Het Korenland, De Delver, Helikon, De Werkplaats en in jaarboeken als Erts en Balans. Van 1931 tot 1934 was hij mede-redacteur van het algemeen literair tijdschrift Het Venster. Als secretaris van de Christelijke Auteurskring had Kamphuis zitting in de redacties van de lustrumboeken Het heerlijk ambacht (1934) en Verzeild bestek (1939). Samen met Bert Bakker en Barend de Goede vormde hij de redactie van de poëziebloemlezing Spectrum (1936) en de essaybundel De weegschaal (1937). Behalve een bloemlezing uit de poëzie van de dichter van de Contra-Reformatie Joannes Stalpart van der Wiele, die hij tevens van een inleiding voorzag, gaf hij in hetzelfde jaar samen met Jan H. Eekhout de bloemlezing Rilke in Holland uit. Ook verscheen - na Het wondere verbond (1934) - zijn derde dichtbundel Aardsch seizoen, die voor Simon Vestdijk aanleiding was Kamphuis, samen met G. Achterberg, Jan H. Eekhout, Jan H. de Groot en Willem Hessels, te rekenen tot de begaafdste jong-protestantse dichters (NRC, avondblad van 3 juli 1937).
In de strijd die de jong-protestantse beweging voerde om de ‘buitenwacht’ enerzijds en de ‘huisgenoten des geloofs’ anderzijds opmerkzaam te maken op haar bestaan en te overtuigen van haar betekenis, werd overmatig gebruik gemaakt van het ‘wapen’ van de bloemlezing. Met Stille opvaart, Christelijke dichters van dezen tijd, Het derde Réveil, Spectrum, Werk, De kinkhoorn, Moderne Nederlandsche religieuze lyriek, Reünie van jong-protestantse dichters en Protestantse poëzie na '80 werden beide kampen bestookt. Al deze bloemlezingen bevatten poëzie van Gerrit Kamphuis, behalve Het derde Réveil van K. Heeroma.
Slechts tien dichters achtte Heeroma het predikaat ‘Kristelik dichterschap’ waardig. Opvallend is wel dat zeven van hen zich van de opvattingen die hij in zijn inleiding heeft ontvouwd, hebben gedistantieerd. De bloemlezing zelf had hij voortreffelijk samengesteld. Mij wilde hij, evenals Gerrit Achterberg, de verantwoordelijkheid van het christelijk dichterschap nog besparen. In
Het Korenland, het blad van het Nederlands Jongelingsverbond waarvan Jan H. de Groot secretaris was, heb ik in augustus 1934
Het derde Réveil besproken. Idee en term ‘derde Réveil’ vond en vind ik historisch onjuist en tamelijk dwaas, het Réveil en de Doleantie kennend, de laatste van huis uit. Er was in het begin van de jaren dertig immers geen sprake van een religieuze opwekking die op het maatschappelijke en culturele leven van grote invloed is geweest, zoals bij de vorige bewegingen het geval was, met andere woorden:
4
Karikaturaal zelfportret van G. Kamphuis, 1937.
5
G. Kamphuis in officiersuniform, 1939. Als reserve-officier werd hij in april 1939 opgeroepen en werd hij in Holterhoek geplaatst als commandant van een grenswacht. Door zijn mobilisatie zag hij zich genoodzaakt in december 1939 als redacteur terug te treden.
een ‘derde Réveil’ heeft helemaal niet bestaan, behalve in de fantasie van Heeroma.
Het derde Réveil leidde tot een conflict binnen de redactie van
Opwaartsche Wegen. Enkele redacteuren namen openlijk afstand van de opvattingen van hun mederedacteur, hetgeen de persoonlijke verhoudingen niet ten goede kwam en de interne tegenstellingen verscherpte. Het artikel ‘Heeroma en het derde Réveil’ van H. van der Leek in
Eltheto van oktober 1934, waarin hij de achtergronden naspeurt van Heeroma's idee van de dichter als een bijzondere gelovige, die door zijn inspiratie de mogelijkheid tot profetische waarheidsopenbaring heeft en door het christelijke dichterwoord een leider in de gemeente kan zijn, was voor Heeroma aanleiding in december 1934 uit de redactie van
Opwaartsche Wegen te treden.
De conclusie van Van der Leek, als zou Heeroma onbewust beïnvloed zijn door de niet bepaald christelijke idee van Fichte, die de ‘mens als scheppend middelpunt van de wereld’ ziet, was voor Heeroma de spreekwoordelijke druppel geweest. Van der Leek had kunnen volstaan met het verwijzen naar de leermeester van Heeroma aan de Leidse universiteit, Albert Verwey, die de romantische opvatting uitdroeg van de dichter als leider, wetgever en profeet.
Van Ham, W.A.P. Smit en Haantjes zijn Heeroma gevolgd en in 1936 werd door hen De Werkplaats opgericht. Heeroma wilde eveneens uit de Christelijke Auteurskring treden naar aanleiding van de kritiek, die Rijnsdorp geuit had in een radiolezing op 20 juli 1934 voor de NCRV en in de Rotterdammer van 28 juli en 4 augustus 1934. In het conflict tussen Rijnsdorp en Heeroma heb ik nog bemiddeld en de zaak in der minne kunnen schikken.