Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830
(1992)–Greetje Heemskerk, Jaap de Moor, Murk Salverda, Paul van der Velde– Auteursrechtelijk beschermdMaurits VerHuell, de natuuronderzoekerIn 1816 stond het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden voor de taak zijn gezag in de vroegere koloniale gebieden in Azië te herstellen. Een deel van de Aziatische bezittingen was voorgoed verloren gegaan; Ceylon bleef definitief in Engelse handen en de meeste factorijen op de Indiase kust keerden evenmin terug onder Nederlands bestuur. Het grootste deel van de Archipel echter zou door de Engelsen worden teruggegeven. In het najaar van 1816 vertrok een Nederlands vlooteskader, met aan boord een commissie van drie vertegenwoordigers van Koning Willem I, de commissarissen-generaal, alsmede een troepenmacht van bijna 2.000 man en een aantal ambtenaren om het Nederlands bestuur weer in te stellen. Het zou geen gemakkelijke zaak worden, zowel vanwege de voortdurende tegenwerking van de Engelse ambtenaren in Indië, die het eigenlijk niet eens waren met de teruggave aan Nederland en de bestuursoverdracht zo veel mogelijk trachtten te saboteren, als ook vanwege het verzet van de Indonesische bevolking tegen de terugkeer van de Nederlanders. De jaren 1817 en 1818 gingen grotendeels heen met de in bezitneming van de verschillende eilanden buiten Java. Op de Molukken brak een opstand uit, die ten koste van grote offers uiteindelijk kon worden neergeslagen. Ook elders, op Sumatra en Java, braken opstanden uit, zij het van minder ernstige aard. De nieuwe gouverneur-generaal van Nederlands-Indië was baron Van der Capellen. Op hem rustte de taak het binnenlands bestuur van de kolonie opnieuw te organiseren en de economie op gang te brengen. Nederland was voornemens de kolonie weer op de oude voet als wingewest te exploiteren en de baten louter ten goede te laten komen aan het moederland. Overigens waren op bestuurlijk en economisch gebied tijdens het Engelse bestuur, onder de dynamische leiding van Stamford Raffles, allerlei veranderingen en hervormingen doorgevoerd; deze werden voorlopig gehandhaafd. Toch betekende het bestuur van Van der Capellen een breuk met het verleden. Met deze nieuwe gouverneur-generaal deed een sterk bestuurlijk idealisme zijn intrede in de Archipel. Hij maakte duidelijk dat het Nederlands bewind zich vooral moest richten op de bevordering van het welzijn van de bevolking, van ‘de gemeene inlander’, zoals dat toen heette. Het bleef overigens beperkt tot bestuurlijke intenties, die lang niet allemaal in de praktijk werden gebracht, maar dat neemt niet weg, dat ‘de geest van het gouvernement’ vooruitstrevend was. Van der Capellen was daarvan de grote inspirator en drijfveer en wist zich omringd met een schare ambtenaren, die zijn streven van harte deelden. De | |
[pagina 12]
| |
auteurs in deze bundel (uiteraard met uitzondering van Haafner) behoorden tot de kring van bewonderaars van Van der Capellens politiek, zoals uit talloze passages in hun werk blijkt. Deze jaren van gezagsherstel behoren tot de interessantste uit de moderne Nederlandse koloniale geschiedenis. De koloniale overheid stimuleerde de exploratie en verkenning van de Archipel waar het maar kon. De ambtenaren waren niet slechts bestuurders, maar tevens verkenners en explorateurs. De Archipel was immers grotendeels nog een terra incognita; zelfs Java was nog maar gebrekkig bekend bij de Nederlanders. Het grootste deel van het eiland bestond nog uit oerwoud en wilde dieren leefden in de directe omgeving van de grote plaatsen. VerHuell, Olivier en Roorda hebben juist in deze periode hun reizen gemaakt; hun verslagen, met een overvloed aan illustraties, zoals dat in de traditie van het reisverhaal betaamt, geven een boeiend verslag van die periode. Maurits VerHuell zou wellicht niet voor een reis naar Indië hebben gekozen, ware het niet, dat zijn carrière in 1813, bij het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid, weinig florissante vooruitzichten bood.Ga naar eind13 Zijn naam was te zeer verbonden geweest met de Franse zaak. Hoewel veel Nederlanders nauw met de Fransen hadden samengewerkt zonder dat dat een belemmering vormde om een nieuwe functie in het Koninkrijk der Nederlanden te krijgen, lag dat in VerHuells geval toch anders. Zijn familie, met zijn oom admiraal C.A. VerHuell voorop, was de Fransen tot het laatst trouw gebleven in hoge en lucratieve posities. Dat kon zo gemakkelijk niet worden vergeten. Vandaar dat Maurits VerHuell, zoals dat in zulke gevallen ging, het oog liet vallen op Indië. Hij was officier bij de marine. Geboren in Zutphen in 1787, en in 1803 in militaire dienst getreden, was hij reeds eenmaal eerder naar Indië vertrokken, in 1807, maar toen niet verder gekomen dan Brazilië. Daar had hij geruime tijd in Portugese gevangenschap doorgebracht. Onder Koning Lodewijk Napoleon (1806-1810) ging het met zijn carrière de goede kant op; na de inlijving bij Frankrijk, in 1811, was hij in dienst van de Franse marine tot 1814. Zijn verblijf in Indië duurde van 1816 tot 1819. In deze periode maakte hij een langdurige tocht door de Archipel op het schip Admiraal Evertzen. Hij had gehoopt op een rustige reis, tijdens welke hij veel tekeningen van het landschap wilde maken en allerlei natuur- en cultuurhistorische voorwerpen wilde verzamelen. Het zou anders lopen, want hij raakte betrokken bij het herstel van het Nederlandse gezag in het oosten van de Archipel en nam daadwerkelijk deel aan de oorlog op de Molukken. Toch wist hij tussen de krijgsbedrijven door nog enorm veel werk te verrichten. Onvermoeibaar verzamelde hij voorwerpen, bezocht monumenten, beklom vulkanen, en vulde zijn schetsboek met honderden tekeningen. VerHuell is van de auteurs in deze bundel artistiek de meest begaafde. Hij was voor alles de gedreven verslaggever van alles wat hij aan bijzonders in Indië waarnam. Zijn Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indien is het ideale voorbeeld van het reisverhaal zoals dat op het eind van de achttiende eeuw tot ontwikkeling kwam: een accurate beschrijving van het landschap en van allerlei natuurhistorische merkwaardigheden, geïllustreerd met even voortreffelijke tekeningen, die fungeren zoals de foto's in een hedendaagse publikatie. Hij richtte zijn aandacht meer op de natuur dan op de mensen. In dit opzicht verschilt hij sterk van Olivier en Roorda. VerHuell is bij uitstek de natuurhistorische waarnemer: planten, insekten, vlinders, schelpen en natuurverschijnselen als grotten en vulkanen genieten zijn voorkeur. Het beschrijven en tekenen van de natuur is voor hem niet alleen een hartstochtelijk beoefende interesse, maar eigenlijk ook een religieuze plicht. De overweldigende natuur betekende voor hem in de eerste plaats een bevestiging van Gods grootheid. Over de koloniale samenleving en de Indonesische bevolking lezen we bij hem weinig. Vraagstukken van koloniaal bestuur interesseerden hem evenmin. In dit opzicht is hij de militair die zonder vragen doet wat gedaan moet worden: herstel van het gezag en handhaven van rust en orde. Teruggekeerd in Nederland trouwde hij en leidde verder een weinig enerverend ambtelijk bestaan in Rotterdam. Zijn baan was voor hem waarschijnlijk slechts bijzaak. Het grote werk ging onverminderd door: het te boek stellen van zijn herinneringen en het vervaardigen van honderden tekeningen en aquarellen van alles wat hij in Indië had gezien tijdens de drie jaren van zijn verblijf. Knap is dat hij een deel hiervan letterlijk uit zijn herinnering heeft moeten opdiepen, omdat veel materiaal dat hij in Indië had verzameld tijdens de terugreis verloren was gegaan. De Admiraal Evertzen was op de Indische Oceaan gezonken en VerHuell had met anderen enige tijd op het eiland Diégo Garçia moeten bivakkeren. Gelukkig werden juist de schetsboeken gered, zoals in één van de hierna volgende fragmenten te lezen is. |
|