aan de Christelijke hbs te Leiden. Vanaf 1936 medewerker aan het Woordenboek der Nederlandse taal. Van 1946 tot 1948 leraar aan de Haagse School voor Taal- en Letterkunde. Hoogleraar aan de Universiteit van Indonesië te Djakarta van 1949 tot 1952; daarna hoogleraar Nedersaksische taal- en letterkunde te Groningen. Naast talrijke boeken en artikelen op dialectologisch en filologisch gebied, publiceerde hij een twintigtal dichtbundels, voor het merendeel onder het pseudoniem Muus Jacobse. Daaronder bevonden zich Programma (debuut, 1932), De doortocht (1936), Tussen de bedrijven (1938) en de met de Van der Hoogtprijs bekroonde bundel Vuur en wind (1945). Als dichter, essayist en criticus werkte hij onder meer mee aan Stemmen des Tijds, Opwaartsche Wegen, De Werkplaats en Ontmoeting. Redacteur van Opwaartsche Wegen van maart 1932 tot december 1934 en van maart tot augustus 1940; van De Werkplaats van januari 1936 tot december 1937. Heeroma stelde verscheidene bloemlezingen samen, waaronder Het derde Réveil (1934) en Reünie (1939). Als dichter werkte hij mee aan de nieuwe berijming van de Psalmen (1968) en aan het Liedboek voor de kerken (1973).
Roel Houwink (Breda 17 januari 1899-Zeist 3 juni 1987)
Studeerde rechten te Groningen en Utrecht en probeerde daarna als schrijver in zijn levensonderhoud te voorzien. Debuut met poëzie in met tijdschrift Stroomingen (1918). Daarna actief als dichter, prozaïst en criticus in diverse tijdschriften. Redacteur van De Vrije Bladen (1925) en Opwaartsche Wegen (maart 1931-augustus 1940). Schreef het eerste expressionistische proza in Nederland, gebundeld in Novellen (1920-'22) (1924). Publiceerde zijn eerste dichtbundels Madonna in tenebris (1925) en Hesperiden (1925) onder het pseudoniem H. van Elro. Daarna verscheen nog een groot aantal dichtbundels en prozawerken onder eigen naam. Werkte als literatuurcriticus voor onder meer het Utrechtsch Dagblad en de nrc. Tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van de Kultuurkamer en werkzaam voor De Schouw en de afdeling Boekwezen. Zijn belangstelling ging behalve naar literatuur uit naar theologie, filosofie en psychologie. Na de oorlog studie psychologie, waarna hij als psycholoog werkzaam was. Stelde een groot aantal bloemlezingen samen en vertaalde werken van onder meer Lao Tse, Kierkegaard, Thomas à Kempis, Goethe en Denis de Rougemont. Publiceerde herinneringen aan een aantal belangrijke literaire vrienden, waaronder Marsman, Slauerhoff en Achterberg.
Gerrit Kamphuis (Zwolle 8 mei 1906)
Na Christelijke hbs te Zwolle en staatsexamen studie Nederlandse taal- en letterkunde en geschiedenis aan de Vrije Universiteit en kunstgeschiedenis aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam. Daarna als leraar werkzaam te Amsterdam en Zwolle. Tijdens de mobilisatie 1939-1940 als reserve-officier in militaire dienst, evenals in de periode 1946-1950, waarin hij drie jaar op Zuid-Sumatra gestationeerd was. Van 1954 tot 1971 hoofd van de afdeling Kunstzaken der gemeente 's-Gravenhage. Mede-oprichter en secretaris van de Christelijke Auteurskring (1929-1941). Als dichter, criticus en essayist medewerker aan tal van periodieken binnen en buiten de protestantse zuil. Redacteur van Het Venster (1931-1934), Opwaartsche Wegen (november 1936-februari 1940), Ad Interim (1945-1947) en van de lustrumboeken van de Auteurskring Het heerlijk ambacht (1934) en Verzeild bestek (1939). Als dichter publiceerde Kamphuis de bundels Het duistere licht (1930), Het wondere verbond (1934), Aardsch seizoen (1937) en Carmina sparsa (1943). Medesamensteller van enkele bloem-lezingen, waaronder Spectrum (1936) en Nieuw geuzenliedboek (1941). Bezorger van een heruitgave (1953) van Schetsen en verhalen van Aarnout Drost en van het eerste en derde deel van het Verzameld werk (1954) van Martinus Nijhoff.
Harmen van der Leek (Amsterdam 27 februari 1895-Amsterdam 17 november 1941)
Na de lagere school werkzaam op het kantoor van zaadhandel Sluis en Groot te Enkhuizen. Studie mo-Duits, in 1922 voortgezet aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam. In dezelfde plaats vanaf 1916 diverse kantoorbaantjes, onder meer op de nachtredactie van het Algemeen Handelsblad. Vanaf 1925 leraar Duits te Hilversum, vanaf 1932 aan het Hervormd Lyceum te Amsterdam. Redacteur van Bloesem en Vrucht (1919-1920), Opgang (1920-1923) en Opwaartsche Wegen (maart 1923-februari 1940). Mede-oprichter van de Bond van Christelijk Letterkundige Kringen. Schreef essays en kritieken voor diverse protestantse bladen, waaronder naast de genoemde de Lectuurgids en Stemmen des Tijds. In de jaren dertig medewerker aan de Literatuurgeschiedenis van West-Europa, die echter pas in 1947 verscheen. In 1941 gefusilleerd door de bezetter wegens hulp aan neergeschoten Engelse vliegers. Zijn laatste brief werd postuum gepubliceerd.
Pieter Hendrik Muller (Rotterdam 16 april 1901-Eindhoven 7 september 1964)
Na een bibliotheekopleiding werkzaam als chef-inkoper bij De Bijenkorf en bibliograaf te Rotterdam. Samensteller van een Bibliografie betreffende den Bijbel [...] (1934). Vanaf 1936 leider van een meisjesinternaat te Eindhoven. Schreef biografisch, bibliografisch, essayistisch en kritisch werk voor diverse protestantse bladen, waaronder De Vriend des Huizes, Opgang en Opwaartsche Wegen. Redacteur van het laatste tijdschrift van oktober 1925 tot februari 1940. Publiceerde een inleidend essay Over literatuur (1930). Samensteller van diverse bloemlezingen, onder meer Uit het nieuwe christelijke proza (1934) en De dichter vertelt (1937). Schreef samen met Anne de Vries het kinderboek Het droevig avontuur van Formosa (1930). Stelde het tweedelige werk Kerkbouwers. Kerkgeschiedenis in biografieën (1949) samen. Schrijver van een aantal monografieën, onder meer over de Amerikaanse evangelist Dwight Lyman Moody (1949). Postuum verscheen van zijn hand Ambt en dienst. Een handreiking aan de hervormde ouderling (1965).
Cornelis Rijnsdorp (Rotterdam 19 september 1894-Rotterdam 12 februari 1982)
Na drie jaar openbare ulo werkzaam als kantoorbediende op een handelskantoor. Ontwikkelt zich verder door zelfstudie. Wil aanvankelijk musicus worden, maar wijdt zich vanaf 1916 aan de studie van talen en boekhouden. Publiceert in 1922 voor het eerst literair werk in De Spiegel, daarna ook in Stemmen des Tijds, Opgang en tal van andere bladen en periodieken. Schrijft novellen, gedichten, boekbesprekingen en essays. In 1930 verschijnt zijn eerste roman, Koningskinderen, gevolgd door Eldert Holier (1938) en Mijn Vader, mijn Vader... (1946). Van 1937 tot 1942 werkzaam als muziekrecensent voor De Standaard. Redacteur van Opwaartsche Wegen van maart 1939 tot augustus 1940. Mede-oprichter van Ontmoetingen redacteur van 1946 tot 1956. Op plaatselijk en landelijk niveau zeer actief in het christelijke letterkundige leven. Verzorgt regelmatig lezingen en radiovoordrachten. Werkt als criticus en essayist mee aan onder meer De Reformatie, De Standaard, De Rotterdammer, Op den Uitkijk en Trouw. Vanaf 1954 vaste medewerker voor De Rotterdammer en andere bladen van het Diemerconcern; zet dit werk na de fusie voort in Trouw. Het zwaartepunt in zijn werk verschuift in deze jaren van literatuur naar kerk en samenleving. Ontvangt in 1964 de tweejaarlijkse Prijs der literaire kritiek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde. In