Rudi van der Paardt
‘Dolen door een labyrint’
Over de vroege historische romans van Hella S. Haasse
Tot de vragen die door interviewers altijd weer aan auteurs worden gesteld, behoort zeker die naar de persoonlijke voorkeur voor een van hun eigen boeken. En het antwoord dat veel schrijvers dan geven, is dat zij moeilijk tot een keuze kunnen komen, omdat hun boeken een soort kinderen zijn: ze zijn hun allemaal even lief, ieder om een eigen reden. Bij doorvragen blijkt dan dat het toch wel eens lukt een bevredigender antwoord te ontlokken. Dat is ook het geval bij Hella S. Haasse. In nogal wat interviews van de laatste decennia, geeft zij, als haar de bewuste vraag wordt gesteld, te kennen dat van haar boeken de roman Een nieuwer testament (1966) haar het dierbaarst is. Zo zei ze in 1977 tegen Corina Engelbrecht, die haar confronteerde met een bezwaar dat sommige lezers tegen haar boeken hebben, te weten dat ze zo veel eisen stellen aan de eruditie: ‘Maar daar heb ik helemaal niet bij stilgestaan... omdat je elementen gebruikt die een deel van jezelf zijn geworden, waar je soms járen mee hebt geleefd eer je er zo mee vergroeid was dat je je pen op papier kon zetten. Voor Een nieuwer testament - ja, van dat boek hou ik zelf ook wel het meest - ben ik wel zes jaar bezig geweest voor ik kon gaan schrijven...’Ga naar eind1 Zo'n lange draagtijd - geen wonder dat de schrijfster voor een dergelijk geesteskind speciale gevoelens is gaan koesteren! Toch is met dit gegeven niet alles verklaard. Wij weten bij voorbeeld uit een ander interviewGa naar eind2 dat Haasse met de voorbereidingen van haar eerste grote historische roman, Het woud der verwachting (1949), nog veel langer bezig is geweest, en over dat boek spreekt ze tegenwoordig bijna als over een jeugdzonde. Er moet dus meer aan de hand zijn met Een nieuwer testament, dat het de schrijfster zo na aan het hart ligt.