| |
| |
| |
I have an appointment with eternity and I don't want to be late
Star Trek Generations
| |
| |
| |
[Fotobiografie]
1 De grootouders van Jan Wolkers en hun kroost, ± 1897.
Staand van links naar rechts Riek, Bets, Hendrik (1876-1953; de onmaatschappelijke oom, die van 1934 tot 1938 bij de ouders van Jan Wolkers inwoonde en die Wolkers Multatuli leerde lezen), Na en Anne. Zittend van links naar rechts: de grootvader van Jan Wolkers, Gerrit Johannes Wolkers (1849-1917), op zijn schoot Jacob Hendrik (1895-1963; later principieel antimilitarist en fel antifascist, lid van Kerk en Vrede en van 1935 tot 1941 als opvolger van Fedde Schurer Statenlid voor de progressieve Christen Democratische Unie in Noord-Holland) en grootmoeder Hendrika Willemina Wolkers-Middendorp (1851-1927) met op haar schoot Marie. Naast de grootmoeder staat Jan Hendrik Wolkers, de vader van de auteur. Geheel rechts Gerrit Johannes Jr.
2 Jannetje van der Heijde, ± 1920.
| |
| |
3 Op 22 september 1921 traden Jan Hendrik Wolkers (1890-1976) en Jannetje van der Heijde (1899-1979) in het huwelijk. ‘Toen ik een jaar of tien was ontdekte mijn zuster achter de lakens in de linnenkast een stapeltje brieven die door een verbleekt paars lint bij elkaar werden gehouden. Ze lachte er op een rare manier om en fluisterde dat er allemaal vreemde dingen in stonden. Toen ik ze op een onbewaakt ogenblik inkeek, herkende ik meteen het handschrift van mijn vader. [...] Ik kan me er nog vaag iets uit herinneren, “Wat zal het heerlijk zijn, Lief Vrouwtje, om zondag weer dicht bij je te zijn, en hand in hand met je in het gras te liggen, zo heel dicht tegen je aan.” Maar het bleef onwerkelijk voor me wat ik las. Zoals de foto's van hun huwelijk waarop hij onwezenlijk in de lens kijkt, knap, met dat regelmatige gezicht en die zwarte krullen, waardoor hij in de oorlog nog een paar keer opgepakt is door de Duitsers omdat ze dachten dat hij een jood was. En zij, mijn moeder, een beetje naar hem toegebogen, haar hand in een witte handschoen op zijn arm, met een lichte nieuwsgierigheid in haar gezicht, dat ze half verbergt achter haar sluier.’ (Terug naar Oegstgeest, p. 19-20)
| |
| |
4 Brief van Jan Hendrik Wolkers Sr., d.d. 28 oktober 1924, aan b&w van Oegstgeest. transcriptie: Edelachtbare Heer, / Ondergeteekende is / voornemens Woensdag / 5 November een zaak te / openen in fijne vleesch / waren comestibles en / delicatessen. Nu / is zijn beleefd verzoek / aan U Edelachtbare / vergunning te mogen / ontvangen voor den / verkoop van fijne / vleeschwaren, alcohol / vrije dranken en wijnen / Uw Edelachtbare / onderd. dienaar/ J.H. Wolkers / Deutzstraat 19 / Oegstgeest
Gemeentearchief Oegstgeest
6 Advertentie in de Oegstgeester Courant van 8 maart 1929. Hoogst zelden plaatste Wolkers' vader een advertentie.
Gemeentearchief Oegstgeest
| |
| |
5 De Deutzstraat in Oegstgeest, waar de winkel van Wolkers' vader was gevestigd (in het derde huis aan de rechterkant, ter hoogte van de wandelaars). De foto is genomen vóór 1935, toen de tramlijn Leiden-Oegstgeest-Den Haag werd verlegd naar een andere straat.
Fotoarchief Loek de Groot
7 Het geboortebewijs van Jan Wolkers.
Gemeentearchief Oegstgeest
‘Op de vijfendertigste verjaardag van mijn vader, 26 oktober 1925, ben ik geboren. 's Ochtends om kwart over zes. [volgens de geboorteaangifte om 7.45 uur] Mijn vader heeft nog steeds het psalmboek dat hij op die dag als verjaarsgeschenk kreeg. Het zwarte linnen is een beetje afgesleten aan de hoeken zodat daar het karton zichtbaar is. Maar verder ziet het er nog keurig uit. Mijn vader zei wel eens als hij zijn handen er strelend over liet gaan, dat het een mooi cadeau was, maar dat ík het liefste cadeau was dat hij op die dag kreeg.’
(Terug naar Oegstgeest, p. 39)
| |
| |
8 Tot 1935 kerkten de gereformeerden in de in 1923 gebouwde Rehobothkapel aan de Willem de Zwijgerlaan. In die kapel werd Jan Wolkers in 1925 gedoopt door prof. dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Hogeschool te Kampen, hoofdredacteur van De Reformatie en in 1944 stichter van de Gereformeerde Kerken, onderhoudende artikel 31. Vanaf 1935 kerkte de familie Wolkers in de nieuwe gereformeerde kerk aan de Mauritslaan te Oegstgeest (rechts).
9 In de tweede helft van de jaren dertig ging het niet goed met de winkel van Wolkers. Het aantal klanten liep terug, leveranciers weigerden nog langer te leveren en Wolkers was vaak gedwongen koopwaar in te slaan bij één van zijn concurrenten, onder wie zijn buurman, de rooms-katholieke kruidenier Van Beek.
‘Als er toch bij toeval eens een van de oude klanten in de winkel kwam en een blik californisch fruit moest hebben, riep mijn vader mij uit de tuin en fluisterde in de gang tegen mij dat ik door de brandgang naar een concurrent moest rennen om het te halen. Tegen de klant hoorde ik hem dan zeggen, “Een van de kinderen haalt het even uit het magazijn.”’
(Terug naar Oegstgeest, p. 114)
Fotoarchief Loek de Groot
| |
| |
10 Plattegrond van het dorp Oegstgeest uit 1930. Het markante dorp telde toen ongeveer zesduizend inwoners. Het gezin Wolkers woonde in de Deutzstraat, halverwege het gemeentehuis (nr. 1), het postkantoor (nr. 2) en de gereformeerde Rehobothkapel (nr. 8). Het dorp werd gedomineerd door enkele grote instituten: de zendingsschool (nr. 9, grenzend aan Leiden), de rooms-katholieke instellingen (nrs. 4, 5, 6, 7) en enkele inrichtingen voor geesteszieken: Voorgeest, Endegeest en Rhijngeest (nrs. 15, 16, 17). Kasteel Oud-Poelgeest (nr. 18) ligt in 1930 nog buiten de bebouwde kom, evenals het Groene kerkje (nr. 3).
Gemeentearchief Oegstgeest
‘Ik weet nog zo verschikkelijk veel over Oegstgeest. Na mijn derde boek schreven sommige critici dat ik wel niets meer te vertellen zou hebben over mijn jeugd. Ik verzeker je dat ik er nog tien boeken over kan schrijven’ (hp, 3 december 1977).
| |
| |
12 De christelijke school van de heer B.J. van der Meene aan de Endegeesterstraatweg nr. 3, waar Jan Wolkers in september 1932 naartoe ging. ‘In het trappenhuis van de school waren tegels met symbolische afbeeldingen in Jugendstil van de industrie, de landbouw, de visserij en de veeteelt. Er was ook een gezandstraald raam waarop in helder glas twee spreuken in sierletters waren uitgespaard: “Kennis is macht” en “Die mij vroeg zoeken zullen mij vinden”, die mij nu met elkaar in tegenspraak lijken, maar die in het begin, toen ik nog niet lezen kon, een geheimzinnige aantrekkingskracht op mij uitoefenden.’
(Terug naar Oegstgeest, p. 62-63)
Fotoarchief Loek de Groot
13 In het laatste semester van de tweede klas, op 19 juni 1934, ging Jan Wolkers naar de pas opgerichte Leidsche Houtschool ‘op gereformeerde grondslag’ aan de Adriaan Pauwstraat 1 te Leiden.
Archief Leidsche Houtschool
14 ‘Op de andere school ging het meteen veel beter. In dat laatste kwartaal van de tweede klas slaagde ik erin om alle rode cijfers van het rapport van de vorige school te veranderen in zevens en achten. Toch stond er onder opmerkingen: Jan gaat over naar klas 3. Hij moet daar wat minder zitten droomen. Het was ook een hele overgang, van de school die daar half verscholen lag tussen de bossen, naar dat lelijke bakstenen gebouw in een doodlopende zijstraat van de keurige Rijnsburgerweg.’
(Terug naar Oegstgeest, p. 81)
Archief Leidsche Houtschool
| |
| |
11 Het gezin Wolkers in de tuin, ± 1932.
Op de achterste rij van links naar rechts Tiny, Henriëtte, moeder Wolkers, Han, vader Wolkers en Jan. Henriëtte en Han zijn kaalgeschoren vanwege de luizen. In dat jaar kreeg het gezin Wolkers een Hongaars pleegkind in huis, Julia Garbacz (geboren op 7 april 1916 te Boedapest). Op de foto zit zij op het trapje naast Gerrit. ‘Colla, zo noemden we haar. Hoe ze werkelijk heette weet niemand meer. Ze moet ongeveer zeventien jaar geweest zijn. Mijn broer en ik speelden graag met haar.’
(‘De verschrikkelijke sneeuwman’ in: Serpentina's petticoat, p. 56)
| |
| |
15 Van links naar rechts, Jan, Han en Henriëtte Wolkers op de Leidsche Houtschool, 1935.
17 Op 26 juli 1938 verliet Jan Wolkers de Leidsche Houtschool met de volgende cijfers: lezen 7, schrijven 6, rekenen 5, taal en stellen 5 1/2, geschiedenis 7 en aardrijkskunde 6. In de eindbeoordeling werd hij geschikt geacht voor de Ulo.
transcriptie: Hij is heel goed in / phys. en natuurkennis. / Een opgewekte, vroolijke leerling, echter veel te / speelsch en kletserig. Van aanleg middelmatig, maar / door z'n speelschheid te weinig prestaties. Hij zal / slechts onder voortdurende contrôle het Uloond. kun- / nen volgen en er dan nog moeite mee hebben, zonder / doubleeren de eindstreep te halen. Voor de Ulo, waar 5 even vol- / doende is.
Na de zomer ging Jan Wolkers naar de Ulo op het Noordeinde te Leiden, maar verliet de school al in de eerste klas om te gaan werken.
Archief Leidsche Houtschool
| |
| |
16 ‘Mijn oom Hendrik, die toen hij bij ons kwam zei dat hij voor een blauwe maandag bleef, dat hij met een paar maanden weer vertrokken was, is mijn hele jeugd en tot ik bijna volwassen was, bij ons gebleven. [...] Toen het album java werd uitgegeven door Droste's cacao en chocoladefabrieken, kocht hij bij ons in de winkel vijftien kilobussen Verpleegster Cacao tegen inkoopsprijs, zodat hij negentig bonnen had en de plaatjes in één klap kon laten aanrukken, [...].’ (De walgvogel, p. 43)
Collectie Koninklijke Bibliotheek
| |
| |
18 Na de zomer van 1941 deed de oudste broer Gerrit een vergeefse poging om via Frankrijk naar Engeland te komen. Vanuit Bretagne stuurde hij de familie enkele ansichtkaarten, waaronder deze ter gelegenheid van de verjaardagen van Jan Hendrik senior en junior. Jan hing de kaart aan de muur in zijn kamertje in Oegstgeest.
transcriptie: Aan den Heer / J.H. Wolkers en / Jan Wolkers / Lieve Allemaal, / Hartelijk gefeliciteerd / met de verjaardag van / Vader en Jan en ik / hoop dat jullie een / gezellige dag zult hebben / Ik zal de hele dag aan / jullie denken. Dag / Schatten. Duizend Zoenen!!! / van Gerrit
20 ‘Vanaf 1 oktober 1941, ik was toen bijna zestien jaar, ging ik 's avonds van zeven tot halftien naar Leiden naar de Avondtekenschool (v.h. van de Nederlandse Rooms-Katholieke Volksbond, afdeling Leiden). Het was vermoeiend om nog eens meer dan een uur te lopen nadat ik de hele dag borders gewied, perken geschoffeld, dode takjes uit de lavendel gesnoeid, en de oude Broodster aangehoord had [...]. Maar ik hield vol, ook al moest ik op die school dan nog eens de hele avond achter een tekentafel staan. Behalve bij taal, rekenen en meetkunde, dan kon je zitten.’
(Terug naar Oegstgeest, p. 196)
| |
| |
19 ‘Ik liep mijn kamertje in en had weer het gevoel of ik in de ark was die op de punt van Ararát vastzat. [...] De plaats op de balk waar de ansichtkaart met de rode roos gezeten had die mijn broer mij in de oorlog uit Frankrijk had gestuurd, toen hij daarheen gegaan was om naar Engeland te ontkomen. Hartelijke groeten voor allemaal en duizend zoenen, stond er achterop. [...] Iedere kwast en vlek in het hout herkende ik, was vanzelfsprekend. De zwermen kleine gaatjes van de punaises, waar mijn tekeningen en reprodukties hadden gehangen. Het landschap van Constable, een tekening van Dürer van een vliegend hert. De dunne pootjes wierpen een ragfijne schaduw over het papier.’
(Terug naar Oegstgeest, p. 246-247)
| |
| |
21 ‘Wel kwam hij het boek tegen dat hij aan zijn in de oorlog gestorven oudste broer gegeven had voor zijn twintigste verjaardag. wat niet iedereen weet van de hengelsport en de vissen weet. Hij pakte het op en bekeek het omslag. Uit de linkeronderhoek doemde een grote donkergroene snoekekop op die met een geopende bek met weerhaakachtige tanden achter een aaslijn met een spinner aanzat.’ (De doodshoofdvlinder, p. 22)
22 In 1943 werkte Jan Wolkers als jongste bediende op het distributiekantoor in Oegstgeest. In het voorjaar kwam het voltallige personeel op de foto in de tuin van het kantoor aan het Wilhelminapark.
Op de voorgrond van links naar rechts Jan Wolkers, Gijs van den Ameele en de heer De Hartog. De rij erachter van links naar rechts Bram Parmentier, Moni Valentgoed, mevrouw De Bruin, Fietje Grün, mevrouw Stoelman, Bert Beugelsdijk, Vicky Verhoeff en Bep den Boer. Tussen de deuren van links naar rechts Anneke Fransen, Co Koning, Harry Comijs, Dick van Beek, de heer Vroom en de heer Haaxman. Via zijn buurman Van Beek, plaatsvervangend leider van het distributiekantoor, had Wolkers dit baantje gekregen.
Archief Vereniging Oud Oegstgeest
‘Het ging er op lijken dat ik de uitdrukking “twaalf ambachten dertien ongelukken” die mijn vader soms smalend tegen mij gebruikte, aardig in praktijk ging brengen. Want toen ik jongste bediende werd op het distributiekantoor in Oegstgeest was dat mijn derde baantje binnen een jaar.’
(Terug naar Oegstgeest, p. 212)
| |
| |
23 Tussen de werkzaamheden door tikte Wolkers op de typemachine van het distributiekantoor in 1943 een sonnet.
‘Enige dagen geleden kwam er een herinnering bij me op uit de hongerwinter. Ik liet je, nadat we op mijn kamer grauweerwtenmeel met water tot een brij vermengd genuttigd hadden, een sonnet lezen. Het was getiteld Uit Parijs en het begon ongeveer zo: “Nu rijpen in mijn land de donkerblauwe bramen, Die meisjes in hun smalle hand vergaren.” Het eerste terzet zette gedurfd in met “En ik denk in een verre stad aan haar,” enz. Je las het, trok een miezerig smoelwerk en scheurde het velletje papier toen in lange repen die je landerig losliet zodat ze krullend naar de grond dwarrelden. Toen ik je tekst en uitleg vroeg zei je, dat ik nog nooit een nacht van huis geweest was, laat staan in Parijs. En dat ik ook nog nooit van mijn leven meisjes met smalle handen bramen had zien vergaren.’
(De onverbiddelijke tijd, p. 117)
| |
| |
24 ‘Nog afgezien van de gereformeerde herrie, een kakafonie van bijbels bekvechten en betweten, is het traditioneel kinderrijke, calvinistische gezin uit de dertiger jaren nou niet direct de beste voedingsbodem voor een jonge kunstenaar die zich op de studie naar de natuur wil gaan toeleggen. Zodra een van je familieleden door had dat je je ontluikend schildersoog op hem of haar richtte, droop hij of zij af nog voor je tekenstift goed en wel het papier had kunnen beroeren, alsof ze je wilden behoeden voor het overtreden van het gebod uit Leviticus 26, om geen gesneden beeld noch enige gelijkenis te maken van iets dat op de aarde is noch van iets dat onder de wateren op de aarde is. En zo werd ik op den duur, uit bittere noodzaak, gedwongen om de spiegel van de muur uit de gang te halen en in de kamer op tafel tegen een stapel boeken te zetten en zelfportretten te gaan tekenen.’ (‘In de schaduw van het voorgeslacht’ in: Jan Wolkers schilder beeldhouwer, p. 19. Later opgenomen in Tarzan in Arles)
| |
| |
| |
| |
25 Van april 1943 tot november 1944 volgde Jan Wolkers teken- en schilderlessen aan de Leidse tekenacademie Ars Aemula Naturae bij G.E. Bouwmeester en mevrouw Iterson-Knoepfle, beiden lid van de nsb. Laatstgenoemde schreef een briefje voor Wolkers dat hij, na het vertrek van G.E. Bouwmeester, zonder toezicht door mocht werken op de academie. Bouwmeester ondertekende de kwitanties.
‘Hij [Bouwmeester] gaf me plechtig en nadrukkelijk een sleutel van de voordeur, want de akademie zou op slot gaan. Maar De Spin, die hij ook al een sleutel had gegeven, en ik konden gewoon blijven schilderen. Hij vond dat ik de laatste maanden goed vooruitgegaan was en zei dat ik er door mijn vele doen zou komen. Toen gaf hij me een stevige hand alsof hij wist dat we elkaar niet weer zouden zien en verdween achter zijn sjouwende kornuiten aan. En ik bleef daar achter voor dat sombere gebouw met die roestige kanjer van een sleutel in mijn hand. Ik had het drukkende gevoel dat de hele akademie nu van mij was.’
(De walgvogel, p. 148)
26 De andere leerling van de tekenacademie, Herman de Voogd, 1943.
‘Hij droeg een bril met grote ronde glazen in een heel dun donker montuur. Zijn bleke hoofd met achterovergekamd haar zag er sarcastisch en treiterig uit, maar eigenlijk leek hij daar te schuw en te mensenvreemd voor met zijn grote geelgrijze ogen. Hij had een roodbruin colbertjasje aan met op de revers een driehoekig nsb-speldje, en droeg een brede stropdas met zilveren en groene diagonale banen, zoals oom Hendrik voor de oorlog altijd droeg. [...] Hij heette K. de Spin. Ik mocht ook Spin zeggen, want Kees vond hij maar niks.’
(De walgvogel, p. 111)
| |
| |
27 ‘Muziektent in 't Leidse Hout’, potlood, 20 juni 1943.
‘We zouden de laatste tram niet meer halen en niet voor spertijd thuis kunnen zijn. Ik klom de muziektent in en zag dat het luik open was naar de ruimte onder het plankier. Er stonden allemaal houten muziekstandaards en opklapstoeltjes in het halfduister. Op de grond lagen vellen muziekpapier. Ik zei tegen Lien dat we hier maar de nacht in door moesten brengen en dat ik stro ging halen uit het zwitserse huisje in het hertenkamp. Toen ik een breed en mollig veldbed had gemaakt dat naar zindelijk konijn rook, haalde ik de sfinx van de bank en zette die in de muziektent achter de balustrade. Toen daalden we af in dat harmonieorkest-sousterrain, lieten het luik achter ons open omdat het anders te benauwd was, en gingen omdat we te moe waren om te vrijen meteen in elkaars armen liggen slapen.’
(De walgvogel, p. 130)
| |
| |
28 Rouwkaart van Gerrit Johannes Wolkers, de oudste broer van Jan, die vlak voor de hongerwinter overleed aan difterie. Een maand na zijn dood overleed het jongste zusje, Beatrix, aan dezelfde ziekte. Jan Wolkers schreef met pen een paar regels van een gezang op de kaart: ‘Maar broeder 'k zie U weder, / dat lenigt m'n verdriet. / Daar, waar geen angst of vrezen, / of oorlog meer zal wezen, / daar kent m'n 't scheiden niet.’
29 De oudste broer van Jan Wolkers, Gerrit, en zijn zusters Beatrix en Henriëtte werden begraven bij het Willibrordkerkje in Oegstgeest, in de volksmond het groene kerkje, naar de bedekking met klimop. Ook Wolkers' ouders en zijn vriend Wim de Kler (1926-1996) hebben er hun laatste rustplaats.
Foto gemeentearchief Oegstgeest
| |
| |
30 ‘Laatste mogelijkheden’, pen en penseel, 26 augustus 1944.
Wolkers maakte deze tekening enkele dagen voor zijn broer Gerrit zou sterven.
De tekening is ‘opgedragen aan mijn zieke broer’.
‘Terwijl hij zijn gedachten bijna hoorbaar uitsprak, was de zon in laaiende vlekken op zijn papier ontstaan. De bomen staken er hun zwarte handen naar uit om haar stil te zetten zolang het gevecht op leven en dood van zijn broer zou duren. [...] Hij bekeek zijn tekening van een afstand. De zon staat stil op mijn papier, dacht hij. Hij blijft stilstaan en brandt op. Deze dag gaat nooit voorbij. In de rechteronderhoek zette hij: September 1944, en links bovenaan, buiten de grijpende stralen van de zon: Laatste mogelijkheden.’
(Kort Amerikaans, p. 117)
| |
| |
31 Brief van de moeder van Jan Wolkers aan haar schoonzus en zwager in Leeuwarden, 19 september 1944.
transcriptie: [Wat was Gerrit] // een vurig vaderlander. Hoe had / hij gaarne ons aller vrijheid mede / bevochten. God had het anders / met hem voor. Hij is nu daar / waar geen oorlog meer is dat / heeft hij mogen getuigen. Tegen / den Ds. zeide hij het laatst: / Wilt U m'n vader en moeder / groeten en m'n broers en zusters / m'n zonden zijn vergeven en / ik ga naar den Heere Jezus. / Dat is ons tot grote troost / het gemis echter blijft wat / hielden wij veel van hem en / hij van ons. Hij was altijd / om ons heen. En toen wij hem / 's Maandags naar het ziekenhuis / brachten kwamen wij thuis en was / onze Janna ook niet goed en / moesten wij die een uur later weg / brengen maar die maakt het goed, / dezelfde ziekte. Wij hebben wel / hoop dat wij haar mogen behou / den. Voor onze Jan is het ook / een roepstem geweest daar had // den wij nogal eens moeilijkheden mee / om naar de kerk te gaan enzoo. Hij / is er diep door getroffen ook door/ die kalmte en rust die van Gerrit / uitging op z'n sterfbed. Hij heeft / nog een vers gemaakt dat zal ik hier / bij insluiten. Jan is op de Schilder / academie en wijdt zich aan de kunst. / Onze Tiny moet 3 maanden rusten / dat is ook niet zoo mooi. De / anderen maken het goed. Nu gelief / den heb ik jelui zo 't een en ander / verteld en eindig ik nu met / onze hart. groeten en Gode bevolen / Uw liefe Broer / Zuster / en kinderen. / Groet ook al jelui kinderen van / ons onze kinderen hebben een enkele / keer één van jelui jongens ontmoet / in Leiden.
| |
| |
32 Het gedicht ‘De oogst’ dat Jan Wolkers na de dood van zijn broer schreef als troost voor zijn ouders, overgeschreven door zijn moeder, als bijlage bij de brief aan haar zwager en schoonzus in Leeuwarden.
transcriptie: De maaier kwam, en heeft het graan gemaaid. / En 'k zag het goud der aarde vallen op de aard, / En 'k zag Hem oogsten wat Hij had gezaaid, / Slechts stoppels bleven in het zwart der aard. / Het blank albast, omlijst door zwarte rand, / Het witte dek waarop de handen lagen, / Berustend, stil; de ogen met een glans, / Ik wist dat die reeds in de hemel zagen. / Wij weten, dat het ‘vrede’ met je is, / Wij weten, dat je nu ‘thuis’ bent gekomen, / Jij dorstte naar die eeuw'ge vrede daar, / Als 't hijgend hert dorst naar de waterstromen. / Waarom zou ik nog droevig zijn gestemd; / M'n broer zal jubelend de eeuwigheid beginnen. / De Schepper zelf die heeft het graan gemaaid / Wat nood dan nog, de Oogst is veilig binnen. / Opgedragen aan m'n dierbare / broer Gerrit Johannes / 30-8 '44.
| |
| |
33 Wolkers' moeder, pentekening, hongerwinter 1944.
‘Mijn moeder was een poes. Ondanks de bijna liederlijke curve van haar lichaam, geschraagd door elegante puntschoentjes met driekwart hakken die op den duur iets naar binnen gingen staan vanwege haar gewicht, bewoog ze zich soepel en geruisloos door het huis met een ingehouden zwier die aan Oliver Norvell Hardy deed denken. Als ze de trap afdaalde, die onder onze magere jongensbenen kraakte alsof de treden van loszittende vurehouten planken waren, had er net zo goed een donsveertje naar beneden kunnen dwarrelen. Als een diep tevreden poes zat ze altijd in haar rieten stoel in de kamer in zichzelf verzonken te breien of te lezen zonder dat je als kind het gevoel had dat je aan je lot overgelaten werd.’
(De junival, p. 11)
| |
| |
34 ‘An die Parzen’, door Wolkers overgeschreven uit een dichtbundel van Friedrich Hölderlin (1770-1843), voor wie Wolkers en zijn vrienden grote bewondering hadden. ‘Over Hölderlin gesproken, wat hebben we die bewonderd! Toen ik in de oorlog een keer op dat kleine kamertje van je kwam - met een overdaad aan foto's van Claudette Colbert tegen de muur boven je bed ter hoogte van je hoofdkussen - lag er op tafel iets onder een handdoek, als cadeautjes op de ochtend van een kinderverjaardag. Ik moest op enige afstand blijven staan en toen rukte je als een goochelaar de handdoek weg. [...] En daar lagen twee bundels van Hölderlin, in hemelsblauwe linnen band met de titels in goud op de rug.’
(De onverbiddelijke tijd, p. 33-34)
| |
| |
36 Jan Wolkers met Wim de Kler in de Leidse Hout, juli 1945.
37 Op 23 juli 1945 meldde Wolkers zich samen met zijn jeugdvriend Wim de Kler aan als oorlogsvrijwilliger voor de bevrijding van Indië. Hij werd niet goedgekeurd. Zijn vriend wel. ‘Eén voor één werden we toen bij de keuringsartsen geroepen die onze borstkas beluisterden, bloeddruk opnamen, ons met een pot te pissen zetten in een afgeschoten hoek en even vluchtig tussen je ballen en je kakkert voelden of je wel een echt jongetje was. Tot slot moest je voorovergebogen met je reet naar ze toe op je hand blazen.’
(De walgvogel, p. 199)
38 Jan Vermeulen (1923-1985), links, en Hans van Straten (1923) in Leiden, ± 1945. Zij behoorden tot de Leidse vrienden met wie Wolkers literatuur en poëzie las en besprak. Jan Vermeulen was bevriend met Gerrit Achterberg en zou Wolkers later in contact brengen met uitgeverij Meulenhoff, waar hij als typograaf en hoofd produktie werkte. Tot aan zijn dood verzorgde hij de omslagen van Wolkers' boeken. Hans van Straten bezorgde Wolkers in de jaren vijftig een ingang bij Het Vrije Volk.
Archief Marlous Bervoets
| |
| |
35 ‘Vrouwen in Café’, potloodtekening, Brussel 1945.
Vlak na de oorlog ontvluchtte Wolkers tijdelijk het grauwe Nederland en liftte via Brussel naar Parijs. ‘Ik verkocht mijn fiets, kocht een paar duitse laarzen die maar tot halverwege je onderbenen kwamen en een amerikaanse legertas van grauwgeel canvas die ik volstouwde met biscuits. Erbovenop stopte ik de verrekijker, en zo liepen we langs de grote autoweg, want ik had tegen Piet gezegd dat als we er niet rijdend zouden komen, dan wel lopend.’
(De walgvogel, p. 192)
| |
| |
39 Leenbriefjes van de Universiteitsbibliotheek te Leiden, waar Wolkers tussen 1945 en 1950 veel kwam. Hij las in die tijd niet alleen literatuur (o.a. Dante, Homerus en Multatuli) maar ook filosofie (o.a. Spinoza en Nietzsche).
40 Briefje van Hans van Straten aan Jan Wolkers.
transcriptie: Leiden, 5 Sept '45 / Beste Jan, / Bij deze nodig ik je uit / voor onze poëziemiddag. (Gerecht 10, / 8 sept. om 2 uur). / Neem deze kaart mee. / Tabeh / HvS
41 Op zaterdag 22 september 1945 woonde Wolkers een uitvoering van het Concertgebouworkest bij in het Concertgebouw te Amsterdam.
‘Een beetje schuchter sloften we met de grote stroom Amsterdammers, die er nog net zo mager van de hongerwinter als de Leidenaars uitzagen, maar veel grootsteedser gekleed alsof ze hun kleren niet voor eten hadden hoeven ruilen, dat indrukwekkende Concertgebouw in. Als boeren die met kleiklompen aan de gemeentesecretarie binnenstappen. Maar toen we in de roodfluwelen fauteuils onderuit zaten, en de “levendige tempi van het allegro assai” zoals het in het programma heette, van een pianoconcert van Mozart door de ruimte opklonken, vergat ik die mensen om me heen. En Maria Stroo die daar in een zwarte soepjurk achter die vleugel zat. Het was of ik op een smaragdgroene wolk van mos dreef. Sinds een jaar voelde ik me eindelijk weer volmaakt gelukkig.’
(De walgvogel, p. 203)
| |
| |
42 Bewijs van inschrijving aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag, waar Wolkers van oktober 1945 tot de zomer van 1948 de dagopleiding volgde. Het cursusgeld bedroeg ƒ155,-.
‘Een oom van mij, een broer van mijn moeder, die mijn kunstzinnige ontwikkeling altijd met belangstelling had gevolgd, kwam langs en bood aan het collegegeld voor de Haagse Academie te betalen. Toen ik me daar aanmeldde in de nazomer van 1945 bleek de schilderafdeling vol te zijn maar er was nog wel plaats op de beeldhouwafdeling. [...] We kregen les van Ingenhousz, een oude artisan, die al vele jaren aan een groot beeld in hout van een cowboy werkte, met ijverige levenloze precisie.’
(‘In de schaduw van het voorgeslacht’ in: Jan Wolkers schilder beeldhouwer, p. 66. Later opgenomen in Tarzan in Arles)
| |
| |
44 Op zaterdag 22 februari 1947 woonde Wolkers in Pulchri Studio te Den Haag de Multatuli-herdenking bij, waar W.F. Hermans, Adriaan van der Veen en Adriaan Morriën het woord voerden.
45 Wim de Kler als soldaat in Indië. Op de achtergrond de berg Salak bij Bogor (Buitenzorg).
Foto Schreuder
46 Maria de Roo en Jan Wolkers op het huwelijk van Léanne de Roo, de jongste zus van Maria, met de gereformeerde theoloog Gerard Theodoor Rothuizen (1926-1988). Rothuizen was achtereenvolgens vlootpredikant te Den Helder, studentenpredikant te Leiden en hoogleraar ethiek aan de gereformeerde Theologische Hogeschool te Kampen. Hij stelde een bloemlezing poëzie samen en publiceerde enkele literaire studies.
| |
| |
43 Begin 1947 leerde Jan Wolkers de uit Goes afkomstige Maria de Roo kennen. Op 16 juli 1947 trad hij met haar in het huwelijk te Leiden. Deze foto is in 1947 gemaakt in de duinen bij Oostkapelle op Walcheren. Maria is zwanger van hun eerste kind.
| |
| |
47 Vanaf 1939 was het gezin Wolkers in het bezit van een wandelkaart voor het park van kasteel Oud-Poelgeest, waar Jans vader kantine-beheerder was. Jan Wolkers tekende vaak in het park; de houtskooltekening is van 2 december 1944. Op de plattegrond uit 1948 heeft hij de laantjes namen gegeven als netelpad, wilgenroospad, zwarte bocht, roekenlaantje e.d.
48 Briefje van Jan Vermeulen aan Jan Wolkers, 20 januari 1949. Terwijl Wolkers de dagopleiding aan de Koninklijke Academie volgde, werkte Vermeulen bij uitgeverij Stols in Den Haag. De Dageraad is een vereniging van vrijdenkers, opgericht in 1856. Miep is Maria de Roo.
50 In 1949 was Wolkers toegelaten aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij kreeg een kaart voor kosteloze toegang tot alle Rijksmusea van geschiedenis en kunst.
‘Ik studeerde beeldhouwkunst in Amsterdam. Op de Rijksacademie. Met de hoogste klassen gingen we in de wintermaanden op uitnodiging van de gemeente Valkenburg reliëfs hakken in de grotten van de Sint Pietersberg. Meer dan levensgrote religieuze voorstellingen waarvan de burgemeester en wethouders verwachtten dat ze het toerisme zouden bevorderen. Ik was bezig met de opwekking van Lazarus. Maar ik had er niet veel zin meer in omdat ik de kop van Christus verpest had. Er had een versteend zeeëgeltje in gezeten en om dat er gaaf uit te krijgen had ik te veel mergel weggehakt.’
(Turks fruit, p. 30)
| |
| |
49 Jan Wolkers besproeit een pas geboetseerde kop in zijn atelierwoning aan de Zomerdijkstraat 22 in Amsterdam, 1950.
Foto Hans de Boer
| |
| |
51 Studenten van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam voor de ingang van de St. Pietersberg te Valkenburg, 2 februari 1950.
Van links naar rechts Jos Wong, Jan Wolkers, E. van Zanten, Leendert X, Tineke Huysmans-Dusseldorp (met geruite jas), M.H. Eitink, A. Höfte. Het groepje rechts bestaat uit enkele gidsen, Hans Ydo (achteraan) en Eva Mendlik (rechts). In de Katholieke illustratie (1950, nr. 8, p. 10-11) verscheen een reportage over het project.
Foto J. van Eijk/Spaarnestad fotoarchief
| |
| |
52 Naar aanleiding van de tragische dood van hun dochtertje Eva op 10 juni 1951 ontvingen Jan en Maria een brief van hun vrienden Wim en Gré de Kler.
transcriptie: Leiden 13 juni '50 [sic] / Beste Jan en Maria, / Hoewel overtuigd van het feit / dat een brief geen enkele troost vermag te brengen, / willen Gré en ik jullie ons medeleven toch niet ont- / houden. / We weten hoeveel jullie van die kleine Eva / met haar grappige eigen maniertjes gehouden hebt, / zodat we ons de grootte van jullie droefheid kunnen / voorstellen. Wij, evenals jullie, vragen ons tevergeefs af / waarom dit zo moest zijn, waarom dit onredelijke / moest gebeuren. Helaas elk waarom stuit hier af / op de keiharde realiteit. / Beste Jan en Maria we wensen jullie heel veel / sterkte toe in deze beproeving, vooral voor de dag / waarop je deze brief ontvangt en ook in het bijzonder / voor de eerstkomende dagen waarin jullie, na de roes / van zorgen en ceremonieel, misschien eerst recht / het schrijnende gemis beseffen zult. / Graag zouden we nog iets van jullie vernemen, / maar we kunnen ons levendig voorstellen dat daar / wellicht noch lust, noch gelegenheid voor is. / In gedachten zijn we steeds bij jullie. / Hartelijk gegroet / van / Gré en Wim
‘Het was toen juni. Het was al heel lang mooi weer. Zon en stof, en de verveling daarvan. En de verdoving. Toen het kistje naar beneden zakte schreeuwde er een vogel heel fel. Ik had een te lange zwarte regenjas aan die ik geleend had. Hij hing tot halverwege mijn onderbenen. Ik schaamde me ervoor. Zelfs toen nog. Ik hoorde mijn vader tegen iemand zeggen: Het is verschrikkelijk, ongedoopt het graf in. Voor eeuwig verloren. Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn die zal zalig worden.’
(Een roos van vlees, p. 22)
| |
| |
54 Direct na het overlijden van Martinus Nijhoff (1894-1953) schreef Jan Wolkers een verzoek aan Koninklijke Begeer Ateliers te Voorschoten om een penning te mogen maken ter nagedachtenis aan de dichter. Helaas werd het verzoek afgewezen.
55 Op 16 mei 1953 behaalde Jan Wolkers het einddiploma van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. De examen-commissie bestond o.a. uit I.Q van Regteren Altena (1899-1980), hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het Rijksprentenkabinet en Willem van den Berg (1886-1970), directeur-hoogleraar van de Rijksacademie.
56 Van 2 t/m 5 mei 1954 vierden de kunstenaars van de Zomerdijkstraat het twintigjarig bestaan van hun atelierwoningen met een uitbundig volksfeest. Behalve een poppenkast met Jan Klaassen, zaklopen en andere kinderspelen, werd er een voetbalwedstrijd gehouden tussen de schilders en de beeldhouwers. ‘De wedstrijd eindigde onbeslist, omdat men niet wist in welke goal men moest schieten’ (Het Parool, 6 mei 1954). Bij een beeldhouwwedstrijd voor de jeugd won Erik Wolkers de eerste prijs.
Staand van links naar rechts Kees Kortlang (1926), Jan Wolkers, Kees Heynsius (1890-1981), Mastenbroek en anderen. Zittend van links naar rechts Jaap Wagemaker (1906-1972), Hendrik Teunissen van Manen (1918), onbekende, C.Th.F. Swagemakers (1898-1994), Piet Esser (1914), Aart Rietbroek (1929-1985) en Piet van Leeuwen.
Foto Ben Merk/Gemeentearchief Amsterdam
| |
| |
53 Maria de Roo, 1952
Foto Jan Wolkers
| |
| |
57 Bij mejuffrouw Timmer (juffrouw Bonnema in Brandende liefde) volgde Wolkers, naast zijn studie aan de Rijksacademie, Franse lessen ter voorbereiding op zijn jaar in Parijs. Hier een bladzijde uit zijn huiswerkschrift, met haar commentaar.
‘Ik had er wel een zinnetje tussen willen frommelen als “Elle était assise sur le bord du lit, pis que nue.”, maar daar had mijn voorstellingsvermogen me gelukkig voor behoed. Ik had het dus braaf gedaan met, “Il avait eu des pommes et il a été malade.” [...] En ze ging de thema's corrigeren met een rood potlood dat ze steeds even tussen haar lippen stak alsof daar een inktpotje met bloed zat. En als ze geen enkele fout kon ontdekken schreef ze er gedecideerd excellent onder en als ze te vaak het rode potlood in haar mond had moeten indopen kwam er een hatelijk vu onder te staan.’
(Brandende liefde, p. 39)
58 In de zomer van 1954 ging Wolkers naar de Internationale Sommerakademie für bildende Kunst te Salzburg, waar hij les kreeg van de beeldhouwer Giacomo Manzù (1908-1991). Manzù erkende het werk van Wolkers als ‘uitmuntend’ (temperamento ottimo). ‘Waarom ik er zoveel aan gehad heb, die ene maand dat ik er heb gewerkt, komt doordat Giacomo Manzù zelf tussen ons in stond te werken. Je zag hoe hij een portret of een naakt van het begin af aan opzette, opbouwde, en, virtuoos die hij was, met de erfenis van de renaissance tot in de toppen van zijn vingers, in korte tijd vervolmaakte. Niet zelden stond de helft van de aanwezige leerlingen lange tijd in een halve cirkel achter hem ademloos toe te zien.’
(‘In de schaduw van het voorgeslacht’ in: Jan Wolkers schilder beeldhouwer, p. 77. Later opgenomen in Tarzan in Arles)
59 Jan Wolkers met zoon Erik, Amsterdam ± 1954.
| |
| |
60 Maria met Erik en Jeroen, penseel, 1956.
| |
| |
62 Op 1 februari 1957 werd het Watersnoodbeeld van Wolkers onthuld door de commissaris der koningin in Zeeland, jhr. A.F.C. de Casembroot. De plechtigheid werd door vele honderden mensen bijgewoond. Overal hing de vlag halfstok onder de laaghangende regenwolken. Ter nagedachtenis aan de slachtoffers werden aan de voet van het monument kransen en bloemstukken neergelegd. Het bronzen beeld staat op het kerkhof van de Nederlands-Hervormde kerk te Kruiningen.
Fotoarchief pzc
63 In de Kroniek van kunst en kultuur (jrg. 17, nr. 6, augustus 1957) publiceerde Jan Wolkers twee gedichten, die als zijn eigenlijke debuut kunnen worden beschouwd. Het tweede gedicht gaat over de dood van zijn broer Gerrit.
Collectie nlmd
64 In 1958 plaatste de gemeente Leiden het beeld ‘Moeder met kind’ in Het Plantsoen. ‘Zat ik met de opdracht om Het Moedergeluk in brons uit te beelden voor een plantsoen. Dat moest natuurlijk een moeder met kind worden, dat had de Commissie voor Stadsverfraaiing wel laten doorschemeren. “Ze maken tegenwoordig wel van die abstracties of een vrouw die op een opgepompte luchtballon lijkt en dan Oermoeder wordt genoemd of iets dergelijks. Maar daar staan wij afwijzend tegenover,” had een van de commissieleden langs zijn neus weg gezegd. Ik had ook nog gedacht aan een zwangere vrouw, maar dat vonden ze een beetje voorbarig moedergeluk.’
(Turks fruit, p. 89-90)
Foto gemeentearchief Leiden
| |
| |
61 Brief van Jan Wolkers aan de dichter Adriaan Roland Holst (1888-1976).
transcriptie: Amsterdam / 31 October 1956 / Geachte Heer Roland Holst / In deze enveloppe / vindt U enige foto's van een / monument dat ik voor Kruinin- / gen maakte ter herinnering aan / de watersnood, voorstellend een / vrouw die onder een omgeslagen / deken haar verdronken kindje / draagt. Nu wil men een tekst / op het voetstuk aanbrengen. / Ik kon in de hele nederland- / se poëzie niets geschikters / vinden dan een kwatrijn van / U, uit de bundel ‘Voorbij / de wegen’ n.l.: / Hoort gij de zee achter mijn hart? / Dan zal ik heen zijn, / en gij zult met de zee alleen zijn; / de golven zullen breken in uw hart. / De reden van dit briefje / is om U te verzoeken mij hiervoor / toestemming te geven. / Ik houd erg veel / van Uw werk; vaak komen / er, in bepaalde situaties, / flarden van Uw gedichten in / mijn herinnering. / Wilt U zo vriende- / lijk zijn mij de foto's terug / te sturen daar ik er geen nega- / tieven van bezit. / Hoogachtend, / Jan Wolkers
Collectie nlmd
| |
| |
65 In 1957 verbleef Jan Wolkers in het Institut Néerlandais te Parijs. Hij had een beurs gekregen om aan de Académie de la Grande Chaumière van Ossip Zadkine (1890-1967) te studeren. Regelmatig stuurde hij brieven aan Erik en Jeroen, die hij tikte op de vlak voor zijn vertrek aangeschafte Olivetti Portable schrijfmachine. De brieven werden vaak versierd met tekeningen.
69 Ontwerp voor een penning van Jan Wolkers uit 1958, met een spreuk naar de apostel Paulus: ‘De wijkplaats voor de wellustigaards is in het huwelijk.’
| |
| |
66 In 1956 leerde Jan Wolkers Annemarie Nauta kennen. Op 12 november 1958 zou hij met haar in het huwelijk treden. In de zomer van 1957 verbleef zij een tijdje bij hem in het Institut Néerlandais te Parijs. Daar maakte Jan Wolkers op zijn kamer deze foto.
67
67 Jan Wolkers en Annemarie Nauta tijdens een tochtje met een roeiboot in het Bois de Boulogne, zomer 1957.
68 ‘Olga’, gips, 1958, gemodelleerd naar Annemarie Nauta.
| |
| |
71 In 1958 publiceerde Wolkers in het novembernummer van Podium 58 het toneelstuk ‘Mattekeesjes of de zielenreinigingen van de Nederlandse klamboemaatschappij’, zijn debuut als toneelauteur. Eén van de redacteuren, Sybren Polet (1924), schreef Wolkers op 22 oktober 1958 in verband met de drukproeven.
72 Met Annemarie Nauta ging Jan Wolkers regelmatig naar het waddeneiland Ameland. Van daar schreef hij in de zomer van 1958 deze kaart aan zijn zoontjes.
transcriptie: Erik & Jeroen / Wolkers / Zomerdijkstr. 22h / Amsterdam (Z) / Lieve kindertjes, / Gisteren kwam / een bergeend met jongen / voor ons de weg over. / In minder dan geen tijd / stonden we met handen / vol donzen balletjes. / Onze buren hebben / een kleine zeehond, die / steeds heel droevig om / zijn moeder roept. Hoehh! / Kluten en wulpen / hebben we gezien en 's avonds / vliegen er bijna even veel / uilen als muggen rond ons / huisje. / Veel liefs van An-/ nemarie & Dadi!
73 Jan Vermeulen en Annemarie Nauta op Ameland, met de op de prentbriefkaart beschreven bergeendjes. ‘In het postkantoor van Nes belde ik meteen een bioloog op die zei dat ze wel in leven te houden waren met stukjes verse vis en garnalen. Maar dat ze 's nachts moederwarmte nodig hadden. En dat was het moeilijke, want je kon ze 's nachts wel op je borst laten slapen, maar dan werd je bescheten wakker. Bij de moeder slaapt het hele stel onder haar met de achterwerkjes naar buiten. Als er een moet schijten geeft hij een piep en voor het drab eruit spuit richt de moeder zich even op zodat haar veren niet als pleepapier dienst hoeven doen.’
(Turks fruit, p. 119-120)
Foto Jan Wolkers
| |
| |
70 Over zijn studiejaar bij Zadkine schreef Wolkers in januari 1958 een artikel in Het Vrije Volk.
| |
| |
75 ‘Het tillenbeest’ in Tirade, nummer 26, 15 februari 1959, het debuut van Wolkers als prozaschrijver.
‘Na Het tillenbeest heb ik nog enkele verhalen in Tirade gepubliceerd. Tegen de wil van Van Oorschot, de uitgever van Tirade in. Ik was in die jaren bevriend met Gerard van het Reve en van hem kreeg ik te horen wat er in de redactie over mijn verhalen werd gezegd. Adriaan Morriën, Dick Hillenius en Gerard van het Reve waren meestal voor publikatie. Van Oorschot was tegen. Die riep: “Jezus, dat gaat ons abonnees kosten.” Na Gevederde vrienden zeiden wel zestig mensen hun abonnement op. Ik weet nog goed dat ik het verhaal hier thuis aan Gerard van het Reve gaf. Hij zat te stikken van het lachen toen hij het las’ (hp, 3 december 1977).
76 Brief van Dick Hillenius (1927-1987), met wie Wolkers in 1957 in Parijs bevriend was geraakt, 14 maart 1959.
transcriptie: Jan / Ik wilde je even schrijven dat ik Het Tillenbeest zo'n / bijzonder goed verhaal vond. Niet alleen om de kwaadaardige / phantaisie maar vooral omdat het zo goed geschreven is. / Dat laatste verbaasde me een beetje omdat ik wel wist dat / je veel literaire interesse hebt, maar niet dat je het vak / zelf veel beoefende. En een zo goed afgeronde stijl als / in dit verhaal kan ik - die zo graag goed zou willen / schrijven - me alleen maar voorstellen na veel training. / Gisteren sprak ik van het Reve en Joop Goudsblom, redacteur / en oud-redacteur van Tirade. Ze kenden je geen van beide / en waren nog meer verbaasd dan ik over een - voor hun / ogen - zo maar uit het niets verschijnend, ongewoon goed / brok proza. / Ik hoorde dat al weer een nieuw verhaal bij de redactie / binnengekomen was. Ik ben nieuwsgierig en gretig naar meer. / Ik zou het plezierig vinden je weer eens te zien en vooral / ook Anne Marie. Op een mooie middag kunnen/ we eens door Artis wandelen en daarna bij mij eten. // [Bel je eens op? / Groeten / DHillenius]
| |
| |
74 In de Elegance (december 1958) verscheen een modereportage, gefotografeerd op locatie in het Stedelijk Museum te Amsterdam.
Daar stond het beeld ‘Vrouw met kat’ in gips tentoongesteld. ‘Terwijl ik achteruit liep om van een afstand naar het beeld en Olga te kijken trapte ik op hem [het bergeendje]. Er klonk een gekraak of er een houten raamwerkje in hem zat. Stuiptrekkend lag hij aan mijn voeten en Olga kromp met een schreeuw in elkaar. Ze heeft de hele dag met het dode diertje in de holte tussen haar lichaam en haar opgetrokken benen tegen de muur zitten huilen. Soms ging ik naast haar zitten en sloeg mijn arm om haar heen en griende met haar mee. Maar ze was ontroostbaar. En ik geloof dat daarom dat beeld van die vrouw met die kat zo innig is geworden. Want ze stond zo droevig te poseren en het liet haar maanden niet los.’ (Turks fruit, p. 121)
| |
| |
78 Jeroen Wolkers (geboren 3 april 1953) poseert voor één van zijn tekeningen, ± 1959.
Foto Jan Wolkers
79 Brief, d.d. 16 maart 1960, van de wethouder voor de Kunstzaken, Mr. A. de Roos, van de Gemeente Amsterdam, met de opdracht om een avondvullend toneelstuk te schrijven. Wolkers accepteerde de opdracht, die resulteerde in het toneelstuk De Babel. Het werd in het seizoen 1963-64 uitgevoerd door Toneelgroep Studio, onder regie van Albert Abspoel.
80 Annemarie Nauta en haar vader, ± 1957.
‘Ik wist dat de onderkant van het crapeaudtje waarin hij altijd zat een miniatuurberglandschap was van gedroogde snot. Hij peuterde die met zijn pink uit zijn neus, draaide er bolletjes van die hij bulletjes noemde en drukte ze zorgvuldig aan de onderkant van de stoel. [...] Hij was veel te dik. Hij was al jaren op dieet, waarvan hij zei: “Die-eet weer lekker.”’
(Turks fruit, p. 20-22)
| |
| |
77 Annemarie Nauta, 1959.
Foto Jan Wolkers
| |
| |
81 ‘Toen ik een jaar zo gewerkt had, bezeten van haar en van haar lichaam, kreeg ik weer een opdracht. Voor een gebouw van het Rode Kruis. Maar het leek wel of de duvel er mee speelde, want het moest weer een moeder met een kind worden. Ze zei meteen, aan mijn lijf geen polonaise. Ze wilde er niet voor poseren, er niets mee te maken hebben. Ze zou ziek worden, doodgaan, misselijk worden, me verlaten. Maar ik zou haar nooit zo gek krijgen dat ze weer met zo'n walgelijke pop op haar arm ging staan. Ik moest het maar uit mijn hoofd doen. En dat deed ik ook. En zo kun je zien dat huiselijke omstandigheden een belangrijke rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van de kunst. (Lard pour l'art) Want ik maakte een meer dan levensgrote gebogen figuur, helemaal open, die een rudimentair kind, meer een soort schepsel, van de grond pakte.’
(Turks fruit, p. 94)
Het beeld staat bij het centrale laboratorium van de bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis aan de Plesmanlaan te Amsterdam.
| |
| |
82 Jan Wolkers werkt, in opdracht van de regering, aan het stenen beeld ‘Bidt en Werkt’. Het beeld werd eind november 1960 voor de christelijke Technische School te Katwijk geplaatst, het huidige Andreascollege.
Foto Peter Verbruggen
| |
| |
84 Kaartje van Jan Wolkers aan Gerrit Borgers, eind 1961. Borgers (1917-1987), toen hoofdconservator van het Letterkundig Museum, was van 1946 tot 1962 redacteur van Podium.
transcriptie: Beste Gerrit, / Je verzocht mij in je brief / van 5/9 - verband houdend met / het laten vervallen van Serpentina's / Petticoat - niet op jullie / te schieten. Zover wil ik nu nog / niet gaan, maar laat dit zwart / omrande kaartje een waarschuwing / zijn. met vriendelijke groet, / Jan Wolkers / (bijdrage voor Podium: Dominee met strooien hoed). ‘Dominee met strooien hoed’ verscheen uiteindelijk in september 1962 in De Gids.
Collectie nlmd
85 Ansichtkaart van Willem Frederik Hermans (1921-1995), 30 april 1961. Hermans had van Wolkers een foto gemaakt, die Wolkers op de binnenflap van Serpentina's petticoat wilde gebruiken.
transcriptie: Beste Jan, / Natuurlijk is / het goed als er een stukje / van de foto afgaat, zelfs / beter. Ik had je alleen een afdruk / van het gehele negatief gestuurd, / juist omdat ik niet wist op welk / formaat het geclicheerd moest/ worden. Hart gr wfh
86 Brief van Jan Wolkers aan uitgever Bert Bakker (1912-1969), oprichter en tot 1965 enige redacteur van het maandblad voor letteren Maatstaf. Het romanfragment betreft ‘Het teken aan de wand’, dat in augustus 1961 werd opgenomen in Maatstaf. De roman verscheen in 1962 bij uitgeverij Meulenhoff onder de titel Kort Amerikaans.
| |
| |
83 Lijstje met titels van verhalen voor een ‘oer’-bundel, die nooit in deze vorm is gepubliceerd. ‘Tillenbeest’ en ‘Gezinsverpleging’ verschenen in Serpentina's petticoat. ‘Gevederde vrienden’ in Gesponnen suiker, waarvoor ook het doorgekraste ‘Pauwenogen’ werd bewerkt tot ‘Zwarte advent’. ‘Ruimtelijken’ verscheen in Tirade en is niet gebundeld. De cijfers hebben betrekking op het aantal regels en pagina's.
| |
| |
87 ‘Mijn eerste verhalenbundel, Serpentina's petticoat, kwam bij Heynis uit, een kleine uitgeverij in Zaandam. Dat is het werk van Cornelis Bastiaan Vaandrager geweest. Die jongen was één van de eersten die de kwaliteit van mijn werk onderkende. Hij vroeg of ik die verhalen in de Gard Sivik-reeks bij Heynis wilde uitgeven. Dat is toen gebeurd.’
(hp, 3 december 1977)
De tweede druk van Serpentina's petticoat verscheen in een pocketeditie van uitgeverij Meulenhoff (maart 1963).
Omslagontwerp Studio h.b.m.
88 De debuutroman Kort Amerikaans (1962). Omslag Jan Vermeulen
89 Aantekeningen voor verschillende scènes uit de roman Kort Amerikaans.
transcriptie: 1. Scene voor postkantoor met Duitse soldaten Peter wordt opgepakt / 2. Erik gaat naar de akademie waar hij van Grouw / vertelt dat hij onder is gedoken v.d. arbeidsdienst / 3. Scene bij de lampekappenschilder waar / Erik werkt en waar het blonde joodse meisje Elly / onder is gedoken. / 4. Erik loopt naar de akademie. / 5. Erik ontdekt op de akademie dat er een / schilderij met schedel is dat (de schedel) een vlek heeft op de slaap precies op de / plaats en in de kleur van het lidte[ken] / Hij ontdekt de zolder. Vrijerij met tors / 6. Weer in het atelier kijkt door het / sleutelgat het atelier van Van Grouw binnen. / Ineens staat Van Grouw achter hem in uniform / 6. Hij komt de akademie uit. angst dat / hij achtervolgd wordt. / 7. voor de halte moeder komt pannetje eten / brengen? / Hij gaat bij Kooyker kijken. / schilderijen in commissie Gaat op zijn / kamertje eten. / Gaat Ans halen
| |
| |
90 Jan Wolkers (1960). De foto staat op de achterkant van Kort Amerikaans. In zijn hand heeft hij een model van het beeld ‘Bidt en werkt’. Op de linkerslaap van Wolkers zit het litteken dat in de roman een grote rol speelt. ‘Ik verkeer in gevaar, dacht Erik. De man die dit heeft geschilderd moet van mijn komst op de hoogte zijn geweest. Dat Van Grouw dit geschilderd kon hebben leek Erik uitgesloten, die ging toch niet in het leerlingenatelier staan werken. Maar hij had misschien tegen zijn leerlingen gezegd dat er een nieuwe leerling zou komen, je herkent hem zo, hij heeft een groot litteken aan z'n hoofd. Kijk, precies op de plaats waar dat blauwe licht op die schedel valt. Alleen is het niet blauw, ha, ha, dat zou hij wel willen, dan was het net of hij een bosje vergeet-mij-nietjes achter zijn oor gestoken had. Nee mensen, het is afschuwelijk paars-bruin.’
(Kort Amerikaans, p. 19)
Foto Peter Verbruggen
| |
| |
91 Zweedse vertaling (1985) van Kort Amerikaans door Torbjörn Wessner, naar de veertigste herziene druk (1979).
Omslag Christer Jonson
93 Brief, d.d. 13 juli 1962, van Cornelis Bastiaan Vaandrager (1935-1992), van 1957 tot en met 1964 redacteur van het tijdschrift Gard Sivik, aan Jan Wolkers met een verzoek om een bijdrage voor een nummer van het tijdschrift.
| |
| |
92 Brieven van uitgever Geert van Oorschot (1909-1987) aan Jan Wolkers, 9 augustus 1961, resp. 17 november 1962. Jaren later liet Van Oorschot zich in een interview in de Haagse Post ontvallen, dat hij Wolkers geen belangrijk auteur vond en dat hij hem nooit had willen uitgeven. Wolkers reageerde woedend: ‘Deze brute schaamteloosheid van een pathologisch geval van leugenachtigheid kan ik, dank zij mijn nauwgezet bijgehouden archief, hieronder moeiteloos weerleggen’ (hp, 9 april 1977).
Ter illustratie werden beide brieven van Van Oorschot door de Haagse Post afgedrukt.
| |
| |
94 Kaart van Jan Wolkers aan Emmy van Lokhorst (1891-1970), Ibiza, d.d. 22 november 1962. Van Lokhorst was van 1951 tot 1959 redactrice van De Gids en ook redactrice van het Vara radioprogramma ‘De artistieke staalkaart’. Zij speelde een belangrijke rol achter de schermen van de Nederlandse literatuur en had zitting in velerlei commissies.
transcriptie: Geachte mevrouw van Lokhorst, / Vanaf dit zonnige eiland dank ik / U en de leden van de commissie / nog eens hartelijk, die het mij mo- / gelijk hebben gemaakt tussen cactus- / sen en dadelpalmen buiten de kaken / van de winter te blijven. / Soms denk ik, ik zou hier moeten / blijven, een vrouw trouwen en dan / maar katholiek worden en veel / kinderen krijgen. En 's Zondags / met z'n allen naar zee. / Maar als ik dan bedenk dat één van / die kinderen dan misschien later / ‘kapelaan met strooien hoed’ zou / schrijven, besluit ik toch maar / om terug te komen. Met hartelijke groet, / Jan Wolkers
Collectie nlmd
95 Boekuitgave van het toneelstuk De Babel (1963), dat Wolkers in opdracht van de gemeente Amsterdam schreef.
Op het omslag een reliëf van Wolkers. Omslag Karel Beunis
Particuliere collectie
| |
| |
96 Brief van Dick Hillenius aan Wolkers, d.d. 9 april 1963.
transcriptie: Beste Jan / Dank voor de Gesponnen Suiker. Ik heb alle verhalen / voor de tweede maal gelezen en vind ze steeds beter. / Zelfs het afschuwelijke verhaal van de bevroren en / aan meeuwen opgevoe[r]de vrouw. De kwaadaardigheden / daarin vind ik nog steeds kwetsend - minstens zo / als jij het eten van konijntjes - maar in het geheel / van de bundel is het aanvaardbaarder. / Opvallend is dat de wraak die je op de lezer botviert / - het pijndoen door uitvoerig te vertellen wat jou / indertijd pijn deed plus alles wat de phantaisie / daar nog mee kan uithalen - in de latere verhalen / minder wordt. / Weliswaar lopen er ook nog professoren of / gemeentelijke hoogwaardigheidsbekleders weg als / je je laatste verhaal voorleest, maar dat is dan toch / duidelijker omdat er in hun eigen boezem wormpjes / rondlopen. / Ik hoop nog eens uitvoeriger over je werk te schrijven, / maar het kost tijd eer vanzelf formuleringen, die iets / typeren, ontstaan. / Dag en nogmaals dank / DHillenius
| |
| |
97 Eerste druk van Een roos van vlees (1963). Omslag Jan Vermeulen
98 Zweedse vertaling (1978) van Een roos van vlees door Brita Dahlman.
| |
| |
99 Dagboekfragment, maandag 6 mei 1963.
transcriptie: Gisterenavond om 9 uur belde Mieke op: of / ze met Daniëlle langs kon komen. Ik / zei: kom maar alleen, want
ik wil met / je vrijen. Ik kan Daniëlle niet alleen / laten, zei ze. Als we niet met z'n tweeën / kunnen komen kom ik niet. / Goed,
dan ga met jullie samen naar bed. / Vooruit maar, zei ze. Dat zal ze wel leuk vinden. / Toen ze een half uur later kwamen, had ik / het licht al
uitgedaan, een stortbad genomen. / Eerst zaten we wat onhandig in het schemer. / Ik zette een plaat op en gaf ze wat te drinken. / Daarna begon ik
Mieke naar het bed te / loodsen en daar uit te kleden. Ze wordt / steeds dikker, het is nu helemaal een / Rubensmassa. / Ik kleedde mezelf ook
uit. Terwijl Mieke / op de bedrand zat en ik voor haar stond / ging ze mijn pik strelen en mijn kloten / zoenen. Daarna schoof ze onder de dekens. / Ik riep dat Daniëlle ook moest komen, / maar ze bleef zitten. Ik ging haar halen. / Ze ging met haar kleren aan op de bedrand / zitten. Ik kroop onder de dekens en ging / met Mieke vrijen terwijl ik steeds / Daniëlle aanmoedigde zich uit te kleden, / waar ze mee begon toen ik de dekens van / Mieke af had getrokken en met haar ging / neuken. Ineens voelde ik het handje van Daniëlle over mijn rug en billen strelen. / Heel zacht en lief. Ik ging van Mieke / af trok Daniëlle achterover en stak / haar vast. Mieke krabde met haar / nagels over mijn rug en kneep in mijn / achterwerk. Ze is een beetje hardhandig, / wat op een bepaald moment wel fijn is, / want toen ze beiden klaar waren en ik / tussen ze in lag ging ze met mijn pik spelen, duwde mijn hele onderlichaam / omhoog. Ze namen allebei een dijbeen van/ mij tussen hun dijen. Daniëlle streelde / mijn kloten. Ik kreunde hard, waar ze / verschrikkelijk geil van werden. Daniëlle / die heel tenger is, een beetje Indonesisch figuur / heeft, zei: nou moet je maar eens je zaad / eruit gaan pissen. vooruit maar... vooruit. / Ik zag dat ze Mieke van tijd tot tijd aan- / keek, wat me verschrikkelijk opwond. Toen / ik spoot lachte ik als een lawine van be- / vrijding. / Godverdomme, zei Mieke, dat gekreun van / hem, daar ben ik klaar van gekomen. / Heerlijk is dat he. / Ja, zei Daniëlle zalig. Ze wreef het / zaad uit over mijn buik.
| |
| |
100 Boekuitgave van Wegens sterfgeval gesloten. Commedia della morte (1963). Het toneelstuk werd op 10 december 1966 voor het eerst door het beroepstoneel gespeeld. Jules Royaards regisseerde in het Piccolotheater een aantal acteurs van het Nieuw Rotterdams Toneel, onder wie Pieter Lutz en Sacco van der Made.
Omslagfoto klm Aerocarto
Particuliere collectie
| |
| |
101 Brief van Wolkers' moeder, juli 1963.
transcriptie: Lieve Jan, / 't Is dinsdagmorgen, een rustig ogenblik om je even te / schrijven. Vader is vanmorgen, vroeg gaan vissen, hij heeft / daar z'n bootje liggen. Annelies, die momenteel vakantie / heeft is met Peter er per fiets op uit getrokken. Pim moet / praktijk werken van 's morgens 6 en als er overwerk / is tot 's avonds 9 uur. Dus ben ik alleen, je wordt / haast bang van de stilte in huis, dat gebeurt haast / nooit. Met m'n (64ste) verjaardag was het ontzettend / druk en, Jan wat een verrassing toen de post kwam / ik werd ineens heel blij, en dat was niet alleen / vanwege de inhoud -- maar lieve Jan heel / hartelijk bedankt. Ik ben erg verwend, had ook / veel bloemen, maar niets kan halen bij de / bloemen die jij vroeger plukte, je sloop dan heel / vroeg de deur uit weet je wel? / Ook oom Piet en tante Marie die vanuit Leeuwarden / naar Heilo zijn komen wonen, kwamen 's morgens. / 't Was dus een drukke dag en 's avonds ben je blij / als het voorbij is. Wij maken het gelukkig goed. // We wonen nu sinds een jaar in dit huis, en we / hebben wel een aardige woning maar missen onze / tuin ontzettend. Je moet eens komen kijken Jan! / Hoe gaat het met Erik-Peter en Jeroen? / 'k Hoop, wanneer ik in A'dam kom, weer eens / bij je aan te komen maar dan bel ik eerst. / Nu lieve Jan de hart. groeten en tot ziens, / Moeder
| |
| |
103 Affiche voor een tentoonstelling met sculptures en schilderijen in Kunstzaal Van Stockum te Den Haag, van 27 februari t/m 14 maart 1964. ‘Voor wie de veelzijdige en geruchtmakende figuur van Jan Wolkers wil leren kennen is de tentoonstelling boven de boekhandel van W.P. van Stockum, naast de Gevangenpoort, een welkome handreiking. De bewonderaars van zijn literaire geschriften, inmiddels al tot een fikse stapel gegroeid, zullen hier nog meer vertrouwd raken met de mens, die er achter staat. Nòg meer, omdat het autobiografisch element in zijn werk al weinig wordt gecamoufleerd.’ (Haagsche Courant, 11 maart 1964)
Collectie nlmd
104 De ouders van Jan Wolkers, Oegstgeest, januari 1965.
In 1965 verscheen Terug naar Oegstgeest. Betty van Garrel bezocht de ouders van Wolkers - die de pers zelden of nooit te woord stonden - voor een kort interview. ‘Jan, die zijn ouders regelmatig bezoekt [...] is volgens moeder Janna weinig veranderd. Hij is nog altijd recalcitrant. Vader Wolkers: “Bij het huwelijk van mijn jongste dochter verscheen iedereen in jacquet, maar Jan droeg een fluwelen jasje en een witte broek. Dan heb je geen vat op hem”’ (hp, 27 november 1965)
Foto Jan Wolkers
| |
| |
102 In 1963 leerde Jan Wolkers zijn huidige vrouw Karina Gnirrep kennen. In Elsevier (26 maart 1966) werd ze in een interview met Wolkers voor het eerst beschreven: ‘zijn derde vrouw, de negentienjarige Karina Gnirrep, een Renoir-achtig meisje, stil en behulpzaam. Zij neemt de meeste administratieve beslommeringen voor haar rekening en weet zich veel data en dingen te herinneren wat Jans werk betreft.’
Foto Jutka Rona/Collectie nlmd
| |
| |
105 Jan Wolkers en het tillenbeest, 27 januari 1965.
‘Het leeuwinnelichaam is kundig en met begrip voor de anatomie gehouwen. Het griekse godinnengelaat heeft de starre uitdrukking die het een geheimzinnige zielloosheid verleent. Op de voorpoten rusten een paar volle borsten, waarvan de welgevormde gelijkmatigheid nog eens ten overvloede komt bewijzen dat hier slechts een kundig decorateur aan het werk is geweest. Het zijn deze lichaamsdelen die het mythologisch wezen aan zijn naam hebben geholpen: het tillenbeest. Moet je hem niet aan de tillen nemen, vroeg mijn vader aan mijn moeder als er weer een baby schreeuwend van honger in de wieg lag.’ (‘Het tillenbeest’ in Serpentina's petticoat, p. 7; eerder verschenen in februari 1959 in Tirade)
Foto Karina Wolkers
107 Eerste druk van Terug naar Oegstgeest (1965). Omslag Jan Vermeulen
108 Zweedse vertaling (1977) van Terug naar Oegstgeest door Sonja Berg Pleijel.
Omslag Christer Jonson
109 Jan Wolkers in gesprek met een lezer tijdens een signeersessie in Amsterdam, ± 1966. Op tafel de roman Kort Amerikaans (1962), de verhalenbundel De hond met de blauwe tong (1964) en de roman Terug naar Oegstgeest (1965).
Archief Meulenhoff
| |
| |
106 Typoscript met aantekeningen, deels gebruikt in Terug naar Oegstgeest.
| |
| |
110 Brief van de echtgenote van ds. Eringa, eertijds gereformeerd predikant te Oegstgeest, d.d. 24 november [1965].
transcriptie: Beste Jan, / Dat viel me mee van je dat je je belofte / aan mij herinnerde. / Eerlijk gezegd had 'k niet verwacht je nieuwe boek / te zullen ontvangen, maar ziedaar. / Dit niet omdat je onbetrouwbaar zou zijn maar / wel om 't feit dat jullie, kunstenaars, nu eenmaal/ uit een ander hout gesneden zijn. / 't Deed daarom m'n ‘oude’ hart goed bij thuiskomst / uit Groningen je pakje te vinden. / Inmiddels had ik daar bij [van] m'n zwager je boek / al gelezen en er van gesmuld. / (M'n zwager recenseert voor 't blad C.M.O. [Christelijk Middelbaar Onderwijs] en / krijgt dus ook jouw boeken toegezonden). / Ik dank je dus hartelijk voor 't boek en ook dat/ je nog eens aan me dacht. / Terug naar Oegstgeest heeft me vaak ontroerd. / 't Verleden ging voor me leven. En dat dan in / die tijd een jongetje opgroeide met al z'n / worstelingen. / 't Is overigens niemand kwalijk te nemen dat/ dat ventje niet begrepen werd./ De passages over mijn man herinner ik me goed / En die droeve grijze ogen kloppen precies. / Overigens weet je niet half hoe hij hier als // levenlustige jonge kerel is begonnen. / In je boek staat dat je toen en toen met God / hebt afgerekend. Daar geloof ik niets van. / Misschien met de moraal (Sorry), de leefwijze / van vroegere gereformeerden. / Ga nu es mensen van andere kerken zien / ‘opgaan’. 't Maakt niet 't minste verschil,/ dacht ik. Maar goed, je mag 't zò zien, of / 't juist is, is wat anders. / De vorige week sprak ik Gerard [Rothuizen] nog. Ik zou / bij hun logeren, maar Léanne [Rothuizen-de Roo] lag ziek. / Jan, nu moet ik op zoek naar je adres. / En ik vind zowel ons contact als wel het / gevolg daarvan reuze fijn! / Tot ziens en een zeer hartelijke groet/ je / E.E. Eringa-Andriessen
111 Brief, d.d. 18 januari 1966, van Jan Vermeulen aan Jan Wolkers over het omslag voor een herdruk (achttiende druk, januari 1966) van Gesponnen suiker. De verhalenbundel verscheen vervolgens met het omslag in roze-oranje, zwart en wit.
| |
| |
112 Twee omslagen van Jan Vermeulen voor de bundel Gesponnen suiker. Boven voor de elfde druk (1964), met een foto van Nico van der Stam, en onder voor de achttiende druk (1964), met een foto van Edith Visser.
| |
| |
113 Jan Wolkers (1966), 18 composities in lood, messing, brons, kunsthars, zand en hout, met een inleiding van de kunsthistoricus prof. dr. H.L.C. Jaffé (1915-1984).
Particuliere collectie
114 Op zaterdag 19 maart 1966 opende Wolkers in Amsterdam een fototentoonstelling over het politieoptreden tijdens de rellen naar aanleiding van het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus: ‘Het provosorisch karakter van het huwelijk van de kroonprinses op de tiende maart is aanleiding geweest tot het uitdelen van harde klappen naar links en soms zelfs naar rechts. Het is algemeen bekend dat ik altijd weer met mijn vader op de proppen kom. Volgens velen vaak te onpas, maar ook nu zal wel weer blijken te pas, want mijn vader is vlak na de eerste wereldoorlog agent van politie geweest in Amsterdam. Na enkele maanden had hij er schoon genoeg van. Wanneer wij als kind vroegen waarom hij er niet bijgebleven was, sprak hij de historische woorden: “Omdat de verkeerden altijd de klappen krijgen.”’
(Werkkleding, p. 150)
Foto Ed van der Elsken
116 Jan Wolkers en Lucien Couvin, die model heeft gestaan voor de neger uit Horrible tango, in het atelier aan de Zomerdijkstraat, 22 juni 1967. ‘Hij had een geruit wollig hemd aan dat veel te warm moest zijn en een grijze broek met scherpe vouwen. [...] Toen vroeg ik of hij kon voetballen. Pardon monsieur, est-ce que vous savez jouer au football? Op zijn gezicht kwam een vage glimlach. Hij haalde licht zijn schouders op. Even keek hij mij aan met zijn vochtige ogen waarvan het wit lichtbruin was alsof zijn huid erin was uitgelopen.’
(Horrible tango, p.22)
Foto Karina Wolkers
| |
| |
115 Jan en Karina Wolkers poseren voor een reportage in de Panorama (54e jaargang, nr. 25, 24 juni 1967).
| |
| |
117 Brief in het Frans van Lucien Couvin aan Jan en Karina Wolkers, Brussel, 15 augustus 1967. vertaling: Meneer en mevrouw Jan, Ik stuur u dit briefje om u op de hoogte te stellen van mijn verdwijning uit Nederland. Ik heb een kleine discussie gehad met de eigenaar van een Italiaans café, en deze heeft niet geaarzeld om een beroep te doen op de politie, terwijl de zaak werkelijk niet de moeite waard was. Omdat ik wist dat ik in mijn recht stond, heb ik de komst van de politie afgewacht. Maar omdat ik niet rijk was, zoals de Italiaan, gaf de politie mij ongelijk en werd ik na twee dagen gevangenis onmiddellijk het land uitgezet. Dat is de Europese beschaving in menselijk opzicht! Meneer Jan, ik ben u eeuwig dankbaar voor de goede ontvangst, die ik bij u heb gekregen, en voor de bescheidenheid die u jegens mij had. Een mens zoals u, daarvan bestaan er ongetwijfeld niet veel in Europa. De Belgen zijn allemaal erkende moordenaars en onbeschaafder dan de Congolezen die zij wilden beschaven. Voor mij is dat hard, want ik werk niet en ik heb nog geen bericht van mijn vrouw en kinderen kunnen krijgen. Ik heb een overjas op een van deze twee adressen afgegeven om hem te laten reinigen. Zoudt u zo vriendelijk willen zijn hem naar mij op te sturen, alstublieft. Ik geloof dat het het rode bonnetje is, maar ik weet het niet zeker. // Mijnheer en mevrouw, ik wil u bij voorbaat hartelijk danken, en groet u, hoogachtend, Lucien de gekleurde zwarte.
118 Eerste druk van Horrible tango (1967).
Omslag Jan Vermeulen
119 Engelse vertaling (1970) van Horrible tango door R.R. Symonds.
Omslag Peter Barrett
120 Bert Schierbeek (1918) en Jan Wolkers tijdens een vakantie op het Spaanse eiland Formentera, 26 november 1967.
| |
| |
121 Jan Wolkers met Aad Nuis en anderen in de winter van 1967-68 voor het Amerikaanse consulaat op het Museumplein te Amsterdam.
Foto Anefo
| |
| |
122 Jan en Karina (derde van links) tijdens de protestmars naar aanleiding van de moord op Martin Luther King, Amsterdam, 7 april 1968. Wolkers schreef de volgende tekst op het bord: ‘Martin Luther King was een / dominee. Maar geen gewone / dominee zoals we er hier in / Nederland honderden hebben / voor ochtend en avondwijding / en zondagsgebruik. Nee! Zo'n / dominee was King niet. / Hij demonstreerde mee met de / stakende stratenvegers en vuil- / nismannen van Memphis. Dit / bewijst dat de strijd voor rassen- / gelijkheid ook een stuk klassestrijd / is. Laat Johnson zijn schandelijk / en pornografies medeleven bij zich / houden. De miljarden die nodig waren / om de negerbevolking op te heffen uit / de ergste armoede heeft hij gebruikt om het / volk van Vietnam te verkrachten! / Er zullen nog meer negers / worden vermoord. Maar / zij zullen terugslaan!! / Wie napalm zaait / zal geweld oogsten.’
Foto Ben van Meerendonk/iisg
124 cpn-demonstratie tegen de navo op het Beursplein te Amsterdam, 1969, onder het motto: ‘Geen tanks maar brood, de lonen omhoog’. Jan Wolkers maakte het bord (met echte witte boterhammen). Op het podium van links naar rechts Clous van Mechelen, Herman de Wit, Willem Breuker en Pierre Courbois (drums) die de Internationale spelen.
Foto Eric Wolkers
| |
| |
123 Op 13 oktober 1968 geeft Wolkers met Karina een ‘schilder- en blootshow’ op de boeken-rai te Amsterdam, die ook door de tv wordt uitgezonden. De muzikale begeleiding was in handen van saxofonist Willem Breuker en drummer Han Bennink. ‘De “Jan Wolkers-show” had mijn uitgever aangekondigd. Ik denk, ik-zal-je-wel-even-show, verdomme. [...] Toen heb ik Karina zich daar laten ontkleden. Eerst de schoenen van Han Bennink en Willem Breuker geel geverfd. En toen dat doek. Het was machtig. Alles op het ritme van de muziek. En tussendoor Karina in de watten’ (Arnhemse Courant, 7 december 1968).
Foto Eric Wolkers
| |
| |
126 Brief, d.d. 24 maart 1969, van Renate Rubinstein (1929-1990) aan Jan Wolkers naar aanleiding van een grapje dat hij voor de radio had gemaakt in het programma ‘Er zit een olifant in de tram’ van Henk Terlingen en Henk van Dorp.
transcriptie: Beste Jan, / De avond na de middag waarop ik / je op straat tegenkwam, zag ik Hans / van Mierlo, tegen wie ik en passant ook / vertelde (o, ja, hij vertelde dat Harry M. hem / naar Cuba had uitgenodigd, zodoende) / dat ik jou graag mag. Hij zei toen dat jij eens / iets over hem hebt gezegd dat hij voelt als / een vloek die op hem rust. Je zou op de radio / gezegd hebben: ‘Als van Mierlo de / Kennedy van Nederland is, dan hoop ik dat / er gauw een Oswald komt.’ Hij vertelde het / niet in woede, maar met een soort van droevig- / heid. Ik heb hem toen gezegd dat ik jou daarnaar / zou vragen en dat je misschien bereid zult / zijn het te herroepen. / Ik vind hem een erg fatsoenlijke // vent, iemand die het goede wil, en / het kwade nalaat. Iemand die, in de Kamer, / steeds zijn hand opsteekt voor een motie van de / p.s.p. omdat die pas in stemming gebracht mag / worden als er 5 man achter staan, en ze dus / steeds een extra stem nodig hebben. Ik kan mij / niet voorstellen dat je hem persoonlijk niet zou / mogen en ‘Oswald’ is een persoonlijke ondergang. / Bovendien heeft hij een jonge vrouw en 2 kleine / kinderen, zodat het nog ellendiger lijkt als hem / zo'n ramp overkomt. / Zou je hem niet willen laten weten / dat je het weer intrekt? / Hartelijke groeten, / Renate Rubinstein / P.S. Ik hoor net dat er bij Meulenhoff een onbestel- / baar pakje teruggekomen is dat de post bij mij / niet kwijt kon, en dat dat een uitnodiging is voor / een tentoonst. van jou die nu al weer achter de rug is. / Wat jammer! En bedankt, Dag, R
| |
| |
125 Jan Wolkers achter de typemachine, ± 1969. Om hem heen een deel van zijn verzameling etnografica, ‘die in de loop der jaren zo groot zou worden dat hij mijn atelier en woonruimte uit groeide en het me ter ruste begeven een bijna gymnastische prestatie werd omdat de neuzen der slurf- en stulpmaskers aan de wand boven mijn bed bijna mijn beddegoed beroerden en ik op een gegeven moment een vriendin van mij hoorde zeggen, terwijl ze in vrijerige schurkerigheid op me schoof, “Lekker, die harde knokkels van je over mijn rug,” terwijl ik met mijn handen onder mijn hoofd passief haar aanhaligheid lag te ondergaan.’
(‘Van Oegstgeest naar Orokolo’ in Tarzan in Arles, p. 205)
| |
| |
127 Het afschuwelijkste uit Jan Wolkers [1969] bevat ‘Mattekeesjes’ (Wolkers' toneeldebuut); ‘De verschrikkelijk sneeuwman’ uit Serpentina's petticoat; ‘Gevederde vrienden’, ‘Laatste kwartier’ en ‘Kunstfruit’ uit Gesponnen suiker; ‘De wet op het kleinbedrijf’ uit De hond met de blauwe tong en ‘Het geheim van de zoetwater-mossel’, een hoofdstuk uit Horrible tango. De foto op het omslag is van Eddy de Jongh. Omslag Joost van de Woestijne
128 Promotie-affiche van uitgeverij Meulenhoff voor de roman Turks fruit (1969). ‘Meulenhoff zou Turks fruit al in december uitbrengen. Maar hij vindt sommige dingen te erg. Daardoor kan het misschien wel tot het voorjaar duren. Maar bij mij wordt niets geschrapt. Ik accepteer geen censuur. Wat ik eenmaal geschreven heb blijft op papier. Over mijn lijk verdomme. Desnoods ga ik er mee naar iemand anders’ (Arnhemse Courant, 7 december 1968).
Collectie nlmd
| |
| |
129 Dagboekaantekening uit 1970 van een gesprek over een scène uit Turks fruit (p. 96).
transcriptie: Rode Kruis / Gisteren iemand gesproken die op het laboratorium werkte / toen wij daar bij dat beeld stonden. Heeft die hele scene / gezien vanuit het raam. Zei dat het precies zo was als in / Turks Fruit beschreven. Hij zei, dat ik / alleen niet wist van die pelikanen, anders had ik dat ook / beslist gebruikt. Die beesten wilden namelijk niet / uit het hok komen als het opengetrokken werd. Een / paar uur voordat de koningin kwam moest er een / man bij ze in het hok gaan zitten om ze / eruit te duwen. Toen de koningin de plechtige / handeling vervulde zag je dat die pelikanen / wild, met nog een hand tegen hun / onwillige kakkert aan, eruit geduwd / werden. / Toen ik terugkwam [uit Indonesië] kreeg de banaan / op mijn atelier vruchten. / Ik zat ook onder het stuifmeel
| |
| |
130 Zweedse vertaling (1973) van Turks fruit door Marguérite Törnqvist.
Omslag Christer Jonson
131 Pocketuitgave (1975) van de Engelse vertaling (1974) van Turks fruit door Greta Kilburn.
132 Pocketuitgave (1992) van de Duitse vertaling (1975) van Turks fruit door Siegfried Mrotzek. Omslag Design Team München
133 Portugese vertaling (1976) van Turks fruit door Ju Craveiro.
Omslag Casa Portuguesa
134 Brief van de Bibliotheek van de Universiteit van Boston aan Jan Wolkers, 21 mei 1969. Het hoofd van de afdeling Bijzondere Collecties doet Wolkers voor de tweede maal een verzoek of hij geen materiaal wil afstaan aan de bibliotheek, omdat Wolkers zeer bewonderd wordt en men het idee heeft dat toekomstige wetenschappers zeker onderzoek naar zijn leven en werk zullen doen. Wolkers stuurde geen origineel, maar een beperkte hoeveelheid secundair materiaal.
| |
| |
135 In de zomer van 1970 maakte Wolkers een groepsreis door Indonesië. Uit het gastenboek van Hotel Siantar te Pemalang Siantar op Sumatra schreef hij een opmerking van een hotelgast over.
transcriptie: Dit land terug te zien / na 30 jaren was een zeer / heuglijk gebeurtenis. Een hotel / te vinden dat na 30 jaren nog / altijd even perfect is en waar / de service zo aangenaam en / goed is, is een heuglijke ge- / beurtenis. Wij hopen dan / ook nog vaak terug te / kunnen komen.
| |
| |
136 Jan Wolkers met Frits Lambrechts demonstrerend voor het Amerikaanse consulaat op het Museumplein te Amsterdam, 12 februari 1971.
Foto Anefo/ Spaarnestad Fotoarchief
138 In de week van 17 tot 24 juli 1971 verbleef Wolkers in zijn eentje op uitnodiging van de Vara-radio alleen op Rottumerplaat, dat voor korte tijd onbewoond was omdat de werknemers van Rijkswaterstaat met vakantie waren. Een week ervoor bivakkeerde Godfried Bomans (1913-1971; hij overleed op 22 december) op de plaat. Op deze foto poseren de beide heren ten behoeve van de publiciteit op het parkeerterrein van het Apollohotel in Amsterdam, voor de tent waarin ze om beurten zullen wonen. Voor de gelegenheid - persconferentie en diner - heeft Wolkers zich uitgedost in een ceremonieel Afrikaans kostuum en zich voorzien van een grote speer.
Foto Anefo/Spaarnestad Fotoarchief
139 Op 21 juli vindt Wolkers op Rottumerplaat een verzwakte jonge zeehond. Over de radio vraagt hij adviezen hoe hij het beestje het beste kan verzorgen. Vóór het gesprek noteert hij op het deksel van een sigarendoosje wat vragen en opmerkingen.
transcriptie: Ik heb hier wel gepasteu- / riseerde melk / kan hij droog blijven / moet hij een bak zeewater / of zoet water / Hij bijt erg naar me. / Is dat normaal / misschien in het begin
| |
| |
137 Voor het vakantiehuisje ‘De Krukel’ op Texel, voorjaar 1971. Wolkers huurde altijd van mevrouw Cornelia Boon-Verberg, die ook aan de Van het Reves en de Romeins verhuurde. ‘Twee maal per jaar vertrekt schrijver/ beeldhouwer Jan Wolkers (45) met echtgenote Karina (25), poes Voske (14) en een aantal persoonlijke attributen naar Texel. Hij geniet er van de schoonheid van De Slufter en de frisse lucht, redt verwentelde schapen van een wisse dood en noteert de data waarop hij de eerste lepelaars en zwaluwen waarneemt’ (hp, 19 mei 1971).
Foto Steye Raviez
| |
| |
140 Wolkers kijkt somber toe hoe twee piloten van de luchtmacht ‘zijn’ zeehondje in een kist stoppen om hem naar het Texels Museum te vervoeren, Rottumerplaat, 22 juli 1971.
‘Ze kwamen geen melk brengen maar het zeehondje zelf halen. [...] Maar hoe treurig en triest voelde ik me toen ik daar voor het laatst met mijn kortharige lieveling in mijn armen stond, tussen Keizer en De Groot in, terwijl Van Luyk foto's nam, die wel door de legervoorlichtingsdienst verspreid zullen worden, want ze kunnen er beter trots op zijn dat ze zeehondjes redden dan dat ze de boel ontbladeren.’
(Groeten van Rottumerplaat, p. 96)
Foto Van Luyk
141 De dagboekaantekeningen van Wolkers over zijn verblijf op het zandrif voor de kust van Groningen (6 km lang en 500 m breed) resulteren in de publikatie Groeten van Rottumerplaat (1971).
Omslagontwerp Jan Vermeulen
143 Jan Wolkers collecteert voor de oorlogsslachtoffers in Vietnam, Amsterdam, 8 februari 1972.
Foto Anefo/Spaarnestad fotoarchief
144 Op 7 juni 1972 werden de hoofdrolspelers uit de verfilming van Turks fruit, Monique van de Ven en Rutger Hauer, door Jan Wolkers aan de pers voorgesteld.
Foto anp
| |
| |
142 In 1971 verscheen ook Wolkers' autobiografie in foto's Werkkleding. In een dummy van een roman van Marnix Gijsen maakte hij schetsen voor de indeling van het boek.
| |
| |
145 Jan en Karina Wolkers (op de rug gezien) in gesprek met Marcus Bakker, de toenmalige fractievoorzitter van de cpn in de Tweede Kamer, tijdens de jaarlijkse herdenking van de februaristaking in Amsterdam, 25 februari 1973. De vader van Karina was in 1941 een van de deelnemers aan die staking.
Foto anp
146 Jan Wolkers met prof.dr. Jan Pluvier (1927; gespecialiseerd in de geschiedenis van Zuidoost Azië) tijdens een demonstratie tegen het generaalsbewind van Suharto in Indonesië, eind 1973.
Foto Anefo/Spaarnestad fotoarchief
149 Jan Wolkers tijdens een signeersessie met De walgvogel in boekhandel Athenaeum te Amsterdam, 1974.
Foto Anefo/Spaarnestad fotoarchief
150 Jan en Karina Wolkers in hun volkstuin, ± 1975.
Van eind 1972 tot begin 1981 hadden Jan en Karina Wolkers een volkstuin in het complex ‘Amstel Glorie’ bij de Utrechtse brug in Amsterdam. De eerste jaren heette hun tuinhuisje ‘Het Smolny’, een verwijzing naar een voormalige meisjeskostschool in St. Petersburg, vanwaaruit in 1917 de aanzet tot de revolutie in Rusland werd gegeven. Later is de naam veranderd in ‘Manderley’, naar het huis uit Rebecca (1938) van Daphne du Maurier.
Foto Steye Raviez
| |
| |
148 Typoscript met aantekeningen van een aaneenschakeling van gedachtenflarden voor De walgvogel. De doorgestreepte hoofdstuktitel ‘Brandende liefde’ zou Wolkers later gebruiken als titel voor een roman.
147 Aantekeningen voor De walgvogel (1974). De stof voor de roman ontleende Wolkers voor een groot deel aan de Indische soldatenverhalen van zijn broer Han en zijn vriend Wim de Kler.
| |
| |
151 Zweedse vertaling (1981) van De walgvogel door Torbjörn Wessner.
Omslag Christer Jonson
152 Na een inbraak in hun tuinhuisje plaatste Jan Wolkers dit briefje voor het raam, met de bedoeling toekomstige inbrekers te weerhouden.
transcriptie: Beste Koos, / Ben met Leo even / Kees halen. We zijn zo / terug. Je kan door het / gebroken raam de deur openen. / Neem maar vast een pilsje, / Willem
154 Jan Wolkers te gast in het kro tv-programma ‘De keuken van Berend Boudewijn’, 26 april 1976. ‘Kostelijk was een terzijde die tijdens het bereiden van een salade niçoise uit de ingrediënten voortvloeide, zoals het ei waarvan Jan een horror oog van Peter Lorre maakte en uiteraard de appetijtelijke vorm van de salade: “Niet mee bemoeien Berend, laat nou maar aan een beeldhouwer over waar de tepel moet komen.” Aan het slot (tot Berend): “Jij gaat toch niet zoenen hè, je hebt van die programma's daar gaan ze dan met veel zoenen een einde aan maken. Dat ga jij toch niet doen, hè?”’ (Het Parool, 27 april 1976).
Foto Kippa
155 Op 23 januari 1977 werd op de Oosterbegraafplaats te Amsterdam Wolkers' Auschwitz-monument onthuld. ‘Een gedenkteken maken op de plaats waar de urn met as van slachtoffers uit het concentratiekamp Auschwitz in de nederlandse aarde rust, lijkt een onmogelijke taak. [...] Je kijkt naar de hemel en je begrijpt niet dat dat blauwe uitspansel boven die ontzetting heeft gestaan, even onaangedaan en vredig als boven een wei met bloemen. En in een visioen van rechtvaardigheid zie je de blauwe lucht boven je vol barsten trekken, alsof de verschrikking die daar op aarde heeft plaatsgevonden voorgoed de eeuwigheid geschonden heeft. Zo ben ik op het idee gekomen om gebroken spiegels op dat kleine stuk aarde waar die urn met as rust neer te leggen. Voorgoed kan op die plaats de hemel niet meer ongeschonden weerspiegeld worden.’
(Jan Wolkers schilder beeldhouwer, p. 165)
Foto Anefo/Spaarnestad Fotoarchief
| |
| |
153 Jan Wolkers in de laan van sfinxen met ramskop die de tempels van Karnak met die van Luxor verbindt, Egypte, 1975.
Foto Karina Wolkers
| |
| |
156 Mary Servaes, ‘de zangeres zonder naam’, op bezoek bij Jan Wolkers in zijn atelier, 19 mei 1977. ‘Hij woont schitterend mooi. Enorm proper, daar heb ik hem voor gecomplimenteerd. Ontzettend gezellig ook. Ik kreeg een prachtige bloem van hem, die hij zelf in zijn tuintje had gekweekt. [...] De walgvogel heb ik wel gelezen. Terug naar Oegstgeest heb ik gisteren van hem gekregen. “Voor Mary Servaes-Bey, in diepe bewondering en vriendschap. Van Jan Wolkers” heeft hij er in geschreven. Ik heb hem een paar lp's van me gegeven’ (De Gelderlander, 20 mei 1977).
Foto Spaarnestad Fotoarchief
157 Eerste druk van De kus (1977). De fotomontage met Wolkers' foto's uit Indonesië is gemaakt door Eric Wolkers. De portretfoto van Wolkers is van Steye Raviez. Omslag Jan Vermeulen
158 Lijstje van personages, groepsreizigers door Indonesië, uit de roman De kus (1977).
159 Zweedse vertaling (1978) van De kus door Sonja Berg Pleijel.
Omslag Christer Jonson, met een foto door Steye Raviez.
| |
| |
160 Jan en Karina Wolkers poseren voor hun Jaguar op de cover van hp (3 december 1977). Jan Brokken interviewde Wolkers naar aanleiding van de commotie rond De kus over het Nederlandse literatuurbedrijf: de uitgevers, de critici en de collega's. ‘Ik heb me altijd bewust buiten de literatuur gehouden. In de eerste plaats omdat ik een beroep heb, ik ben schilder-beeldhouwer. Ik heb weinig tijd om in cafés rond te hangen. In de tweede plaats omdat ik niet in schrijvers geïnteresseerd ben, een of twee uitzonderingen daargelaten.’ De foto op het omslag is van Steye Raviez.
| |
| |
161 Jan Wolkers met een door hem ontworpen affiche tijdens een demonstratie van Amnesty International tegen apartheid, Den Haag, 1978.
Foto Jan Stegeman
162 De hoofdrolspelers van de verfilming van Kort Amerikaans en de auteur presenteren zich aan de Nederlandse pers, Amsterdam, 7 maart 1979. De film ging op 10 oktober van dat jaar in première. Van links naar rechts Tingue Dongelmans (‘Lilly’), Derek de Lint (‘Erik’), Christel Braak (‘Elly’) en Jan Wolkers.
Foto anp
164 Kaartje van Jan Wolkers aan Gerrit Borgers, z.d.[1978].
transcriptie: Beste Gerrit, / De kus is hier net / in Zweden verschenen / en krijgt overal erg / goeie kritieken, de / Zweden zijn gek op/ mijn werk, en zoals / je aan de andere / kant ziet heb ik / al een plaatsje in het / zweeds letterkundig / museum gekregen, met / mijn geesteskinderen / op en aan de hand. / Met vriendelijke groet Karina en Jan / Wolkers
| |
| |
163 In 1978 deden Willem Jan Otten en Marijke Hilhorst een onderzoek naar de literatuurlijst op middelbare scholen. Jan Wolkers kwam als meest favoriete auteur uit de bus. Resultaten van het onderzoek verschenen in het boekennummer van Vrij Nederland, 15 juli 1978.
Omslagtekening Joost Swarte.
| |
| |
165 Toen een deel van de film Kort Amerikaans (regie Guido Pieters) in maart 1979 in de Boerhaavelaan te Leiden werd opgenomen, protesteerden sommige bewoners fel, daartoe uitgedaagd door het onhoffelijke gedrag van de producenten van de film.
Foto anp/ Spaarnestad Fotoarchief
166 ‘Housesteads in Northumberland. Hij pakte de Short Guide to the Roman Wall en bekeek het omslag. Er stond een romeins veldheer op in volle wapenrusting met een roze verenkrans op zijn helm alsof hij bij de uitstorting van de heilige geest geweest was. Zijn adjudant die naast hem stond met een standaard met een klapwiekende adelaar in glanzend goud erop, wees naar iets in het dal opzij. Maar hij bleef, met zijn hand op het gevest van zijn zwaard, onbewogen met zienersblik in de verte staren.’ (De doodshoofdvlinder, p. 15-16)
167 ‘Hij voelde de neiging in zich opkomen om zijn gezicht in haar verwilderde haren te drukken en dof alles te vergeten, maar hij bleef star naar een aangebroken lichtgroen pakje filtersigaretten staren dat tussen de glinsterende brokjes glas op de zitting naast haar lag en waarop, onder het hoofd van een jonge vrouw met een geoorde bivakmuts van tijgerbont, tigra stond.’
(De doodshoofdvlinder, p.29)
168 Zweedse vertaling (1982) van De doodshoofdvlinder door Torbjörn Wessner. Omslag Christer Jonson
| |
| |
169 Vermomd als Sinterklaas brengt Geert Lubberhuizen (1916-1984), directeur van De Bezige Bij, een bezoek aan de signeersessie van zijn auteur Jan Wolkers, ter gelegenheid van de recente verschijning van De doodshoofdvlinder. Boekhandel Athenaeum te Amsterdam, december 1979.
Foto Jan van der Weerd
170 Uitgever Geert Lubberhuizen van De Bezige Bij en Jan Wolkers bij de presentatie van De perzik van onsterfelijkheid, Amsterdam 1980.
Foto Jan van der Weerd
| |
| |
171 Zweedse vertaling (1983) van De perzik van onsterfelijkheid door Torbjörn Wessner. Omslag Chris ter Jonson
172 Brief van Kees Wolkers aan zijn broers en zussen, naar aanleiding van het overlijden van Wolkers' moeder op 12 mei 1979.
‘Een tas is een kut. Men zegt dat je bij een dame nooit in haar tas behoort te kijken. [...] Een dag na de dood van mijn moeder belde een van mijn broers vanuit het sterfhuis geschokt en verontwaardigd op. Hij wilde geen namen noemen maar een van onze zusters had vlak na de dood van moeder in de slaapkamer in haar tas gekeken. Iedereen was er woest over. Toen ik zei dat ze er natuurlijk gewoon ingekeken had om te kijken of moeder daar soms een laatste wil in had zitten, antwoordde hij vinnig, “Ik spreek hier geenszins de verdenking uit dat ze er iets uit gegapt heeft. Dat zij verre van ons. Maar het had beslist niet mogen gebeuren dat iemand in zijn eentje in moeders tas gaat zitten woelen.”’
(De junival, p. 47)
| |
| |
173 Op 15 januari 1981 traden Jan en Karina Wolkers in het huwelijk. Na de plechtigheid poseerde het echtpaar met zijn gasten op de trap van het gemeentehuis te Amsterdam. Van links naar rechts Anneke Wybenga, Joost de Wit (directeur van de Stichting voor Vertalingen), Corrie Lubberhuizen, Geert Lubberhuizen, Theun de Winter, Remco Campert, Liesbeth Houtman, Ernst Nagel, Jan Wolkers, Jeroen Wolkers, Karina Wolkers en Rosita Steenbeek.
Foto Steye Raviez
174 Huwelijksdiner in restaurant Mirafiori te Amsterdam. Het echtpaar Wolkers geflankeerd door Remco Campert en diens vriendin Deborah Wolf.
Foto Steye Raviez
| |
| |
175 Jan en Karina Wolkers voor hun nieuwe huis op Texel, maart 1981. ‘Toen onze ouders hier kwamen wonen, wij waren er toen nog niet, dat wil zeggen, wij zwabberden een beetje rond in de buik van onze mama, wilden ze het huis eerst De Sneeuwuil noemen. [...] Het is Pomona geworden. Dat was de godin van de boomvruchten bij de Romeinen. Je ziet haar vaak afgebeeld, natuurlijk spartelnaakt, met een appel in haar hand. Toen onze ouders hier voor het eerst kwamen, lag de grond bezaaid met eikels, beukenoten, hazelnoten en appels.’ (Bob en Tom in Wat wij zien en horen, p. 13)
Foto Ronald Sweering
177 Kaartje van Remco Campert (1928) aan Jan en Karina Wolkers, 9 februari 1981.
transcriptie: Hallo lief echtpaar, / Wat kan Jan mooi poëzie / voordragen! Ik was heel / blij verrast. Toen ik het programma / zag zat ik op de vloer bij vage vrienden / die een kraakpand bewonen, mijn rug / geleund tegen de benen van een een dag / tevoren ontmoet meisje. Toen Jan m'n / naam uitsprak schokten haar benen. / Mooier kon het dus niet. / Veel liefs, tot gauw, hoop ik, Remco
| |
| |
176 Jan Wolkers in de zit/werkkamer van ‘Pomona’, maart 1981. Op de achtergrond schilden van de Asmatcultuur uit Nieuw-Guinea en een reliëf van Wolkers zelf. Op de tafel een elpee met ‘Rare recordings 1948-1962’ van Marilyn Monroe. ‘Natuurlijk heb ik gehuild toen het bericht van Marilyn Monroe's dood over de radio kwam. Ik bleef als aan de grond genageld staan en terwijl mijn rug ijskoud werd alsof ik door hagel gegeseld werd stroomden de tranen langs mijn gezicht. Achteraf bezien behoorlijk theatraal. Maar schrijft Raymond Chandler niet, His misery had a theatrical flavour, as real misery so often has.’
(‘A princeable girl’ in Tarzan in Arles, p. 55; eerder verschenen in Vrij Nederland, 1 augustus 1987)
Foto Ronald Sweering
| |
| |
178 Fragment in handschrift, dat in iets gewijzigde vorm op p. 144 van Brandende liefde (1981) staat.
transcriptie: ‘Ik moet je gaan beplenzen,’ riep ik, schudde / nog voor het laatst aan hem en liep toen naar het/ gebarsten fonteintje. / 186 Toen hij de kraan hoorde lopen rees hij / op uit bed alsof hij ijlde en riep, ‘Gun mij / nog een uur rust.’ Toen viel hij terug in / het kussen en sliep weer als een zwaar dier. / Ik besloot om de bloemen er alleen in / te gaan zetten. Ik liep naar het atelier terug en / haalde de bloemen weg. / Over lijst
179 Johannes Witteman (1935-1982) overhandigt Wolkers in ‘Pomona’ vers van de pers zijn nieuwe roman Brandende liefde, Texel 1981. Witteman was van 1980 tot 1982 directeur van De Bezige Bij.
Foto Ernst Nagel
| |
| |
180 Dagboekfragment, 3 juni 1981, Woensdag.
transcriptie: Iedere avond zijn we om 3 uur en 6 uur present / om de jongens eten te geven. Ze beginnen nu / echt een beetje te wennen, worden rustiger / en drinken regelmatig zonder aanzienlijke / resten over te laten. Er is een enorm verschil / tussen de twee knullen. Bob is ernstig en / rustig, maar met een verborgen drift die / ineens naar buiten kan barsten in luidruchtig / geschreeuw, vuurrood van woede. Tom is / vrolijk, lacht als je hem over zijn kleine / body wrijft en is gedrongener van postuur / met een ronder kopje. Erg goed dat ze zo / verschillend zijn van uiterlijk en temperament. / Wandel een hele poos met iemand van staats- / bosbeheer door de tuin. Laat hem de ginkgo's / zien, waar hij nog nooit van gehoord heeft. / De grote dennen hier aan de Rozendijk / is de corsicaanse. Het geluid dat wij / van het voorjaar hoorden, het knappen / is het openknappen van de dennekegels / en het wegschieten van de zaden. / Het geluid dat je steeds hoort als er een / sliert schooljongens en meisjes op de fiets / langskomen noemt Karina een zwem- / badgeluid. Het bos werkt als een kathe- / draal. Dezelfde akoustiek. / Met de post krijg ik een brief van / Bertil Käll, m'n zweedse uitgever, met / een goeie kritiek al op De Walgvogel / - die in zweden pas eind augustus verschijnt - / in het blad van de bibliotheken. / Onder de bomen, op het voorpleintje, de / mooie lichtgele poppenschuimpjes van / de gele monnikskap. / Er worden soms, lijkt het wel, mandjes / met denneappels tegelijk naar beneden / gegooid, hol klinkend op het bruggetje.
| |
| |
181 Na afloop van een signeersessie in boekhandel Athenaeum in Amsterdam, 1981. Steye Raviez (1942), Rosita Steenbeek (1959) en Jan Wolkers.
182 Jan, Tom, Karina en Bob Wolkers, zomer 1982. ‘Vanaf het eerste uur hadden ze verschillende stemmen. We vergissen ons nooit. De één klinkt lieflijker dan de ander. Bob kan een keel opzetten waar de kool- en de pimpelmezen hun oortjes bij dichtstoppen. Hij kan intens driftig worden, terwijl Tom veel gemoedelijker is, en nog weleens tot lachen te brengen, zelfs als hij honger heeft’ (Libelle, 30 oktober 1981).
Foto Steye Raviez
183 Bijdrage ‘Broodbeleg’ aan de kinderpagina ‘De blauw geruite kiel’, Vrij Nederland, 13 maart 1982.
185 Omslag van De junival (1982) door Jan Vermeulen en Marlous Bervoets.
| |
| |
184 Voorpublikatie van De junival in Vrij Nederland, 6 november 1982.
Op de bovenste foto Wolkers met poes Voske, die eenentwintig jaar is geworden. ‘Waar ze zich ook in huis bevond en hoe diep ze ook sliep, wanneer ik een plaat opzette met Lester Young en Billie Holiday of de orgelconcerten van Händel draaide kwam ze meteen gretig te voorschijn en moest op mijn schoot gaan zitten. Vaak walste ik dan eerst zo'n beetje plagerig romantisch met haar in mijn armen de kamer door op het ritme van Romance in the Dark, When a woman loves a Man of You go to my Head. Maar het liefst zat ze rustig te luisteren en te spinnen, ronkend, met genotzuchtig dichtgeknepen ogen.’
(De junival, p. 23)
Op de onderste foto Wolkers' moeder, ± 1920.
| |
| |
186 Steunbetuiging van Willem Breuker aan de familie Wolkers, vlak nadat Jan de Constantijn Huijgens-prijs geweigerd had, september 1982.
transcriptie: A'dam 29-9-'82 / Lieve Jan & Karina / Heel goed zeg, laat ze maar / een hoge rug krijgen, die / eikels./ Maar het was nog niet / gebeurd of ik werd/ met een ‘Gouden Kalf’/ opgescheept. / Veel liefs Willem / Breuker
188 Jan Wolkers signeert zijn nieuwe roman Gifsla (1983) in boekhandel Athenaeum te Amsterdam.
Foto Jan van der Weerd
189 Zweedse vertaling (1987) van Gifsla door Torbjörn Wessner. Omslag Christer Jonson
190 Reactie van Jan Wolkers (handschrift) op een concept-tekst van De Bezige Bij voor een advertentie van Brandende liefde, 1983.
192 In 1984 verscheen de - voorlopig - laatste roman De onverbiddelijke tijd. Jan Wolkers signeert het boek voor zijn oudste zoon Eric Wolkers.
Foto Ewoud de Kat
| |
| |
187 Jan Wolkers, ± 1984, ‘Hij poseert, maar laat zich geen grijns opleggen: “Je moet nooit proberen een gereformeerde jongen te laten lachen.”’
Foto Steye Raviez
191 Bob, Jan en Tom Wolkers in Artis, Amsterdam, 15 september 1983. ‘Als je in Artis langs de leeuwen gaat en langs de kooien met tijgers, panters en jaguars en je slaat rechtsaf, dan kom je aan een stel sombere en vochtige kooien met nep-ruïnes van baksteen tegen de achterwand. (Let maar niet op de aan stukken gescheurde kuikentjes op de voederplaatsen want dan begin je bijna te huilen. Vooral als zo'n donzig hompje een oogje heeft dat half openstaat.)’
(Bob en Tom in Wat wij zien en horen, p. 12)
193 Kalligrammen van Jan Wolkers voor de tweeling Bob en Tom, ± 1984, onder andere op de thema's Voske, Citroën, springen, Venus, de bal is rond en Sint en Piet.
| |
| |
194 Wolkers leest uit Terug naar Oegstgeest voor de Rotary op Texel in hotel De Lindeboom, Den Burg, februari 1985.
Foto Harry de Graaf/Archief Texelse Courant
196 Wolkers in zijn werkkamer, september 1985. ‘Voor het raam is het bureau geplaatst, daarachter een scheefpotige stoel van Friso Kramer. “Hij heeft de mooiste stoelen ter wereld ontworpen,” vindt Wolkers. [...] “Er is één ding wat ik nooit zou doen: tegen een blinde muur gaan zitten. Ik wil altijd naar buiten kunnen kijken. Toen ik in Leiden en Amsterdam woonde zag ik geen bomen, maar tenminste wel de lucht en wilde zwanen die voorbij vlogen. In Amsterdam had ik bovendien een volkstuintje waar ik tussen de wijnstokken in de groene schemering zat te werken, net als hier.”’ (NRC Handelsblad, 13 september 1985)
Foto Carien Folmer
197 22 sprookjes, verhalen en fabels (1985).
Omslag Marlous Vermeulen-Bervoets
198 ‘Terwijl de garnaal zich moeizaam van haar glazige kurasje ontdeed, keek ze ineens naar het wolfje op dat besmuikt stond toe te kijken en vroeg wantrouwend, “Wat heb je daar achter je rug? Toch geen potje mayonaise?” Het wolfje lachte geheimzinnig, bracht het potje met een elegante zwaai te voorschijn en draaide het schroefdekseltje eraf. Toen hield hij het verlokkend onder de neus van de garnaal en zei, “Nou, hoe ruikt dit. Geurtje, hè! Het is pure garnalenzalf, meiske.”’
(Illustratie van Jan Wolkers bij ‘Het wolfje en de garnaal’ in: 22 sprookjes, verhalen en fabels, p. 10)
| |
| |
195 Jan Wolkers laat zijn kleindochter Eva (dochter van Eric) in het water zakken, Texel, zomer 1985. Op de steiger van links naar rechts Karina, Quérine (halfzusje van Eva), Tom en Bob op de voorgrond, daarachter Marijke Schaap, Janna Schaap-Wolkers (van 1949 tot 1956 getrouwd met grafisch ontwerper Jan Vermeulen) en Jolande Koek, de moeder van Quérine.
| |
| |
199 ‘Een poosje bleef ze zo op adem zitten komen, daarna liet ze met bevend hart het stevige lichaamsdeel voorzichtig los terwijl ze angstvallig toekeek. Toen ze opgelucht zag dat haar kikker in het vervolg uitgerust zou zijn met een mannelijk lid, zei ze heerszuchtig, “Het geluk is ons beschoren, vannacht vieren we onze bruidsnacht.”’
(Illustratie van Jan Wolkers bij ‘De kikkerkoningin’ in: 22 sprookjes, verhalen en fabels, p. 78)
201 Jan Wolkers schilder beeldhouwer (1986), uitgegeven ter gelegenheid van de overzichtstentoonstelling in de Lakenhal te Leiden. Omslag Marlous Bervoets en Julius Vermeulen
203 Elco Brinkman, destijds minister van wvc, in gesprek met Jan Wolkers na afloop van de Multatuliherdenking ter gelegenheid van diens honderdste sterfdag in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, 14 februari 1987. Op de achtergrond Ed van Thijn, toen burgemeester van Amsterdam, en Jan Riezenkamp, directeur-generaal Cultuur van wvc.
Foto rvd
| |
| |
200 Jan Wolkers brengt Bob en Tom de beginselen van het tien-vinger typesysteem bij, ± 1985.
Foto Steye Raviez
202 Tijdens de opening van de overzichtstentoonstelling van zijn beeldende werk in het Stedelijk Museum De Lakenhal te Leiden, 9 december 1986, overhandigt Wolkers twee door hem tijdens de Tweede Wereldoorlog gestolen kannetjes - een Jacobakannetje en een 16e eeuws grijs kannetje - aan directeur M.L. Wurfbain.
‘Die dingen pikte ik voor een vriendinnetje van me. Ze kwam bij me thuis, totdat mijn vader een keer ontdekte, dat ze 's nachts bij me op het atelier zat. Ja, daar zat ze dan. Mollig en naakt. En met twee benen in de hemel, in plaats van in de hel, wat mijn vader dacht. De kannetjes gaan nu terug. Het is een gebaar van goede wil’ (Amersfoortse Courant, 6 december 1986).
Foto anp
| |
| |
205 Tekening van Jan Wolkers bij ‘De bretels van Jupiter’, over The Gold-Bug van Edgar Allen Poe (1809-1849) gepubliceerd in NRC Handelsblad, 24 december 1987. Toen Jan Wolkers in 1944 voor het eerst The Gold-Bug las, ontdekte hij een meetkundige fout in het verhaal. Het hield hem zo bezig dat hij na meer dan veertig jaar naar de Verenigde Staten reisde om de zaak ter plekke te onderzoeken. Het verslag hiervan verscheen behalve in nrc ook als afzonderlijke publikatie in 1988.
206 Tom, Jan, Karina en Bob Wolkers op het balkon van hun hotelkamer in Göteborg, Zweden, augustus 1988. Wolkers verbleef aldaar ter gelegenheid van de Zweedse Book & Library Fair te Göteborg en gaf enkele interviews aan de Zweedse pers.
Foto Roger Granat
207 Een paradijsvogel boven het aardappelloof (1987) bevat de gelijknamige lezing van Wolkers bij de Multatuliherdenking te Amsterdam. Ook opgenomen is ‘De beet van de tarantula’, een lofrede op Multatuli die eerder in Vrij Nederland (7 maart 1987) werd gepubliceerd. Beide essays zijn opgenomen in de bundel Tarzan in Arles (1991).
Omslag Robert Nix
208 Op de vleugelen der profeten (1990) werd geschreven ter gelegenheid van de Zweedse Book & Library Fair en werd door Wolkers voorgelezen op een bijeenkomst op 18 augustus 1988 te Göteborg in de Engelse vertaling van Adrienne Dixon.
Op het omslag een houtgravure van Gustave Doré (1832-1883) uit een reeks illustraties bij de bijbel.
| |
| |
204 Karina Wolkers-Gnirrep, ± 1987.
Foto Steye Raviez
| |
| |
209 Jan Wolkers met Bob en Tom tijdens het Ouwe Sunderklaasfeest op Texel, 12 december 1988. Bij dit volksfeest worden gebeurtenissen uit het afgelopen jaar op de hak genomen. Aangezien Wolkers enkele dagen ervoor de P.C. Hooft-prijs had geweigerd, liep de tweeling met een masker met bijl in hun voorhoofd. Op hun shirtjes de tekst ‘P.C. Hooftprijs? P.C. Hoofdpijn’.
Foto Archief Texelse Courant
210 Ook andere Texelaars kwamen op het idee om de jury van de P.C. Hooft-prijs te bespotten.
211 Voor de Nederlandse filmdagen van 1989 maakte Jan Wolkers dit affiche, waarvoor hij gebruik maakte van de ogen van Karina.
212 Kaart van Willem Breuker en Olga Zuiderhoek aan de familie Wolkers. Op de voorkant een Balinese processie.
transcriptie: 18-8-'89 / Lieve mensen / Gisteren was het Independance / day in Indonesie. Moest / veel aan jullie denken. / Na vele jaren weer eens / terug in de ‘Gordel’. / Valt niet mee, maar vertelt / heel veel over, hoe alles zo / langzaam naar de klote gaat. / Er komt weer iets anders voor / in de plaats. / liefs / Willem Breuker / Olga Zuiderhoek
| |
| |
213 In de zomer van 1990 bracht de Italiaanse schrijver Alberto Moravia (ps. van A. Pincherle, 1907-1990) een bezoek aan de familie Wolkers. Van links naar rechts Karina, Moravia, Rosita Steenbeek, Jan, Tom (met poes) en Bob Wolkers.
‘Van de zomer is hij een dag bij ons op Pomona geweest, met Rosita Steenbeek, dat is een hele goeie vriendin van Moravia en van ons. [...] Onze papa had een feestelijke tafel te zijner ere gemaakt met prachtige boeketten van wilde bloemen van ons terrein en schalen met asperges (het was aspergetijd en als je een beetje verstand van de natuur hebt dan weet je dat er dus veel gele lissen in die veldboeketten zaten), schalen met gerookte zalm, [...] nieuwe haring en dauwfris gepelde garnalen.’
(Bob en Tom in Wat wij zien en horen, p. 24)
Foto Joost de Kadt
| |
| |
214 Alberto Moravia aan tafel met Tom (zittend) en Bob Wolkers. ‘Maar weten jullie wat zo grappig was? Dat hij alle trucjes die wij van Stan Laurel hebben afgekeken ook kende. Fingerwiggle, oortje-knietje-neusje. En hij deed het net zo goed als Stan. Hij heeft wel een uur met ons aan tafel gezeten om ons allemaal trucjes te leren met messen en vorken en met elastiekjes en lucifers.’
(Bob en Tom in Wat wij zien en horen, p. 24-25)
Foto Joost de Kadt
216 Op 13 december 1990 werd het monument van Wolkers voor wijlen staatsman dr. J.M. den Uyl (1919-1987) onthuld bij de op dezelfde dag geopende Den Uyl-brug in Zaandam.
Van links naar rechts D. Bakkum (architect van de brug), Saskia Noorman-den Uyl, achter haar de burgemeester van Zaandam Hans Ouwerkerk, Jan Wolkers, Tom Wolkers, de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat Hanja Maij-Weggen, Bob Wolkers, wethouder Th. Germeraad en Karina Wolkers. ‘'s Avonds hebben we met alle mensen van de gemeente Zaanstad gegeten in een indisch restaurant. We hadden nog nooit zo'n lange tafel gezien. Er konden wel veertig mensen aanzitten. En wij kropen eronderdoor bij het verstoppertje spelen, want we mochten daar alles. En zo nu en dan hoorde je een kreet van een van de gasten als je tegen zijn benen aan stootte zodat er bijna een sate met het scherpe bamboepuntje zijn keel in schoot.’
(Bob en Tom in Wat wij zien en horen, p. 81)
Foto anp
| |
| |
215 Artikel van Jan Wolkers over Dylan Thomas, NRC Handelsblad, 17 augustus 1990. Het stuk verscheen onder de titel ‘Especially when the October wind’ in Tarzan in Arles (1991).
Op de foto Tom, Jan en Bob Wolkers bij het graf van Dylan Thomas (1914-1953) op het kerkhof van Laugharne (Wales), 11 oktober 1985.
Foto Karina Wolkers
‘Een simpel wit kruis met een strooisel van wit en groen marmer in het gras eromheen. Ik had nog een gedicht willen zeggen op zijn graf. Especially when the October wind/With frosty fingers punishes my hair. Maar het bleef bij een hortend binnensmonds gemompel. De ervaring leert je dat onder huisgenoten in-memoriamgebaren zo klein mogelijk moeten blijven.’
(‘Especially when the October wind’ in Tarzan in Arles, p. 189).
| |
| |
217 Twintig jaar na zijn eerste bezoek bracht Jan Wolkers op uitnodiging van de Vara-radio opnieuw een bezoek aan Rottumerplaat. Aan interviewer Twan Huijs toont Wolkers de pracht van een zilvermeeuw in jeugdkleed, 21 juli 1991.
Foto Martijn de Jonge
218 Wolkers schreef De drijfschaal van Van Gogh (Rotterdam 1990) ter gelegenheid van de Van Gogh-tentoonstellingen in Amsterdam en Otterlo. De tekst verscheen onder de titel ‘Een vierbaansweg van hier naar Arles’ in NRC Handelsblad (16 maart 1990) en werd als ‘Het schilderen is een ding waarvan men verslijt’ opgenomen in de bundel Tarzan in Arles (1991).
Omslag Vincent van Hezik
219 De essaybundel Tarzan in Arles (1991) bevat een twaalftal essays over gevarieerde onderwerpen, van Frans Hals tot Johnny Weissmuller. De bundel werd op 1 november bekroond met de Busken Huet-prijs. De jury prees vooral de ‘eigengereidheid en verfrissende stijl’ van Jan Wolkers. Wolkers was niet onder de indruk van het juryrapport. ‘Het klinkt wel aardig, maar als ik dat mag geloven kan ik zo langzamerhand wel met een krans van laurierblad gaan lopen. Hoewel, dat is met deze droogte ook geen pretje. Alle blaadjes zouden toch al dood zijn’ (Haagsche Courant, 12 september 1991).
Omslag Marlous Bervoets
| |
| |
220 Jan, Bob en Tom Wolkers signeren Wat wij zien en horen in boekhandel Athenaeum te Amsterdam, 24 november 1991. Links op de achtergrond zit Karina Wolkers. Het boekje bevat verhalen, verteld door ‘de jongens’ en opgeschreven door de vader, en tekeningen van de tweeling. De verhalen verschenen van 7 september 1990 t/m 28 juni 1991 wekelijks op de Kinderpagina van NRC Handelsblad.
Foto anp
| |
| |
221 Jan Wolkers en Marten Toonder (1912) schudden elkaar de hand tijdens een bijeenkomst ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Toonder in de Rode Hoed te Amsterdam, 14 april 1992. Wolkers hield er de lezing ‘Een meesterwerk kan altijd kwaad’. De tekst verscheen op 17 april 1992 in NRC Handelsblad en werd opgenomen in de essaybundel Rembrandt in Rommeldam (1994).
Foto Maurice Boyer
222 Op 24 juni 1992 werd in het World Trade Center te Amsterdam de Milieu en Toerismeprijs overhandigt aan B. van der Stoep (geheel rechts), directeur van Vadesto en R. Koelemeyer (tweede van rechts), directeur van de vervoermaatschappij dvm/nwh. Samen bedachten zij voor de Stichting ‘Overstap’ het 1000-fietsenplan voor de provincie Overijssel. Links de staatssecretaris van Economische Zaken, Yvonne van Rooy en Jan Wolkers.
Op de achtergrond de winnaars van de tweede en de derde prijs. De eerste prijs bestond uit een sculptuur van Jan Wolkers, waarvan op de foto het model.
223 Bob, Tom, Jan en Karina Wolkers peddelend door het water van de Bovenwiede in Noordwest-Overijssel, op zoek naar een geschikte lokatie voor het ‘milieu’-beeld, 15 juli 1992. Het beeld kreeg uiteindelijk op 8 september zijn bestemming op de uiterste noordoostpunt van de Belterwiede bij Wanneperveen/Giethoorn.
Foto anp
| |
| |
224 Jan Wolkers leest ‘Op de vleugelen der profeten’ voor uit Tarzan in Arles tijdens ‘De nacht van het woord’ in de Grote Kerk te Leeuwarden, 11 december 1992.
Foto Catrinus van der Veen
| |
| |
225 De onthulling van Wolkers' monument voor de Tachtigers in het Oosterpark te Amsterdam vond plaats op 18 december 1992. Het monument is geïnspireerd door de dichtregel ‘Hij was van vuur,/ een golf, een vlam,/ een stromend stuk natuur’ uit het gedicht ‘Herman Gorter’ van Hendrik Marsman. Bij de onthulling lazen Remco Campert, Gerrit Kouwenaar en Jan Wolkers gedichten van de Tachtigers voor.
Foto Maartje Geels
226 Wolkers presenteert zijn vrijheidsmonument voor Doesburg, 15 januari 1993.
Hij kreeg de opdracht om de beschadigde klok uit de Martinitoren van het stadje, die op 15 april 1945 werd opgeblazen door de Duitse bezetters, in een kunstwerk te verwerken. Bij de presentatie van zijn ontwerp verklaarde Wolkers dat die klok het grootste struikelblok had gevormd. ‘Wat je er ook bijzet, het wordt altijd een kerststukje’ (De Gelderlander, 16 januari 1993). Het uiteindelijke beeld bestaat uit twee metershoge zuilen met vleugels van glas. Voor de sokkel ligt de klok, verzonken in een sarcofaag onder een dikke glazen plaat. ‘Toen de klok zweeg, verschenen de vogels van de vrijheid’, koos Wolkers als motto voor zijn ontwerp.
Foto Henk Westerveld
228 Wolkers tijdens de opening van het Academisch Jaar van de Universiteit van Groningen in de Martinikerk, 2 september 1993.
Foto Hilbrand Dijkhuizen
| |
| |
227 Wolkers werkend aan het herstel van het Auschwitz-monument, 18 augustus 1993. Het monument werd op 31 januari van dat jaar, vlak voor de onthulling op zijn nieuwe standplaats, vernield. In 1992 was het monument van de Nieuwe Oosterbegraafplaats naar het Wertheimpark verhuisd.
Foto anp
| |
| |
229 Jan Wolkers toont het affiche dat hij heeft ontworpen voor het anc aan Zolile Magugu, vertegenwoordiger van het anc in Nederland, in het Stedelijk Museum te Amsterdam, 4 januari 1994. Het affiche werd gemaakt ten behoeve van de eerste multiraciale verkiezingen in Zuid-Afrika op 27 april van dat jaar. Wolkers maakte gebruik van een foto van de legendarische atleet Jesse Owens, in 1936 tijdens de Olympische Spelen in Berlijn gemaakt door Leni Riefenstahl.
Foto anp
230 Rembrandt in Rommeldam. Essays, interviews en meer (1994).
Omslag Marlous Bervoets
231 Brief van Marten Toonder aan Jan Wolkers, 26 oktober 1994.
Met het ‘Meesterwerk’ verwijst Toonder naar het essay ‘Een meesterwerk kan altijd kwaad’, eerder door Wolkers voorgelezen op de bijeenkomst ter gelegenheid van Toonders tachtigste verjaardag, 14 april 1992.
| |
| |
232 Jan Wolkers geflankeerd door de tweeling met de katten Vincent en Knorretje, 1994. Wolkers leunt op een spleettrom uit het Ramugebied (Nieuw-Guinea), die hij - ondanks de grootte - ooit in Amsterdam kocht. ‘uit angst dat hij ineens verkocht zou worden, nam ik hem toch maar. Ik dacht, al moet ik hem naast me in bed planten, als hij weg is blijft hij mijn hele leven door mijn geest spoken. Toen ik met het gevaarte, dat schuin omhoog buiten mijn jeep torende, stapvoets door de Leidsestraat reed liepen er ineens tussen de bleke winkelende Amsterdammers drie papoea's. Als ik beweer dat ze, toen ze mij zagen, als aan het trottoir genageld bleven staan, zegt dat niet zo veel. Ze stonden bladstil, bevroren, alsof de film stilgezet was. En hun opengesperde ogen staarden naar die ongelofelijke verschijning zoals een westerling zou staren, in starre verbazing, als hij in door blanken onbetreden gebied in het binnenste ingewand van Nieuw-Guinea, bij het binnengaan van een klam hutje van staken en palmbladeren, een papoea achter een tekstverwerker zou zien zitten.’
(‘Van Oegstgeest naar Orokolo’ in: Tarzan in Arles, p. 206-207)
Foto Pim Westerweel
| |
| |
233 Ter gelegenheid van de Boekenweek 1995, met als thema de vijftigste bevrijdingsdag, schreef Wolkers het essay Zwarte Bevrijding. Omslag Marlous Bervoets
234 Affiche voor de tentoonstelling ‘Winterbeelden’, van 12 november 1994 t/m 28 januari 1995 in Gemeentemuseum Het Rondeel te Rhenen. Op de foto zien we Wolkers tussen het model van zijn Den Uyl-monument en dat van het vrijheids-monument voor de stad Doesburg. Op de achtergrond enkele recente schilderijen.
Foto Alexander van Berge
Affiche-ontwerp Piet Zegveld
| |
| |
235 Jan Wolkers in zijn atelier op Texel, januari 1996.
Foto Jessica Swinkels
|
|