Korte bi(bli)ografie van Maurits VerHuell
1787-1806
Quirinus Maurits Rudolph VerHuell werd op 11 september 1787 in Zutphen uit
Gelderse adel geboren. Al op jonge leeftijd bleek Maurits' tekentalent, zijn
ouders lieten hem daarom tekenlessen nemen in Zutphen.
In de herfst van 1803 meldde Maurits zich in navolging van oom Carel VerHuell,
aan bij de marine. Hij was als marinekadet werkzaam bij de vloot van de Bataafse
Republiek. Toen oom Carel, schout-bij-nacht bij diezelfde vloot en persoonlijk
vriend van Napoleon, in juli 1805 in opdracht van Napoleon Nederlandse
vlooteenheden moest overbrengen van Duinkerken naar Boulogne - de eenheden waren
bestemd voor de invasievloot voor Engeland - nam hij zijn neef Maurits mee.
Maurits onderscheidde zich tijdens de schermutselingen met Engelse vlooteenheden
bij Kaap Gris Nez.
1807-1815
In 1807 vertrok Maurits aan boord van de marinebrik De Vlieg
naar Indië. Aan boord leerde hij Jean Chrétien Baud - toen nog jong
marine-officier - kennen die hij later in Indië opnieuw zou ontmoeten. De Vlieg werd voor de Braziliaanse kust door Engelse schepen
genomen, waarop Maurits noodgedwongen tweeënhalf jaar in Bahia doorbracht. In
1810 was hij terug in Nederland. Bij het einde van de Bataafse Republiek, in
1813, raakte VerHuell zonder werk. Hij ging terug naar Gelderland.
1816-1819
In 1816 slaagde hij erin om met behulp van zijn vriend Baud in Indië weer in
actieve dienst te komen. Na aankomst met de Aurora in Batavia,
werd Maurits als eerste officier te werk gesteld op de Admiraal
Evertzen, een linieschip van de Nederlandse marine. De Evertzen behoorde tot een eskader onder schout-bij-nacht Buyskes, die
in de Indische archipel het gezag van de Engelsen moest gaan overnemen. In 1816
bezocht de Evertzen met dat doel Makassar op Zuid-Celebes. In
februari 1817 vertrok het schip samen met het linieschip Nassau en het fregat Maria Reigersbergen naar de
Molukken om het Nederlands gezag aldaar te herstellen, waarbij men te maken
kreeg met onverwacht krachtig verzet op Ambon. Na de dood van kapitein-ter-zee
Dietz in maart 1817, werd VerHuell commandant van de Evertzen.
Vanuit Ambon, vertrok hij op 30 december 1817 naar Ternate en Tidore om de
vorsten te bedanken voor de hem geboden steun bij de opstanden.
Op 9 november 1818 keerde de Evertzen in Batavia terug, om
enkele maanden later, in maart 1819, koers te zetten naar Nederland. Het schip
bleek in slechte staat en zonk op 10 april met het koraaleiland Diégo Garçia
(Indische Oceaan) in zicht. De opvarenden werden door de Amerikaanse
koopvaardijbrik The Pickering opgepikt en op Diégo Garçia aan
land gezet. Van daaruit ging de reis via het eiland Isle de France (Mauritius)
terug naar Nederland.
1819-1822
Van 1819 tot 1822 zat VerHuell opnieuw zonder werk in Gelderland. Op 11 mei 1821
trouwde hij met Louise de Vaynes van Brakel. Een klein jaar later, op 7 maart
1822, werd in Doesburg zijn zoon Alexander geboren, die later vooral bekend zou
worden als de illustrator - onder het pseudoniem O. Veralby - van Klikspaans Studenten-typen, maar ook zelf verhalen en gedichten zou
publiceren.
1822-1860
In oktober 1822 werd Maurits als onder-equipagemeester aangesteld op de
Rotterdamse marinewerf. Later, in 1826, werd hij bevorderd tot kapitein-ter-zee.
In 1828 werd zijn functie omgezet in die van equipagemeester en in 1842 werd hij
benoemd tot directeur van de marinewerf, een functie die hij tot zijn pensioen
in 1850 zou blijven bekleden. VerHuell begon in zijn Rotterdamse periode ook te
publiceren. In de jaren 1835 en 1836 verschenen de twee delen Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën (Haarlem, Vincent
Loosjes, 1835-1836). In 1842 publiceerde hij Mijne eerste
zeereis (Rotterdam, M. Wijt en Zn., 1842) over de tocht naar en het
verblijf in Brazilië tussen 1807 en 1810 en Handboek voor
liefhebbers en verzamelaars van vlinders (Rotterdam, M. Wijt en Zn.,
1842). In 1847 verschenen De leidsman op het pad der eer,
voornamelijk bestemd voor jongelieden in dienst der marine (Rotterdam,
H.T. Hendriksen, 1849), een vertaling uit het Engels, en de tweedelige biografie
over zijn oom Het leven en karakter van Carel Hendrik Graaf Ver
Huell. Uit nagelaten aanteekeningen en andere authentieke stukken
(Amsterdam, G.J.A. Beijerinck, 1847). Een jaar later zag De
Koninklijke Nederlandsche Yachtclub (Amsterdam, Wed. G. Hulst van
Keulen, 1848) het licht, een publikatie waarin VerHuell de doelstelling van deze
in 1845 opgerichte club uiteenzette. De modelkamer van deze Yachtclub vormde na
opheffing van de club in 1880 de grondslag voor het Maritiem Museum Prins
Hendrik in Rotterdam. Maurits VerHuell zou dat niet meer meemaken, hij overleed
op 10 mei 1860 te Arnhem en werd in Doesburg begraven.