Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830
(1992)–Greetje Heemskerk, Jaap de Moor, Murk Salverda, Paul van der Velde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Het reisverhaal tussen Verlichting en RomantiekVanaf het begin van de Nederlandse expansie verschenen tal van reisverhalen over Azië. Schippers en kooplieden beschreven hun wederwaardigheden in de wereld overzee. Deze reisverhalen weerspiegelden de dynamiek van de Nederlandse overzeese expansie, die niet in de eerste plaats gericht was op het vestigen van een groot koloniaal rijk, zoals de Portugese en Spaanse, maar op het stichten van een handelsnetwerk langs de kusten van Azië. Meestal zijn het scheepsjournalen waarin de gevaren en vermoeienissen van de lange zeereizen, schipbreuken en andere avonturen op zee worden behandeld. Ze bevatten tevens veel praktische informatie over de handelswaren en de prijzen in Azië. Aan het begin van de geschiedenis van het Nederlandse reisverhaal staat het fascinerende verslag van Jan Huygen van Linschoten (1563-1611) uit Enkhuizen, Itinerario, Voyage ofte schipvaert naar Oost ofte Portugaels Indien, 1579-1592, uitgegeven in Amsterdam in 1596.Ga naar eind5 Het boek zou gevolgd worden door een groot aantal andere reisverhalen, die gretig aftrek vonden bij het lezend publiek. Het onbetwiste hoogtepunt van de oudvaderlandse reisverhaaltraditie is natuurlijk het Journael ofte gedencwaerdige beschrijvinghe van de Oost-Indische reyse door Willem IJsbrantsz Bontekoe, gepubliceerd in Hoorn in 1646.Ga naar eind6 Bijna elke Nederlander heeft er in wat voor vorm dan ook kennis van genomen. In de tweede helft van de achttiende eeuw veranderde het karakter van het reisverhaal aanmerkelijk. De aandacht van de reizigers richtte zich meer op natuurhistorische en antropologische aspecten van de gebieden buiten Europa. Reizigers werden steeds meer onderzoekers die met een wetenschappelijke en observerende blik om zich heen keken. Niet langer bestudeerden ze Azië vanaf het scheepsdek, maar ze trokken het land in. Alleen over gebieden die tot dan toe weinig waren bezocht zoals de Stille Oceaan bleven nog de traditionele zee-reisverhalen verschijnen, waarvan Bligh's Muiterij op de Bounty de beroemdste is.Ga naar eind7 Vooral buiten Nederland heeft het reisverhaal nieuwe stijl grote opgang gemaakt en spraken de ontdekkingsreizen van James Cook en Louis de Bougainville tot de verbeelding van het Europese publiek.Ga naar eind8 In Nederland en Nederlands-Indië zouden pas na 1815 reisverhalen verschijnen, die aansluiting vonden bij de Europese literaire ontwikkelingen. Schrijvers als VerHuell, Olivier en Roorda zijn daar voorbeelden van. Onder invloed van de Verlichting zagen Europese schrijvers van reisverhalen het als hun taak zoveel mogelijk informatie te geven over de Aziatische wereld. Ze wilden kennis verspreiden over andere culturen en volken en laten zien hoe het leven daar was. Er is in hun werk een meer wetenschappelijk aandoende objectieve houding te bespeuren. Deze houding manifesteerde zich zowel in de beschrijving van sociale instellingen en gebruiken als in gedegen en nauwkeurige studies van de natuur. Veel auteurs streefden er tevens naar de in Europa bestaande vooroordelen over de andere volken weg te nemen. Anderzijds vroegen de nieuwe reisverhalen aandacht voor de exotische schoonheid van de gebieden die bezocht werden. Veel auteurs putten zich uit in romantische natuurbeschrijvingen en in een geïdealiseerde voorstelling van de natuurlijke levenswijze van de inwoners, dit in contrast met de gekunstelde levenswijze van de Europeanen. In de geëxalteerde visie op de tropische natuur en in het dwepen met de edele inboorling kondigt de Romantiek zich aan. In de verbeelding van veel auteurs was Azië het laatste paradijs op aarde waar men onbedorven en zuiver leefde. In deze bundel is Haafner de representant van de Romantische visie op Azië. Hij prees de Indiërs voor hun ideaal van geweldloosheid, en voor hun natuurlijke levenshouding. Op een gegeven moment riep hij zelfs uit: ‘Uit menschlievendheid zoude ik zelf een barbaar kunnen worden’.Ga naar eind9. Er zijn dus in het achttiende-eeuwse reisverhaal twee trends waarneembaar. Enerzijds de wetenschappelijke en objectieve benadering van de overzeese wereld en anderzijds de romantische idealisering van volk en cultuur. Dat komt ook tot uiting in de stijl en de vorm van het reisverhaal en in de illustraties. Na 1750 wordt een scheiding zichtbaar tussen de verhalende en de beschrijvende traditie. De eerste gaat nog steeds over wonderlijke gebeurtenissen en avontuurlijke ontmoetingen. De tweede wordt gekenmerkt door gedetailleerde beschrijvingen van flora, fauna, volksgebruiken en materiële cultuur. Ook in de illustraties is het verschil zichtbaar. In de oudere reisverhalen dragen de illustraties vaak een wat fantastisch karakter. Europese graveurs gaven Azië weer volgens hun eigen ideeën en voorstellingen; het resultaat was doorgaans een produkt van de verbeelding. In de nieuwere reisverhalen benaderen de illustraties de werkelijkheid veel meer. Ze beginnen te lijken op foto's. De illustraties in de boeken van VerHuell, die minutieus de werkelijkheid weergeven, zijn daar een voorbeeld van. Over de ontwikkeling van het Nederlandse reisverhaal in de periode van 1770 tot 1830 is weinig bekend. De oorzaak daarvan moet niet in de eerste plaats gezocht worden in het ontbreken van reisverhalen, maar eerder in de geringe hoeveelheid studies over deze periode. De laatste jaren van de eens zo machtige Oost-Indische Compagnie | |
[pagina 10]
| |
(1780-1800), de Franse tijd (1795-1813), en het moeizame herstel van het Nederlands gezag in de koloniën na 1815, spreken - zo lijkt het - nu eenmaal weinig tot de verbeelding. Verstopt in bibliotheken en archieven moeten echter nog heel wat reisverslagen en reisverhalen op ontdekking liggen te wachten. Wat Nederlands-Indië betreft vond een opleving plaats in de periode van 1815 tot 1830. Onder inspiratie van gouverneur-generaal Van der Capellen, werden reizen en verkenningstochten door de hele Archipel ondernomen. Zo steunde hij het wetenschappelijk onderzoek in de Archipel uitgevoerd door de Natuurkundige Commissie. Hiertoe behoorden niet alleen geleerden, maar ook kunstenaars zoals de schilder A.A.J. Payen. Drie van de auteurs in deze bundel, VerHuell, Olivier en Roorda maakten hun reizen in deze periode en illustreren elk een bijzonder aspect van de culturele opleving in Indië. Haafner is de enige die zijn reizen op het eind van de achttiende eeuw maakte, maar in wiens werk het oude en het nieuwe verenigd zijn. Hij is ook de chroniqueur van de neergang van het Nederlandse handelsrijk aan het eind van de achttiende eeuw in Azië. |
|