| |
| |
| |
9 De breuk tussen ‘broeders van hetzelfde huis’
De Werkplaats
januari 1936-december 1937
In januari 1936 verschijnt de eerste aflevering van De Werkplaats, Christelijk Letterkundig Maandblad, onder redactie van J. Haantjes, J. van Ham, K. Heeroma en W.A.P. Smit. H. de Bruin voegt zich er een jaar later bij. Neerbosch' Boekhandel en Uitgeverij, de goedkope boekdrukkerij van de Weesinrichting te Neerbosch, maakt er twee jaar lang zorgvuldig werk van. Inhoudelijk ademt het blad de sfeer van het ‘oude’ Opwaartsche Wegen.
De breuk tussen ‘broeders van hetzelfde huis’ is voor alle literatuurminnende protestanten zichtbaar geworden. Niet de meningsverschillen over het nationaal-socialisme vormen de aanleiding, ook niet allereerst de persoonlijke factoren; het zijn vooral de visie op de rol van de theologie in de literatuurkritiek en een ideaal voor christelijk dichterschap die de wegen uiteen doen gaan.
De beginselverklaring van de redactie is kort en eenvoudig: ‘Wij willen een werkplaats bouwen, een werkgemeenschap stichten’ (jrg. i, nr. 1, p. 1). ‘Saambinding’ is een kernwoord. Muus Jacobse ondersteunt deze gedachte met een sonnet, dat de naam van het nieuwe tijdschrift tot titel heeft. Als vanouds wil de redactie samenwerken en verdraagzaamheid betrachten op ruime basis. Ze wil ieder bijeenbrengen en bijeenhouden ‘die Jezus als Gods Zoon belijdt en in Hem het heil der wereld ziet’ (jrg. i, nr. 1, p. 2).
Aan het eerste nummer werken naast de redacteuren Jan Roselaar, Willem de Mérode en H.A. Gerretsen mee, respectievelijk met proza, poëzie en een kort artikel over beeldende kunst. In de volgende nummers vormt zich snel een vast stramien: de achtenveertig pagina's openen met een of twee stukken proza, daarna volgen poëzie, ‘kunstbijlagen’ met een toelichting, artikelen en studies, de rubriek ‘Kanttekeningen’ (alleen in de tweede jaargang) en een lijst met ingekomen boeken, soms voorzien van een korte bespreking. De opzet lijkt op die van Opwaartsche Wegen; de hoeveelheid kopij per nummer is echter volgens de redactie ruim twee maal zo groot.
| |
Redactioneel
De redactie beperkt zich in haar bijdragen tot enkele stukken aan het begin en eind van de jaargangen. Dit staat wel in schril contrast met Opwaartsche Wegen in deze jaren. De leiding van De Werkplaats wil niet belerend zijn. Aan het eind van de eerste jaargang spreekt zij kort haar voldoening uit over het voorbije jaar en stelt zij Hein de Bruin voor als nieuwe redacteur, met de wens ‘dat “de vrijheid, die hij zich veroverd heeft, schone vruchten voor onze Christelijke letterkunde zal mogen dragen”’ (jrg. i, nr. 12, p. 576). Het laatste citaat ontleende de redactie aan het bericht waarmee de abonnees van Opwaartsche Wegen van het vertrek van De Bruin op de hoogte werden gesteld.
De redactie start in de tweede jaargang een rubriek ‘Kanttekeningen’, om ‘in grillig verband’ vlot te kunnen reageren op zaken of gebeurtenissen. In de eerste bijdrage aan de rubriek reageert de redactie op Roel Houwink, die wel wil spreken van protestantse jongeren, maar niet van jong-protestanten. ‘Overdreven duidelijk is het door Houwink niet gezegd, maar de hoofdzaak is toch wel dat Jong-protestantisme de eenheid en Protestantse jongeren voor hem de verscheidenheid accentueert’ (jrg. ii, nr. 1, p. 36). De Kanttekeningen zijn gaandeweg minder van de redactie en meer van individuele redacteuren afkomstig.
Vooral Heeroma gebruikt de rubriek als uitlaatklep. Hij bestrijdt bijvoorbeeld Garmt Stuiveling, die in zijn Wegen der poëzie in verband met De Werkplaats schreef: ‘Bij enkelen echter blijft iets aanwezig van het vroegere verlangen: zij trachten eerst de leiding te nemen van het
| |
| |
1
H.M. van Randwijk aan Hein de Bruin, 12 juli 1935. Van Randwijk wil meer voor Opwaartsche Wegen gaan doen en ziet niets in De Werkplaats.
2a
Prospectus bij een proefnummer van de eerste jaargang van De Werkplaats.
2b
Prospectus bij een proefnummer van de eerste jaargang van De Werkplaats.
| |
| |
3
P.H. Muller aan J. van Ulzen, H. de Bruin en H. van der Leek, 23 juli 1935. Hij en Roel Houwink verwachten weinig resultaat van een nieuw gesprek met Van Ham over het redactionele conflict, nu Van Ham en Heeroma aan hun interpretatie ervan blijven vasthouden.
4
Omslag van het eerste nummer van De Werkplaats, januari 1936.
in hun oog ontaarde orgaan, en als dit mislukt, stichten zij een concurrerend tijdschrift’. Stuiveling had moeten weten, aldus Heeroma, ‘dat de “ontaarding” van Opw. Wegen, waarom wij het blad verlaten hebben, bestond in de exclusief-Barthiaanse richting die het insloeg. Daartegenover wilden wij in De Werkplaats de oude traditie van Opw. Wegen n.l. die van een algemeen-Kristelijk literair tijdschrift, waarin voor alle Kristelijke stromingen, desgewenst ook voor een Barthiaanse, plaats zou zijn, handhaven’ (jrg. ii, nr. 3, p. 142).
Alleen Jan H. de Groot en Barend de Goede maken als ‘buitenstaanders’ gebruik van de mogelijkheid die de rubriek Kanttekeningen biedt. De Goede haalt cynisch uit naar Houwink - die het ook in de bijdragen van Heeroma vaak moet ontgelden - en De Groot bekritiseert de verschijning van Elckerlyc. ‘Dit hele nieuwe tijdschrift voor Chr. letterkunde is één en al overbodigheid, één en al onding, en naar zijn wezen één en al onwaarachtigheid’ (jrg. ii, nr. 2, p. 94). Tien maanden later gaat De Werkplaats op in Elckerlyc.
| |
Poëzie en proza
Opvallend groot is het aantal dichters dat in De Werkplaats publiceert. Van de eenendertig zijn er tweeëntwintig die eerder aan Opwaartsche Wegen meewerkten: Bert Bakker, H. Barendregt, H. de Bruin, Jan H. Eekhout, Barend de Goede, Jan H. de Groot (met o.a. twee fragmenten van zijn drama in verzen Ezonstad), J. van Hattum, W. Hessels, Theo ten Hooven, J. Ietswaart, Muus Jacobse, G. Kamphuis, Ido Keekstra, Jaap Kroonenburg, T. Lammers, Sjoerd Leiker, Willem de Mérode, W.A.P. Smit, A. Steenhuizen, Bob Stempels, C. Vermeer en Ab Visser. Elk draagt slechts enkele verzen bij. Een uitzondering vormt Willem de Mérode, van wie in totaal eenentwintig gedichten verschijnen. Onder de negen debuterende dichters zijn twee aanwinsten te noteren: Theo van Baaren en Maarten Vrolijk. Ze werken later ook mee aan Opwaartsche Wegen. Mede door de aanwezigheid van veel kleine talenten en beginners zijn de verschillen in kwaliteit groot. Niet in De Werkplaats, maar wel in Opwaartsche Wegen zijn in 1936 en 1937 onder anderen te vinden: Gerrit Achterberg, Karel van Dorp, E.L. Smelik, Kees Klap, Theo van der Leek en H.M. van Randwijk.
Novellen en romanfragmenten vullen soms de helft van een aflevering. Tien auteurs kennen we reeds als prozaschrijver uit Opwaartsche Wegen: H. Barendregt,
| |
| |
5
‘Kinderportret’, illustratie in De Werkplaats van februari 1936 (jrg. i, nr. 2). Tekening: Aart van Dobbenburg
6
‘Veemarkt’, illustratie in De Werkplaats van oktober 1936 (jrg. i, nr. 10). Schilderij: Jan Strube
H. de Bruin, Jan H. Eekhout (drie fragmenten uit Aarde en brood), J.K. van Eerbeek/M. Boss, Jan H. de Groot (drie fragmenten uit de Poolse roman Fir), Sjoerd Leiker, Wolf Meesters, Rie van Rossum, Ab Visser en Wilma. Zes auteurs publiceerden geen proza in Opwaartsche Wegen: Bert Bakker, R.G. Boorsma, G. Mulder, R. Mulder-Stagger, Jan Roselaar en D. van der Stoep. De kwantiteit van het aanbod contrasteert af en toe met de kwaliteit.
| |
Studies
Van Ham publiceert in de eerste jaargang zijn belangwekkende artikelenreeks ‘Een geschiedenis van de christelijke literatuur na 1880’. Aan de hand van de verwikkelingen rondom de literaire bladen, te beginnen met Ons Tijdschrift, geeft hij een overzicht van de ontwikkelingen in de protestantse letterkunde.
De samenstellers van Spectrum, een nieuwe bloemlezing uit de poëzie van de jong-protestanten, baarden opzien door hun uitspraak dat de poëzie ‘een in vrijheid, d.w.z. naar eigen wetten bloeiend gewas op het gebied van het protestantsch-christelijke leven’ zou zijn. In zijn artikel ‘Spectraalanalyse’ verwijt Heeroma hun gebrek aan leiding:
Opvallend is de polemische, afwerende toon in deze uitingen. Eraan ten grondslag ligt een angst voor tucht. Geen tucht van dogmatiek of moraal! Onbelemmerde vrijheid om op de veelvoudigheid van het volle leven te reageren! Geen dit en geen dit, wat dan wel? Bloei naar eigen wetten. Wat zijn dat voor wetten? vraagt de lezer verder. Daarop blijven de inleiders van Spectrum het antwoord schuldig, maar het is niet moeilijk het uit hun inleiding te distilleren: deze wetten kunnen geen andere zijn, dan die van de minste weerstand en het meeste succes.
(jrg. ii, nr. 2, p. 72-3)
Overigens is Heeroma tamelijk ruim in zijn waardering. In zijn bespreking van Wegen der poëzie van Garmt Stuiveling schrijft hij:
Het spreekt vanzelf, dat mijn waardering vooral uitgaat naar het Kristelijk dichterschap, zoals dat zich kan ontwikkelen in de Protestantse en Katholieke groepen. Maar dit neemt niet weg, dat ik ook voor Gorters socialistisch dichterschap grote eerbied kan voelen en het voor de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur van grote betekenis acht.
(jrg. ii, nr. 3, p. 137-8)
Opvallend is de verering voor de in 1937 overleden Albert Verwey. Vier artikelen zijn aan hem gewijd. Zijn doodsbericht, zo schrijft W.A.P. Smit, ‘heeft ons allen ontsteld en bedroefd’. Verwey is ‘van ons weggenomen’. Historisch gezien plaatst Smit Verwey op één lijn met Jacob van Maerlant en Vondel: ‘een driemanschap van het dienen-door-dichterschap’ (jrg. ii, nr. 4, p. 174-5). Ook Van Ham schrijft over Verwey met een onverholen sympathie. Uit zijn dichtwerk De dichter en het derde rijk kent hij Verwey als iemand die ‘steeds heeft gekozen voor het rijk van de Geest boven dat van de aarde’ (jrg. i, nr. 11, p. 525).
Van Ham stond sympathiek tegenover ‘de nieuwe orde’ en hij stak dit niet onder stoelen of banken. ‘Emigrantenliteratuur’ van Duitse en Italiaanse schrijvers bestempelt hij als ‘tendentieus’ en ‘politiek fanatisme’ (jrg. ii, nr. 10, p. 462). In de bespreking van Strijd rond een brandstapel van Stefan Zweig stelt hij dat er ten onrechte haat is tegen Calvijn, dictatuur en nationaal-socialisme. ‘Calvijn, Cromwell, Robespierre, Napoleon en de moderne dictators, hoezeer onderling verscheiden en gescheiden, hebben de vrijheid beperkt, omdat ze de chaos zagen dreigen’ (jrg. ii, nr. 11, p. 503-4).
In andere opzichten is er van de maatschappelijke nood in De Werkplaats minder te merken dan in Opwaartsche Wegen. Een uitzondering vormt de bespreking van Burgers in nood van Van Randwijk door Heero- | |
| |
7
Ex-libris, verschenen in De Werkplaats van september 1937 (jrg. ii, nr. 9).
Ontwerp: Anton Pieck.
8
Ex-libris, verschenen in De Werkplaats van december 1937 (jrg. ii, nr. 12).
Ontwerp: Charles Eyck
9
Omslag van het eerste nummer van Elckerlyc, waarin De Werkplaats een jaar later zou opgaan.
10
Karikatuur, verschenen in Het Korenland van februari 1938 (jrg. xv nr. 2), naar aanleiding van de fusie waarbij De Werkplaats opgaat in het tijdschrift Elckerlyc. Door J.W. Ooms
| |
| |
ma. Hij noemt het ‘een boek dat het Kristelijk publiek wakker kan maken en bewust van de wereldvernieuwende taak, die de Kristelijke gemeente nu meer dan ooit heeft. Dit boek speelt geen schuilevinkje met de realiteit, maar ziet de verwording recht in de ogen’ (jrg. i, nr. 5, p. 235).
De studies en boekbesprekingen zijn vooral van de redactieleden afkomstig. Met name J. van Ham was zeer produktief met zesentwintig artikelen. Bijzonder positief is hij over het werk van Eekhout. Diens roman Aarde en brood rekent hij ‘tot het allerbeste wat in ons land geschreven wordt’, ook al ontbreekt ‘een Christelijk karakter’ (jrg. ii, nr. 9, p. 412-3).
J. Haantjes schreef dertien artikelen, waaronder vijf over de Zuidafrikaanse literatuur. De roman Littoria van het echtpaar Scharten-Antink, geschreven uit bewondering voor Mussolini, is zijns inziens niet fascistisch. Het boek ligt ten onrechte ‘tegenwoordig in iedere uitstalkast van de N.S.B.’ (jrg. i, nr. 6, p. 271).
Van K. Heeroma werden in deze afdeling vijftien artikelen gepubliceerd. Hiertoe behoren zes afleveringen van een ‘Kroniek der poëzie’, waarin hij tientallen dichters en bundels bespreekt, zowel van binnen als van buiten eigen kring. Andere literaire essays zijn afkomstig van Theo van Baaren, H. de Bruin, W.J.C. Buitendijk, K. Fokkema, G. Kamphuis, J.C.H. de Pater, W.A.P. Smit, D. van der Stoep en Mien Theissen.
| |
Andere kunstvormen
De Werkplaats profileert zich ten opzichte van Opwaartsche Wegen vooral door de aandacht die wordt geschonken aan andere kunstvormen: schilder- en beeldhouwkunst, grafiek en muziek. Elke aflevering bevat een aantal reprodukties op houtvrij papier van kunstwerken, die steeds kort worden besproken door H.A. Gerretsen. De aanpak is bescheiden maar consequent en illustreert een al langer bestaand verlangen naar een christelijk algemeen cultureel tijdschrift. De keuze van Gerretsen getuigt van een ruime visie: hij presenteert werk van impressionisten en expressionisten, klassieken en modernen, vaak van buiten de eigen kring. Zo is er aandacht voor schilder- en tekenwerk van onder meer Frans Hals, G.H. Breitner en Edvard Munch en voor dat van Aart van Dobbenburg, Wim Schumacher, Jan Strube, Marius Richters, Alfred Löb en Roeland Koning. Gerretsen vraagt tevens aandacht voor beeldhouwwerk van onder meer J. Mendes da Costa en D. Bus en voor grafiek van S. Jessurun de Mesquita en Jan Wittenberg.
Johan Schwencke schrijft over het ex-libris, ‘ter inleiding en begeleiding van de poging, die de redactie onderneemt om door het plaatsen van exlibris ons blad typografisch overzichtelijker en levendiger te maken’ (jrg. i, nr. 4, p. 173). De nummers worden daarna geïllustreerd met ex-librissen, gelegenheidsgrafiek en vignetten van onder meer Nico Bulder, Fré Cohen, Charles Eyck, J. Franken Pzn., H. Levigne, Anton Pieck en Hans Detlev Voss. Hennie Schouten levert enkele artikelen over muziek.
| |
Fusie
Er blijkt niet voldoende draagvlak te bestaan voor drie protestants-christelijke literaire tijdschriften: Opwaartsche Wegen, De Werkplaats en Elckerlyc. Eind 1937 moet de redactie constateren dat er nog steeds te weinig abonnees zijn. ‘Twee jaren hebben we met liefde en lust in het tijdschrift gewerkt’ (jrg. ii, nr. 12, p. 573) schrijft ze in haar ‘Slotwoord’. Het ideaal, ‘zingeving aan het Christelijk dichterschap’, is in die jaren niet veel dichterbij gekomen. De Werkplaats fuseert met Elckerlyc, het ‘tijdschrift voor Christelijke letterkunde’ van de firma Bosch & Keuning. Vanaf 1938 wordt het geredigeerd door Martien Beversluis, H. de Bruin, J. van Ham en P. Keuning. ‘Een goede stap in de richting naar eenheid op het gebied van Christelijke letterkundige voorlichting’, aldus het gereformeerde blad De Reformatie.
tv
|
|