De wegen der verbeelding
Zoals in Cider voor arme mensen de twee hoofdpersonen aan het eind van het boek de vrijheid hebben om naar hun achtergebleven partners terug te keren - om het leven in rust en orde te hervatten - zo ook keert het echtpaar Klaas en Maja uit De wegen der verbeelding uiteindelijk op zijn schreden (van de fascinatie, van de verbeelding) terug om veilig bij elkaar te zijn. Aan het eind van de roman ziet Klaas Welling zijn vrouw bij de tijdschriftenkiosk van het Centraal Station op hem wachten: ‘Gesteld, hij zou dit ogenblik onder woorden moeten brengen: hoe dan de complexe gewaarwording uit te drukken, de golf van warmte te beschrijven, die in hem opwelde bij het zien van Maja's witblonde haarstreng op haar schouder, tegen het blauw van de regenmantel; de wetenschap dat zij op hem wachtte om samen met hem naar huis te gaan, dat zij het enige vertrouwde element vormde in de volle, lawaaierige hal, die - pars pro toto - het zinnebeeld scheen van de chaotische werkelijkheid, dat spinneweb van bewegingen en bedoelingen van onbekenden, onkenbaren. Hij ging naar haar toe en gaf haar een kus.’ (De wegen der verbeelding, p. 141)
Wat een wereld van verschil is dit einde van de roman met het onrustige einde van De verborgen bron. Wat een afgrond van normen en waarden doet deze Klaas en Maja Welling verschillen van de oude schilderes Eline Breskel uit De ingewijden. Zelfs het overspel van Reinier en Marta uit Cider voor arme mensen is in het huwelijk van Klaas en Maja Welling niet aan de orde. De gevaarlijke, onrust en verlangen veroorzakende gemoedstoestanden zijn in De wegen der verbeelding geëxtrapoleerd. Waar er een geheime bron van creativiteit gezocht moet worden, is dat niet meer in de eigen groei of in de eigen persoonlijkheid, maar in het mysterieuze leven van anderen. Voor Klaas Welling is dat zijn fascinatie voor het dichtersleven van B. Mork, van wie hij bij toeval een gedicht ontdekt uit de cyclus ‘Morgenliederen voor Eva’. Hij gaat op zoek naar de dichter B. Mork en stuit aldus op het leven van drie mensen die in een wonderlijke combinatie elkaar hebben liefgehad en met elkaar hebben geleefd. Voor Maja ligt de ‘nachtzijde’ van het leven, het onbegrijpelijke en onverklaarbare ervan in de verhalen die ze, na autopanne meeliftend met een vrachtwagenchauffeur, in de donkere vrachtwagencabine van de bestuurder te horen krijgt; nachtmerrieachtige, droomachtige gebeurtenissen langs de weg, waar geen rationele verklaringen voor bestaan. De verhalen van de vrachtwagenchauffeur zijn zwarte sprookjes, macabere mythen.
Tijdens de vakantie met hun drie kinderen aan de Côte d'Azur werken zowel Klaas als Maja aan hun verhalen. Maar de inzet is gering. Zijzelf hebben in hun relatie tot elkaar niets te duchten, de stormen van het leven zijn bij de anderen gelegd, over wie ze alleen maar nadenken en schrijven. Maja schrijft in haar schrift met blauwe ruitjes ‘Verhalen van een vrachtrijder’ op en Klaas buigt zich over de interpretatie van de drie grote delen waarin de poëzie van de onbekende B. Mork uiteenvalt. Die delen zijn veelzeggend: het eerste, ‘Morgenliederen voor Eva’, handelt over de ontluikende erotiek tussen twee geliefden; het tweede, ‘Beginselen van ordening’ gaat over de chaos die in de relatie bedwongen moet worden; het derde, ‘Brieven aan Baucis’, zet de trouw en de berusting van de ouderdom in het licht. Het is alsof Klaas en Maja Welling allebei hard op weg zijn naar het derde stadium.
Het lijkt erop of Haasse in De wegen der verbeelding haar oude krachtbron, het eeuwige gevecht van de ‘zwei Seelen, ach! in meiner Brust’ heeft laten verdrogen. Alsof er alleen nog maar op kunstmatige wijze uit gedronken kan worden, via de levens van anderen bij wie de stromende kracht nog uit hun teksten blijkt, maar waarop in het werkelijke leven van Klaas en Maja Welling slechts kritisch commentaar kan worden geleverd. Zoals het commentaar van Klaas bij ‘De morgenliederen voor Eva’, waar hij schrijft over ‘een kosmisch geweld, dat echter in het morgenlicht na het ontwaken slechts verbeelding blijkt te zijn’. (De wegen der verbeelding, p. 79)
In de op De wegen der verbeelding volgende roman, Berichten van het Blauwe Huis (1986), is de spankracht van het verlangen en de verbeelding nog verder van huis gestald, ditmaal in een collectief ‘wij’, dat als een rei bij de Griekse tragedies de gebeurtenissen