd in Bandoeng (Indië), waar hij werkt aan een roman (‘Mijnheer Jansen’), die later verloren gaat (zie onder meer ‘[Interview met] Leo Vroman’. In: J. Bernlef en K. Schippers, Wat zij bedoelen. Amsterdam 1965, p. 177). Later in dit jaar wordt hij overgeplaatst naar Tjilatjap (Indië). Daar schrijft en tekent hij onder meer in zijn dagboeken (‘Dagboekbladen uit het kamp Tjilatjap’. [Ed. Bert Voeten]. In: De Gids 128 (1965), dl. I, p. 275-277).
1943-1944 Vroman wordt overgebracht naar het kamp Tjimahi (Indië). Dank zij het Internationale Rode Kruis kan hij een paar maal berichten over zijn toestand naar Nederland verzenden. In Tjimahi sluit Vroman vriendschap met onder anderen J.H.W. Veenstra, Erik de Vries en Rob Nieuwenhuys. Behalve tekeningen en gedichten, maakt hij houtsneden bij een door Veenstra en Nieuwenhuys geredigeerd en getypt boekwerk (Onschendbaar domein; oplage 15 exemplaren), waarin een aantal, reeds gepubliceerde nederlandstalige gedichten is bijeengebracht (J.H.W. Veenstra, ‘Vroman als kampartist’. In: Zestig jaar Leo Vroman. Tirade 19 (1975), p. 355-360; Rob Nieuwenhuys, ‘De onaantastbare gevangene’. In: Idem, p. 361-369). Zijn moeder arriveert na een verblijf in kamp Barneveld en Westerbork in Theresienstadt (Tsjechoslowakije). Tineke gaat van herfst 1943 tot zomer 1944 werken als dienstbode bij een tandartsgezin in Soest. Greshoff plaatst in maart 1943 twee gedichten van Vroman (‘Kieming en geboorte’ en ‘Het komt’) in De Stoep ((1943) no. 9- 10, p. 21-22), een periodiek dat in Curaçao verschijnt. In november 1943 wordt Vroman via Singapore verscheept naar Osaka (Japan), waar hij ruim anderhalf jaar zal verblijven. Hij wordt er te werk gesteld in de droogdokken, krijgt long- en middenoorontsteking, sterft bijna. Hij ruilt voedsel voor papier, waarop hij aan gedichten werkt (gepubliceerd in Gedichten, zie 1946), en aanzetten maakt voor de novelle Trihinde, die later onder de | |
[pagina 199]
| |
titel Tineke wordt gepubliceerd (zie 1948). Hij draagt dagelijks een boekje met zich mee, waarin pasfoto's van zijn verloofde zijn geplakt, met haar elektrocardiogram op het omslag.
1945 Na het bombardement op Osaka, wordt hij in maart vervoerd naar Nagaoka (Japan), waar men hem belast met de bediening van machines in een carbidfabriek. Na de capitulatie van de Japanners brengt men hem in september naar Manila (Filippijnen) waar hij uit krijgsdienst wordt ontslagen. Aanvankelijk neemt hij zich voor om via San Francisco, Chicago en New York naar Nederland terug te keren. Op aanraden van zijn oom, de medicus I. Snapper, die hij in New York ontmoet, besluit hij echter in Amerika te blijven om te proberen zich daar als biologisch onderzoeker en tekenaar-literator te kwalificeren (zie voor dit permanente verblijf in het ‘buitenland’ onder meer ‘Tussen twee talen’. In: Criterium 3 (1948), p. 446-448; ‘Beste allen [open brief]’. In: nrc Handelsblad 2 februari 1979; F. van der Linden, ‘Nederlanders in den vreemde; gesprek met Leo en Tineke Vroman’. In: Avenue februari 1987). Zijn moeder vestigt zich bij zijn broer in Israël.
1946 Tineke Sanders, die per brief op de hoogte wordt gebracht van Vromans plannen, neemt zich voor om, na haar doctoraalexamen medicijnen, zich bij haar verloofde te voegen. Intussen probeert zij Nederlandse uitgevers voor een boekuitgave van Vromans werk te interesseren. Na contacten van Tineke met de typograaf Huib van Krimpen, uitgever Geert van Oorschot en Alice von Eugen-van Nahuys, directrice van Em. Querido's Uitgeversmaatschappij N.V., besluit laatstgenoemde na overleg met onder meer Adriaan van der Veen en Vestdijk, een poëziebundel van Vroman in produktie te nemen (Gedichten. Amsterdam 1946; oplage 1000 exemplaren). In deze debuutbundel zijn gedichten bijeengebracht die in krijgsgevangenschap (‘Java 1942-Nagaoka 1945’) zijn ontstaan. Vroman, die dan in New York verblijft, voorziet verder in zijn onderhoud door de produktie van proza (onder meer ‘Van Indië naar Japan’ in: The Knickerbocker Weekly 18 februari 1946), tekeningen (The Saturday Review 14 September 1946) en boekillustraties (J.W. Campbell, The Atomic Story. New York 1947; zie Mare 7 april 1983). Hij maakt kennis met Dola de Jong, L.A. Ries en Marnix Gijsen en werkt verder aan Tineke (zie 1948). Bovendien verschijnen gedichten (‘Soember Brantas’, ‘Aquarellen van W.S[chippers]’ en ‘Kind en kraai’) in Criterium (1 (1945/46), p. 689-691; meer publikaties in dit tijdschrift volgen). | |
[pagina 200]
| |
1947-1955 Na bemiddeling van Snapper wordt Vroman te werk gesteld als ‘research associate’ bij de patholoog S.E. Moolten aan St. Peter's General Hospital (New Brunswick, New Jersey), waar hij (tot 6 juli 1950 samen met zijn vrouw) onder meer onderzoek verricht naar de kleverigheid van bloedplaatjes en trombose (zie 1949).
1947 Tineke Sanders kwalificeert zich aan de Rijksuniversiteit Utrecht als semi-arts. Op 9 September arriveert zij per s.s. Queen Mary in Amerika. Eén dag later laten beiden zich door een dominee der Methodisten in Trinity Church (Highland Park, New Jersey) in de echt verbinden. Het echtpaar betrekt vervolgens een kamer in Highland Park. Later verhuizen zij naar een woning in de buurt van St. Peter's General Hospital (106 Somerset Street, New Brunswick, New Jersey). Gedichten (‘Altijd’ en ‘Nacht’) verschijnen in De Nieuwe Stem (2 (1947), p. 751-752); het vers ‘Voor wie dit leest’ verschijnt in Criterium (2 (1947), p. 625-626).
1948 In januari ziet Tineke het licht (Amsterdam 1948; oplage 1000 exemplaren), voorzien van illustraties van de hand van de auteur. Vroman publiceert voor het eerst in Podium (‘Uitgestreeld’ en ‘Na mijn dood’ 4 (1947/48), p. 148-149; meer publikaties in dit tijdschrift volgen). Zijn eerste open brief (‘Brief uit u.s.a.’) verschijnt in februari in het Indische maandblad Oriëntatie (1 (1947/48) no. 5, p. 47-50).
1949 Van de resultaten van hun wetenschappelijk onderzoek wordt verslag gedaan (eerste vakpublikatie: S.E. Moolten en L. Vroman, ‘The adhesiveness of blood platelets in thromboembolism and hemorrhagic disorders [i]’. In: American Journal of Clinical Pathology 19 (1949), p. 701-709). Von Eugen-van Nahuys, die na de publikatie van Gedichten en Tineke een groot literair én zakelijk vertrouwen is gaan koesteren in het werk van Vroman, besluit in overleg met de dichter een aantal, door Victor E. van Vriesland geselecteerde gedichten die voor en na gevangenschap zijn ontstaan (‘in Holland, 1935-1940’, ‘in Indië, 1940-1941’, ‘in Amerika, 1946-1948’), te bundelen in Gedichten, vroegere en latere (Amsterdam 1949). Met behulp van woordenboeken en een thesaurus maakt Vroman ook engelstalige gedichten. De redactie van Poetry besluit een aantal van deze gedichten te plaatsen, waarmee de dichter zich voor het eerst in een Amerikaans literair tijdschrift profileert (‘Six poems’ vol. lxxv, October 1949-March 1950, p. 320-325). Hij schrijft een autobiografisch essay, waarin hij verslag doet van zijn werk en leven tot dan toe (in: Zesentwintig biografieën. Amsterdam 1949, p. 87-90). | |
[pagina 201]
| |
[110] ‘Hoe ik mij voorstel op één plaats te bloeien en op een andere al te verwelken.’ Tekening van Vroman uit 1988, gepubliceerd in Voorbij de vooruitgang, p. 23.
| |
[pagina 202]
| |
1950 Na de geboorte van Geraldine (Gerritje of Gerry) op 6 juli staakt Tineke Vroman haar wetenschappelijk werk. Gedichten, vroegere en latere wordt bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Vroman maakt schilderijen.
1951 Vroman wordt Amerikaans staatsburger.
1952 Op verzoek van W.F. Hermans en ter gelegenheid van de boekenweek worden in februari in de Moderne Boekhandel te Amsterdam enkele van zijn tekeningen en boekillustraties geëxposeerd (zie onder meer [Anoniem], ‘Tekenende schrijvers: chaotische wereld?’. In: Het Vrije Volk 23 februari 1952). Op 9 maart wordt Peggy Ann (Pegje) Vroman geboren. Vroman publiceert op uitnodiging van Nieuwenhuys in Libertinage (eerste poëziepublikatie: ‘De goden’ en ‘Golga Batao’ 5 (1952), p. 4-7; meer publikaties volgen).
1953 Hij correspondeert met Daisy Wolthers en Bert Bakker, en publiceert op hun verzoek in Maatstaf(‘Toekomst’ en ‘Eb en vloed’ 1 (1953/54), p. 470-471, p. 713-715; meer publikaties in dit tijdschrift volgen). In het najaar verschijnt Poems in English (Amsterdam 1953; oplage 500 exemplaren), een uitgave die in Nederland te koop wordt aangeboden. Op voorstel van Von Eugenvan Nahuys wordt vóór publikatie Roland Holst geraadpleegd; zijn kritische aantekeningen bij de engelstalige gedichten die in deze bundel worden bijeengebracht, legt Vroman echter naast zich neer. Poems in English vindt in Nederland nauwelijks aftrek. Pogingen de bundel in Amerika te distribueren hebben geen succes. Zijn teleurstelling over deze gang van zaken wordt nog versterkt door het feit dat de Poetry-redactie geen interesse meer toont in nieuwe engelstalige gedichten die Vroman ter plaatsing aanbiedt (zie onder meer A. Morriën, ‘Gesprek met Leo Vroman’. In: Tirade 2 (1958), p. 301-303).
1954 In april verschijnt zijn gedicht ‘Vrede’ (in: Nationale snipperdag; dat is een gemeenschappelijke aflevering van de Nederlandse letterkundige en algemeenculturele tijdschriften [...]. Baarn enz. 1954, p. 5-6). Vijf, door Vroman in het Engels vertaalde gedichten (van Roland Holst, Nijhoff, Van Vriesland, J.C. Bloem en M. Vasalis) worden gepubliceerd in De Gids (117 (1954), dl. ii, p. 453-455).
1955 Vroman neemt ontslag bij Moolten (zie 1947-1955), en begint bij L.A. Stauber aan Rutgers University (Department of Parasitology, New Brunswick, New Jersey) een onderzoek naar ‘the hematology of Chinchilla before | |
[pagina 203]
| |
[111] Een woordschakeling van tientallen letters op een lint dat net zo spiraalt als een bepaald eiwitmolecuul. Het ‘woord’ zit, misschien in principe zoals een eiwitmolecuul, vol met betekenissen. Door dit soort ‘beeldspraak’ probeert Vroman inzicht te verschaffen in ingewikkelde biochemische structuren. Ingekleurde pentekening uit 1988 (28 × 35,5). Dit is een Engelse versie. Een Nederlandse versie is gepubliceerd in Voorbij de vooruitgang, p. 17.
| |
[pagina 204]
| |
and after Leishmannia infection’. Op aanraden van Greshoff legt hij zijn eerste briefcontact met Bert Voeten, poëzie-redacteur van De Gids, met wie hij intensief zal blijven corresponderen (zie 1960; voor enkele open brieven aan Voeten Brieven uit Brooklyn (zie 1975), [xii]-[xv] en [xvii]; eerste oorspronkelijke poëziepublikatie in De Gids: ‘Uit slaapwandelen’ 118 (1955), dl. ii, p. 345-347; vele poëzie- én prozapublikaties volgen). De boekuitgave Inleiding tot een leegte verschijnt, waarin - in zeefdruk - knipsels van de hand van de auteur zijn gereproduceerd (Amsterdam 1955; oplage 800 exemplaren). Tekeningen en schilderijen worden gedurende enkele maanden tentoongesteld in Bodley Gallery (New York; S. P[reston], ‘About Art and Artist’. In: The New York Times 18 februari 1955; C. B[urrows], ‘Vroman at Bodley. Art Exhibition Notes’. In: New York Herald Tribune 19 februari 1955).
1955-1958 Na zijn werk bij Moolten, en een kortstondig onderzoek aan Rutgers University, wordt Vroman (eerst als ‘research assistant’, later als ‘research associate’) benoemd aan het Mount Sinai Hospital (Hematology Department, New York) waar hij (in samenwerking met L.E. Wasserman) fysiologische aspecten van de bloedstolling onderzoekt. Bovendien vindt hij hier gelegenheid te werken aan zijn academisch proefschrift (zie 1958), In verband met zijn benoeming verhuist hij met vrouw en twee kinderen naar 414 West 121st Street, New York.
1956 Publikatie van De adem van Mars (Amsterdam 1956; oplage 1500 exemplaren), waarin reeds voorgepubliceerde prozateksten zijn bijeengebracht. Voor het gedicht ‘Uitslaapwandelen’ (zie 1955) ontvangt hij de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam.
1957 In het najaar verschijnt de poëziebundel Uit slaapwandelen (Amsterdam 1957; oplage 1000 exemplaren), waarin gedichten zijn opgenomen die na 1950 zijn ontstaan en voorgepubliceerd. Geert van Oorschot publiceert een boekuitgave van Stiemer en Stalma, waarvoor Vroman een reeks nieuwe illustraties maakt (A. Koolhaas, Stiemer en Stalma. Een verhaal voor kinderen. Amsterdam 1957; bij A.W. Bruna & Zn. (Utrecht) verschijnt in 1973 nog een boekuitgave van de oorspronkelijke strip; zie 1933). Vroman schrijft een van zijn (zeldzame) kritieken, waarin hij zijn bewondering voor Greshoffs poëtisch oeuvre tot uitdrukking brengt (‘Jan Greshoff in zijn gedichten’. In: nrc 5 januari 1957). Hij expliciteert aspecten van zijn taal- en kunstopvattingen in het essay ‘Stijl’ (Tirade 1 (1957), p. 253-254; meer publikaties in dit tijdschrift volgen). | |
[pagina 205]
| |
[112] Leo Vroman op 15 november 1988 op bezoek bij zijn vriend Bert Voeten.
[113] Leo Vroman met zijn kleinkinderen Danny en Lisa, Coney Island 1989.
| |
[pagina 206]
| |
1958-1961 Vroman werkt onder anderen met Ethel Tobach en T.C. Schneirla op ‘The American Museum of Natural History’ (Department of Animal Behavior, New York), waar hij wordt belast met onderzoek naar ‘physiological aspects of effects of early experience on adaption to stress in rats’. 1958 In het voorjaar ziet Snippers van Leo Vroman het licht (Amsterdam 1958; 1500 exemplaren), dat (merendeels voorgepubliceerde) prozateksten bevat. Na meer dan achttien jaar keert Vroman met zijn gezin naar Nederland terug, om op 22 september 1958 aan de Rijksuniversiteit te Utrecht te promoveren tot doctor in de wis- en natuurkunde (Surface contact and thromboplastin formation. (Diss.) Utrecht 1958. Promotor: H.J. Vonk; zie ‘The return’. In: Delta 1 (1958/59), p. 99-101). Velen van zijn vriendinnen en vrienden (met wie hij tot dan toe alleen gecorrespondeerd of getelefoneerd heeft) zijn hierbij aanwezig (onder anderen Voeten, Marga Minco, Hella S. Haasse, Adriaan Morriën, Cees Nooteboom, Ed. Hoornik). Op 4 oktober schrijft Vroman een open brief aan Paul Rodenko waarin hij verklaart zo goed als niets te weten van de contemporaine literaire situatie in Nederland (Experimentelen, Vijftigers; ‘Het vergramde oogmesje’. In: Maatstaf 6 (1958/59), p. 650-651). Vestdijk publiceert echter - tot Vromans grootste genoegen - een essay waarin de auteur Vromans taalopvattingen bekijkt mede tegen de achtergrond van de poëticale en idiomatische veranderingen van ‘Vijftig’ (‘Poëzie voor de ontploffing’. In: De Gids [121] (1958), dl. i, p. 130-137).
1959 In oktober voltooit Vroman het gedicht ‘Over de dichtkunst; een lezing met demonstraties’, waarin hij zijn literatuuropvattingen in 844 versregels expliciteert. Van de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (Y. Scholten) krijgt hij op 1 december de opdracht tot het schrijven van een ‘Ballade’. 1960 ‘Over de dichtkunst’ én ‘Ballade’ vormen de aanleiding tot en het onderwerp van een uitvoerige, in brieven gevoerde discussie met Voeten over aspecten van zijn poëzie en poëtica; een fragment van dit debat verschijnt ter inleiding bij ‘Over de dichtkunst’ (in: De Gids 123 (1960), dl. ii, p. 21-36, p. 119-127). In samenhang hiermee schrijft hij een (polemische) ‘Brief uit Brooklyn’ (in: Tirade 4 (1960), p. 235), waarin hij zijn poëticale standpunten nog eens releveert. In maart komt De ontvachting en andere gedichten in de handel (Amsterdam 1960; oplage 1000 exemplaren), waarin gedichten zijn gebundeld die voor het grootste deel na 1957 zijn ontstaan en voorgepubliceerd. Van wege het relatief gunstige onthaal van de tot dan toe geproduceerde proza-uitgaven | |
[pagina 207]
| |
wordt in het najaar de eerste verzameluitgave Tineke. De adem van Mars. Snippers van Leo Vroman onder de algemene titel Proza gepubliceerd (Amsterdam 1960). Op een grammofoonplaatje uit de reeks Stemmen van schrijvers (Leo Vroman [en] Sybren Polet. Amsterdam [1960]. [Code] svs 6008) leest hij enkele gedichten (eerder verscheen Gedichten horen. [Grammofoonplaat met tekstboek]. Amsterdam 1959).
1961-1985 Dank zij subsidies van instituten voor natuurwetenschappelijk onderzoek werkt Vroman (eerst als ‘Research physiologist’, vanaf 1978 als ‘Research career scientist’) ononderbroken aan het Veterans Administration Hospital (Medical Research Service, Brooklyn, New York) aan zijn onderzoek naar de interactie van bloed met natuurlijke en kunstmatige oppervlakten.
1961 In augustus verschijnt Twee gedichten (‘Over de dichtkunst’ en ‘Ballade’. Amsterdam 1961; oplage 1500 exemplaren). Vroman en zijn gezin verhuizen naar 2365 East 13th Street, Apartment 6u, 11229 Brooklyn, New York (zie onder meer ‘Twee steden’. In: Tirade 33 (1989), p. 241-243). Hij correspondeert met K.L. Poll over de publikatie van zijn ‘Fabels’ in Hollands Week-[later: Maand]blad (eerste poëziepublikatie in dit tijdschrift: ‘Een manier’ 2 (1960/61) no. 82, p. 11; vele publikaties volgen). Samen met Koolhaas herneemt hij de produktie van de strip ‘Stiemer en Stalma’ onder de titel Stiemers strubbelingen (de Volkskrant 14 oktober 1961-17 augustus 1963). Hij ontvangt voor de tweede maal de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam, nu voor het gedicht ‘Voor Jan Greshoff, en voor een meisje zonder hoofd’ (in: De Gids [120] (1957), dl. i, p. 174-176).
1962 Op 18 januari is Vroman als ‘guest of honor’ aanwezig op het ‘52nd Annual Dinner of the Poetry Society of America’ - een vereniging voor letterkundigen (zie ‘Een groots ogenblik in mijn leven’. In: Gastenboek van Singel 262. Amsterdam 1962, p. 98-101). Fabels van Leo Vroman verschijnt (Amsterdam 1962; oplage 1000 exemplaren), met illustraties van Peter Vos. Op uitnodiging van de redacteuren J.J. Oversteegen en H.U. Jessurun d'Oliveira publiceert hij gedichten in Merlyn (‘Een liedje van toen, met handelingen’ en ‘De muren’ 1 (1962/63) no. 1, p. 34-37; meer publikaties volgen). Hij is onder de indruk van het kritische programma van dit tijdschrift én van de interpretatieve beschouwingen die Jessurun d'Oliveira over zijn werk in Merlyn publiceert (onder meer ‘Een ballade van liefde en dood’. In: Merlyn 1 (1962/63) no. 1, p. 3-22). Hij krijgt de Boekenmarktprijs van de Bijenkorf voor de bundel Twee gedichten. In De Gids (125 (1962), dl. ii, p. 89-90) verschijnt zijn gedicht ‘Taal | |
[pagina 208]
| |
[114] Op 16 juni 1989 ontvangt Leo Vroman in de Martinikerk in Groningen een eredoctoraat in de Letteren ter gelegenheid van het 375-jarig bestaan van de Groninger Universiteit. Op de eerste rij v.l.n.r.: Frank Shikane, Emil Wolf, Andrej Sacharov, koningin Beatrix, Leo Vroman, A. Newell en F.G. Hudson Silva.
| |
[pagina 209]
| |
of teken’, waarin hij uitdrukking geeft aan zijn visie op het dichterlijk werk van Gerrit Achterberg.
1963 De in Hollands Weekblad voorgepubliceerde Manke vliegen worden gebundeld (Amsterdam 1963; oplage 2500 exemplaren), met illustraties van de hand van de auteur. Over de vele lezingen die hij vanwege zijn wetenschappelijk werk bezoekt, schrijft hij onder meer in ‘3290 lezingen’ (in: Tirade 7 (1963), p. 301-305).
1964 De tweede verzamelbundel 126 gedichten verschijnt in november (Amsterdam 1964; oplage 3000 exemplaren). Daarin zijn - met uitzondering van Poems in English - alle tot dan toe verschenen poëziebundels bijeengebracht. Het succes van de uitgave (tot circa 1973 kunnen ruim 12 000 exemplaren van de hand worden gedaan) is een indicatie van zijn toenemende populariteit in het Nederlands taalgebied.
1965 Vroman reist twee maal naar Nederland om literaire prijzen in ontvangst te nemen. Op 20 maart krijgt hij voor zijn poëtisch oeuvre uit handen van Gerrit Kouwenaar de Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945. In verband met deze bekroning zendt de Vara-televisie in haar programma Spreken met schrijvers op 13 april een televisie-interview uit, waarin Vroman door H.A. Gomperts over aspecten van zijn kunstenaarschap wordt ondervraagd (fragmenten verschijnen onder de titel ‘Ik vat speelsheid vreselijk ernstig op’. In: Het Parool 22 mei 1965). Op 21 mei wordt Vroman in het Muiderslot de P.C. Hooftprijs (poëzie 1964) overhandigd. In het najaar verschijnt Almanak (Amsterdam 1965), waarin in Hollands Week/Maandblad voorgepubliceerde gedichten zijn verzameld. Leo Pelzer publiceert de eerste (en vooralsnog laatste) monografie over zijn werk en leven (Leo Vroman. Brugge enz. 1965).
1966 Op verzoek van de Senaat van Unitas, en ter gelegenheid van het elfde lustrum van deze Utrechtse studentenvereniging, schrijft Vroman het toneelstuk Het Grauwse Diep. Toneelstuk in drie bedrijven (Amsterdam 1966; oplage 2500 exemplaren). In een opvoering van de Utrechtse Studenten Toneelvereniging (ustv) en onder regie van Erik Plooyer gaat het theaterstuk op 10 november in de Stadsschouwburg van Utrecht in première. Leo en Tineke zijn daarbij aanwezig. Mede uit angst aan examinandi geen onvoldoendes te durven geven, slaat Vroman een aanbod af om aan de Rijksuniversiteit te Utrecht een hoogleraarschap te aanvaarden. | |
[pagina 210]
| |
1967 In augustus verschijnt de boekuitgave van God en Godin (Amsterdam 1967; oplage 2500 exemplaren). Samen met Koolhaas, die het proza verzorgt, produceert hij een schoolboekje De trapeze 10 ([Groningen 1967]; Noordhoff) waarin gedichten van zijn hand zijn opgenomen. Bovendien voltooit hij de populair-wetenschappelijke en door hem zelf geïllustreerde studie Blood (New York 1967; The National History Press), waarvan in Amerika ruim 10 000 exemplaren kunnen worden verkocht.
1968 Een samen met zijn vrouw gemaakte nederlandstalige bewerking van Blood verschijnt in augustus onder de titel Bloed (Amsterdam 1968; [in de reeks] Moderne Medische Inzichten). Een maand daarna publiceert hij bij Thomas Rap Sdsi ‘Boek’ pfhpfa [ook getiteld: Agenda uit het jaar 2000] (Amsterdam 1968), waarin tekst en tekeningen zijn gereproduceerd. Vromans bewogen visie op de oorlog in Vietnam vindt mede uitdrukking in zijn bezoek aan een door Amerikaanse auteurs georganiseerde anti-Vietnam demonstratie. Hij onderhoudt contacten met de Amerikaanse auteurs Adrienne Rich en Robert Lowell.
1969 Op verzoek van de directie van het Holland Festival (1969) voltooit Vroman een theaterstuk (Voorgrond, achtergrond. Toneelstuk met film, in drie bedrijven. Amsterdam 1969; oplage 3000 exemplaren). Het stuk, waarbij filmfragmenten van de cineast Erik Terpstra worden getoond en dat onder regie van Erik Plooyer en met André van den Heuvel in de hoofdrol door De Nieuwe Komedie wordt opgevoerd, gaat - in aanwezigheid van de auteur en zijn gezin - op 15 juni in de Koninklijke Schouwburg te 's-Gravenhage in première. De pers reageert bijzonder negatief. In oktober verschijnt de derde verzamelbundel 114 gedichten (Amsterdam 1969; 3500 exemplaren), waarin de gedichten uit Poems in English, Fabels, Manke vliegen, Almanak, God en Godin en enkele, nog ongebundeld gebleven gedichten zijn bijeengebracht. 114 gedichten vormt dan, samen met Proza en 126 gedichten, een nagenoeg volledige presentatie van zijn literaire werk.
1970 Tot bezorgdheid van de directie van uitgeverij Querido (Tine van Buul en Reinold Kuipers), én tot schrik van velen van zijn lezers, besluit Vroman in januari mede naar aanleiding van de slechte ontvangst van Voorgrond, achtergrond én de verzamelbundel 114 gedichten, géén poëzie meer in Nederland te zullen publiceren. Wel neemt hij zich voor werk aan te zullen bieden aan Amerikaanse literaire uitgeverijen. In een open brief (‘Brief uit Amerika’) die in Het Vrije Volk (30 januari 1970) verschijnt, maakt hij deze voornemens voor | |
[pagina 211]
| |
[115] Een subwaytekening van Leo Vroman uit 1989, uitgevoerd in potlood (28 × 21,5).
| |
[pagina 212]
| |
het eerst openbaar. Hij vertaalt zijn toneelstuk Voorgrond, achtergrond in het Engels in de hoop op een gunstiger onthaal in Amerika. Vroman ontvangt ‘The Individial Science Lecture Award’ van ‘The Center For Health Education’ (Wayne State University, Detroit).
1971 Naar aanleiding van een reeks door hem gemaakte foto's van eiwitclusters werkt Vroman aan een engelstalige gedichtencyclus, die later onder de titel Just one more world verschijnt (zie 1976).
1972 Vroman voltooit een engelstalige roman, The Carnarium, die echter niet door een Amerikaanse uitgever wordt geaccepteerd. Ook plannen het boek te laten verfilmen, vinden geen doorgang. Daarom wendt Vroman zich voor uitgave van een vertaling tot uitgeverij Querido (zie 1973). Intussen maakt hij grote vorderingen op het gebied van zijn wetenschappelijk werk: in de periode 1969-1972 verzorgt hij (deels in samenwerking met A.L. Adams, M. Klings en G.C. Fisher) een twintigtal publikaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften.
1973 In november verschijnt de roman Het Carnarium (Amsterdam 1973; oplage 4000 exemplaren).
1974 Op initiatief van Kuipers verschijnt de vierde verzameluitgave, 262 gedichten (Amsterdam 1974; 4800 exemplaren) waarin alle, tot dan toe gebundelde, en enkele ongebundelde gedichten zijn bijeengebracht. Vroman wordt verzocht een bijdrage over ‘Blood en lymph’ te schrijven voor de Encyclopaedia Britannica (Fifteenth edition 1974. Vol. 2, p. 1121-1125).
1975 Ter gelegenheid van Vromans zestigste verjaardag verschijnt een speciaal Vroman-nummer van Tirade (19 (1975), no. 205[-206]). In augustus ziet Brieven uit Brooklyn het licht ([Ed. Sjoerd van Faassen]. Amsterdam 1975; oplage 4100 exemplaren), waarin open brieven zijn verzameld.
1976 De poëziebundel Just one more world (Amsterdam 1976) verschijnt in december, waarin (in vierkleurendruk) foto's van zijn hand zijn gereproduceerd. ‘Poëzie hardop’ (met Henk Batenburgh, Ineke Holzhaus, Marnix Kappers en Antoine Oomen) verzorgt een reeks theatervoorstellingen, getiteld ‘Leo Vroman - “Liefde is het enige”’. Een open briefwisseling tussen Vroman en Judy van Emmerik over filosofie en wetenschap verschijnt in Hollands Maandblad (‘Twee brieven’ 18 (1976/77) no. 350, p. 22-26). | |
[pagina 213]
| |
[116] ‘Grondig zelfportret’, 1989. Potloodtekening (35,5 × 28) door Leo Vroman.
| |
[pagina 214]
| |
1977 De correspondentie Greshoff-Vroman verschijnt (Jan Greshoff en Leo Vroman, Brieven over en weer. [Ed. Sjoerd van Faassen] Amsterdam 1977). Vromans moeder overlijdt.
1978 Mede op aandringen van de directie van uitgeverij Querido, Tom van Deel en een dame die hem in een Maastrichts restaurant aanspreekt, doorbreekt Vroman de impasse (zie 1970), door publikatie van gedichten in De Revisor (5 (1978) no. 3, p. 10-11; meer publikaties in dit tijdschrift volgen, later ook in Hollands Maandblad, De Tweede Ronde, Tirade, Iambe, Nieuw Wereldtijdschrift, De Gids). Eerder al was een aantal beeldverhalen in De Revisor verschenen, die in Huis en Tuin (zie 1979) worden gebundeld. In een aanzienlijk aantal interviews zal Vroman zich over het verloop van de impasse uitspreken (bij voorbeeld J. Brokken, ‘Het laboratorium van Leo Vroman’. In: Haagse Post 31 mei 1980).
1979 Publikatie van Huis en Tuin. Fabels en strips (Amsterdam 1979; oplage 2100 exemplaren). Tineke Vroman, die begin jaren zeventig haar academische studie aan de ‘New School for Social Research’ (New York) herneemt, promoveert op 12 december op een door Leo getypt medisch-antropologisch proefschrift met de titel The anthropological dimension in the rehabilitation of aphasics (ongepubliceerd; University Microfilms 8017737; zie Dissertation Abstract International 41, 2). Daarin zijn haar inzichten verwerkt die zij had opgedaan bij de revalidatie van afasiepatiënten. Op verzoek van haar vriendin en docente Rosamond Gianutsos aanvaardt zij later een baan als revalidatietherapeute aan het Bellevue Hospital Center (New York; zie Bibeb, ‘[Interview met Tineke Vroman]’. In: Vrij Nederland 24 december 1983).
1980 Met grote ijver herneemt Vroman zijn literaire werkzaamheden. Nieuwsgierig verschijnt, waarin merendeels in De Revisor voorgepubliceerde gedichten zijn verzameld (Amsterdam 1980; oplage 2000 exemplaren).
1981 Kort hierna verschijnen de bundels Het verdoemd carillon (Amsterdam 1981; oplage 2000 exemplaren), en Liefde, sterk vergroot (Amsterdam 1981; oplage 2000 exemplaren). Laatstgenoemd gedicht is geschreven ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van zijn vrouw.
1982 Vroman raakt gefascineerd door de wiskundige theorieën die onder meer door Benoit Mandelbrot worden geformuleerd, en die hem later tot het schrijven van fractal-programma's en gedichten inspireren (zie 1987 en 1989). | |
[pagina 215]
| |
In het Leids Universiteitsblad Mare (26 augustus 1982-5 mei 1983) verschijnt een reeks teksten waarin Vroman verslag doet van zijn wetenschappelijke werkzaamheden vanaf zijn studententijd in Utrecht.
1983 Avondgymnastiek verschijnt in augustus (Amsterdam 1983; oplage 1800 exemplaren). Op uitnodiging van de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam en onder leiding van Hugo Brandt Corstius discussiëren Tineke en Leo Vroman op 9 november in het Paleis op de Dam over het thema ‘Perceptie van de werkelijkheid’ in relatie tot hun wetenschappelijk werk. Een paar dagen later geeft Vroman in de Nieuwe Kerk uitdrukking aan zijn maatschappelijke bezorgdheid in een toespraak over de relatie tussen oorlog en kunst.
1984 In april spreken Leo en Tineke Vroman op een conferentie over enkele aspecten van hun wetenschappelijk werk (zie Cognition, language and consciousness: integrative levels. Edited by G. Greenberg en E. Tobach. Hillsdale etc., 1987. [The T.C. Schneirla Conference Series Volume 2]). In augustus verschijnt De cultuurgeschiedenis, door en voor televisie vereenvoudigd en van uitleg voorzien (Amsterdam 1984; oplage 1800 exemplaren), met tekeningen van de hand van de dichter.
1985 Ter gelegenheid van Vromans zeventigste verjaardag verschijnt Gedichten 1946-1984 (Amsterdam 1985; oplage 2500 exemplaren), de vijfde - en thans meest omvangrijke - verzameluitgave, waarin alle, tot dan toe in bundels gepubliceerde én een aantal verspreide gedichten zijn verzameld. De dichter Willem van Toorn en de cineast Jan Venema voltooien een film (Liefde, sterk vergroot) die in mei door de nos wordt uitgezonden en een impressie geeft van het leven en werk van de dichter en zijn vrouw. In juni staan enkele van zijn gedichten centraal op Poetry International (Rotterdam).
1986 Vroman ontvangt voor zijn wetenschappelijke prestaties de ‘Clemson Award For Basic Research’. In november verschijnt zijn bundel Fractaal (Amsterdam 1986; oplage 1400 exemplaren). Hij wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Hij gaat met pensioen bij het Veterans Administration Hospital, maar neemt zich voor zijn wetenschappelijke arbeid te continueren.
1987 Vroman leidt een wetenschappelijk congres te New York, waarbij zijn wetenschappelijke inzichten centraal staan (Blood in contact with natural and artificial surfaces. Edited by E.F. Leonard, V.T. Turrito, and L. Vroman. | |
[pagina 216]
| |
New York 1987. [Annals of The New York Academy of Sciences, dl. 516]). In maart ontvangt Vroman van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen een zilveren penning voor zijn literaire verdiensten. In Galerie Steven Hartog (Groningen) worden enkele tekeningen van hem geëxposeerd. In een door Uitgeverij I.C. gestarte reeks ‘Hun eigen stem’ verschijnt een cassettebandje (Leo Vroman leest voor. Mens. Z.p. 1987), waarop hij zeventien gedichten ten gehore brengt. Leo en Tineke reizen voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog op uitnodiging van Kees Snoek terug naar het voormalige Indië (Indonesië), waar Leo een redevoering houdt (‘Kunst, wetenschap, literatuur, Indonesia, Amerika, Holland en ik’. In: Studi Belanda di Indonesia. Nederlandse Studiën in Indonesië. Red. K. Groeneboer. Jakarta 1989, p. 191-195; zie ook ‘Bali’ en ‘Jakarta’ in: De Tweede Ronde 9 (1988/89) no. 1, p. 60-61).
1988 Vroman spreekt op 22 april een rede uit ter gelegenheid van de viering van het 75-jarig jubileum van De Vereniging Het Nederlands Kanker Instituut (Voorbij de vooruitgang. Amsterdam 1988).
1989 Publikatie van de bundel Dierbare ondeelbaarheid (Amsterdam 1989); op het omslag is een door Vroman gemaakte fractal gereproduceerd. Op 16 juni ontvangt Vroman in de Martinikerk te Groningen uit handen van J.J.A. Mooij, hoogleraar literatuurwetenschap, een eredoctoraat in de Letteren. Jaap Vroman overlijdt. In november spreekt Vroman in het kader van een Festival Poëzie en Wetenschap in het Oratorium van de Universiteit te Leuven (België). Onder haar eigen naam publiceert Georgine Sanders de bundel Het onvoltooid verleden. Woubrugge 1988; oplage 70 exemplaren. [Bibliofiele uitgave van de Avalon pers], waarin de dichteres herinnert aan haar omgang met De Jong (zie 1938). |
|