| |
| |
| |
Henk van Gelder
‘Ik zal zorgen dat u de kopij maandag heeft.’
Over het reclamewerk van Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp
Het keurig ingevulde formulier dateert uit november 1952 en is te vinden in het archief van het Algemeen Handelsblad. Diverse dagbladen zonden zulke formulieren in die dagen aan prominente landgenoten; er bestonden zo kort na de oorlog nog nauwelijks geactualiseerde naslagwerken waarop de journalistiek kon terugvallen. Een maand voordat Annie M.G. Schmidt het haar toegestuurde formulier invulde, was haar radioserie De familie Doorsnee begonnen. Haar faam was op dat moment nog vooral gebaseerd op de gebundelde kinderversjes en de losse cabaretliedjes. Netjes vermeldde de schrijfster de titels van de boekjes op de stippellijnen.
Ze nam zelfs de moeite enige opmerkingen te plaatsen in de rubriek ‘bijzonderheden uit uw maatschappelijke loopbaan’. In haar kriebelige handschrift bevat het formulier dan ook deze explicatie: ‘Kan alleen in opdracht schrijven, blijkbaar. Vandaar te laat begonnen, pas in '46, toen ik de bibliotheek verliet en aan het Parool kwam, waar de opdrachtgevers als paddestoelen uit de grond rezen.’
Tot die opdrachtgevers behoorden niet alleen de krant, de uitgeverij, de grote cabaretiers en de media radio en televisie, maar ook het bedrijfsleven. Annie Schmidt heeft regelmatig meegewerkt aan reclameacties. Haar boekjes en plaatjes uit het commerciële circuit zijn gewilde verzamelobjecten geworden, niet minder dan de reguliere uitgaven die op haar naam staan. Het merendeel kan dan ook nog altijd zonder gêne worden gelezen of beluisterd; slechts in een enkel geval heeft ze er duidelijk met de pet naar gegooid. Wat ze in opdracht van het bedrijfsleven maakte, is in de meeste gevallen even helder, even humoristisch en even sprankelend als de rest van haar oeuvre.
In de sociaal-democratische Parool-kringen, waarin ze vertoefde, was de commercie een vreemde wereld. Maar haar radioproducer, Wim Ibo, maakte al in 1947 een rondreis door de Verenigde Staten, waar hij begeesterd raakte door de relatief riante programmabudgetten die daar dank zij de verkoop van reclamezendtijd voor de
| |
| |
omroep beschikbaar waren. Hij nam dan ook het initiatief tot een dagelijks tv-experiment met De familie Doorsnee, dat uitsluitend via een gesloten circuit op de Rotterdamse noviteitenbeurs E'55 te zien was. Dat was, voor zover valt na te gaan, de eerste keer dat Annie Schmidt als schrijfster betrokken raakte bij een door het bedrijfsleven gefinancierd project.
Vijf jaar later, in 1960, sprak ze geheel in Ibo's geest, toen ze in het reclamevakblad Ariadne de artistieke vrijheid in de commerciële sector prees - bij de Vara was er altijd veel meer inhoudelijk geduvel geweest dan bij het Bedrijfschap Horeca, dat haar nu om een nieuwe Doorsnee-serie had gevraagd voor Radio Luxemburg. Ze moest de familie voortaan vaker het huis laten verlaten, maar dat was alleen maar prettig: scènes in horecagelegenheden boden alleen maar meer mogelijkheden. De radiorecensent van het Algemeen Handelsblad signaleerde na de eerste uitzending, dat moeder (nu oma) Doorsnee door de schrijfster prompt ‘iets ondeugender’ was gemaakt dan bij de Vara was toegestaan; ze gebruikte zelfs ‘vieze woordjes’, zoals het door de socialistische omroep
Tijdens de eerste Story International in januari 1991 was het vertaalproject gewijd aan de kinderversjes en verhaaltjes van Annie M.G. Schmidt. Die werden vertaald in onder andere het Engels, Duits, Indonesisch, Spaans, Turks, Hongaars, Arabisch en Surinaams. Op de foto zit Annie M.G. Schmidt te midden van enkele van de vertalers. Staand van links naar rechts György Dalos (Hongarije), Ulkü Tamer (Turkije), Anthony Horowitz (Engeland), Nazim Khaksar (Iran) en Paul Middellijn (Rotterdam), Zittend naast Annie M.G. Schmidt: Willem van Toorn (links) en Ed Leeflang.
Foto Ton den Haan.
niet toegestane ‘kontje’. In datzelfde Ariadne-interview sneed Annie Schmidt ook de ruimere budgettaire mogelijkheden in het bedrijfsleven aan. Ze had toen al een aantal reclameboekjes geproduceerd, die naar haar zeggen goed waren uitgevoerd. ‘Als zij zegt dat geld heel belangrijk is, bedoelt zij niet het honorarium,’ aldus de verslaggever. ‘Zij bedoelt ermee, dat de reclame in het algemeen voor dergelijke boekjes meer geld beschikbaar kan stellen, ook al behoeft er geen woord reclame in te staan. Daarom zien de boekjes voor de reclame er vaak mooier uit dan die van de uitgevers (“arme stakkers...”). En toch is het niet zo, dat zij liever voor de reclame werkt dan voor de uitgevers. Tenslotte ziet zij haar werk liever in de boekhandel liggen dan dat het bij voorbeeld bij zeep cadeau wordt gedaan. Waarbij zij wel inziet, dat boekhandel en zeepverkoop elkaar beginnen te naderen: de pockets bij de kruidenier.’
De eerste reclameboekjes dateren uit een van de allerdrukste perioden in haar loopbaan. In 1958-1959, in het laatste seizoen van De familie Doorsnee op de Vara-radio en het eerste seizoen van Pension Hommeles op de Vara-televisie, schreef Annie
| |
| |
Rond 1958 schreef Annie M.G. Schmidt Sloddervrouwtje en Sloddermannetje voor Tomado, een fabrikant van huishoudelijke
artikelen. Twee slordige mensen krijgen met behulp van Tomado-artikelen een opgeruimd interieur en karakter. Ze heten nu: tomado-vrouwtje en tomado-mannetje. En dat klinkt veel mooier. Vind je niet?’ De illustraties zijn
van Wiel K.
Schmidt maar liefst achttien boekjes voor de Nederlandsche Persil Maatschappij te Amsterdam, gevestigd in het somber ogende gebouw dat later plaats
moest maken voor het Marriott-hotel. De eerste negen handelden over de Drie stouterdjes, die volgens de titels van de boekjes
achtereenvolgens gingen snoepen, verven, vissen, voetballen, in de sneeuw speelden, in de storm terechtkwamen, muziek maakten en een pop in handen
kregen. Meestal werden ze daar buitengemeen smerig en haveloos van, zodat een fikse wasbeurt op zijn plaats was; ‘En maar schrobben en maar
schuren / 't zal nog wel een weekje duren / voor de verf weer is verdwenen / van die neuzen en die tenen!’
De drie stouterdjes droegen curieuze namen: Petertje Pril, Polletje Pree en Dikkertje Duxon. Die verwezen naar de was- en schuurmiddelen uit het
Persil-assortiment, waarbij men die boekjes gratis kon krijgen. Hoewel in de tekst af en toe danig met zeepsop werd gespetterd, wordt over die merken verder niet gerept. De schoonmaakbeurten waren niet alleen noodzakelijk voor hun kleertjes, maar vooral voor de stouterdjes zelf. De aanstekelijke illustraties zijn van Fiep Westendorp, die in feite drie Jippen tekende - maar nu voor het eerst, vanwege de financiële speelruimte, in kleur.
A. Rullmann, destijds reclamechef bij Persil, kan zich desgevraagd niet meer herinneren wie op het idee kwam Annie Schmidt te benaderen. Hij weet nog wel waarom men ooit met die weggeefboekjes begon: ‘Heel wat bedrijven hadden in die tijd spaaracties, met zegeltjes en zo. Wij deden zo iets eigenlijk nooit, wij vonden het nogal goedkoop onze artikelen op die manier te verkopen. Die houding werd ook aangemoedigd door ons Duitse hoofdkantoor; wij maakten uitstekende produkten, wij hadden zo iets niet nodig. Maar op een gegeven moment vonden we toch, dat we vanwege de
| |
| |
activiteiten van de concurrentie ook iets moesten doen. Dat zijn toen die boekjes geworden.’
Het weggeven van boekjes bij aankoop van een, twee of meer artikelen is een oude techniek, die tot op de dag van vandaag wordt gehanteerd. ‘Het creëert een stuk binding met het produkt,’ verklaart Peter Strating, directeur van het gespecialiseerde bureau Strating Promotion. ‘Het stimuleert tot herhalingsaankopen. Het enige verschil met vroeger is, dat je nu de eis stelt dat zo'n boek of boekje ook iets zegt over de cultuur van het produkt. Je zult nu niet meer zo snel iets maken dat met het produkt absoluut niets te maken heeft - zoals in de jaren twintig en dertig heel gebruikelijk was en zoals ook daarna nog wel gebeurde, bij voorbeeld in De avonturen van Flip en Flap voor Douwe Egberts. Die boeken hebben werkelijk niets te maken met de sfeer die rond de produkten van dat bedrijf hangt.’
Wegens het grote succes van de Drie stouterdjes (500000 exemplaren per boekje, becijferde Aukje Holtrop in Vrij Nederland) kregen Annie Schmidt en Fiep Westendorp snel opdracht voor een nieuwe serie van negen, ditmaal uitsluitend voor het wasmiddel Pré. Daaruit ontstonden de boekjes over Prélientje, een meisje van een jaar of negen, dat heel verlegen leek, maar in tijden van nood uitermate dapper kon zijn. De derde reeks voor Persil, zes boekjes over Pluis en Poezeltje, verscheen in 1963. Twee beertjes waren dat, die kleine avontuurtjes beleefden en aan het eind steeds terugkeerden bij mamma Beer. De berenversie van Jip en Janneke,
| |
| |
| |
| |
| |
| |
schreef Aukje Holtrop terecht. Dat ook hierin geen woord reclame voorkwam, strookt met de praktijkervaring van promotieman Strating. ‘De mensen moeten het aantrekkelijk vinden zo'n boekje in huis te hebben,’ zegt hij. ‘Dat betekent dat ze er een bepaalde kwaliteit aan moeten toekennen. En dat bereik je niet met een boek vol reclame - dat wil je toch niet in huis hebben? Voor de oorlog misschien nog wel, toen het veel bijzonderder, veel exclusiever was om een boek te krijgen. Maar nu niet meer. Er zijn zoveel andere mogelijkheden tot vermaak, dat je iets van hoge kwaliteit moet kunnen aanbieden om het publiek nog aan te zetten tot het kopen van jouw produkt.’
Annie Schmidt kreeg in hoog tempo meer reclameopdrachten. Ook voor uitgaven die voor volwassenen waren bedoeld. In 1959 stelde ze voor R.S. Stokvis & Zonen, de fabrikant van Erres, het boekje De vrolijke keuken samen, waarin ook bijdragen staan van collega-humoristen als Mies Bouwman, Simon Carmiggelt, Eduard Elias, Leonhard Huizinga en Henri Knap. Alle verhalen gingen - min of meer - over ervaringen met huishoudelijke apparatuur. In haar eigen openingsverhaal ried Annie Schmidt de lezeressen aan hun frustraties af en toe lekker af te reageren door het stuksmijten van serviesgoed. Het bundeltje werd gratis verspreid via coupons in Erres-advertenties.
Klinkklare reclame schreef ze in 1962 voor de reclameshow van Wim van Wees, een rondreizend revuegezelschapje met bekende artiesten, die reclameboodschappen verwerkten in hun liedjes,
| |
| |
conferences en sketches. Conny Stuart zong daarin, op tekst van Annie Schmidt, de pakkende regels: ‘Waar zou ik weze / zonder mayoneze / waar zou ik weze / zonder Calvé?’ De geluidsopname, die bewaard is gebleven, straalt echter weinig dienstbaarheid aan de opdrachtgever uit. Dit is een parodie op een reclamejingle, anders niet.
Niet commercieel, maar wel dienstbaar aan een boodschap, waren twee boekjes uit 1960: Woele-wippie onderweg voor de Rotterdamse Verkeerspolitie en Fluitje van 'n cent voor Pro Juventute. In beide gevallen moest een mentaliteitsverandering worden bewerkstelligd. Woelewippie was een meisje dat zich netjes aan de verkeersregels hield en zal als zodanig heel wat ouders te stade zijn gekomen bij de opvoeding van hun kinderen. Fluitje van 'n cent was een kindermusical, een plaatje met een boekje, waarin - uiteraard op speelse wijze - de ongefundeerde jaloezie werd bekritiseerd. Annie Schmidt creëerde het volk van de ‘miesmuizers’, onverbeterlijke mopperaars die altijd vinden dat andere mensen het beter hebben getroffen dan zij, maar die ten slotte danig in het nekvel werden gegrepen. Of die boodschap door de luisteraartjes ten volle is begrepen, laat zich heel wat lastiger vaststellen.
Het ging maar door, in die tijd. Pension Hommeles was afgelopen, maar daar stond meer dan genoeg ander werk tegenover. ‘Haar opdrachtgevers zijn niet meer in de eerste plaats de radio-omroepverenigingen,’ noteerde J.E. Scharrenberg in 1963 in het vakblad Revue der Reclame, ‘maar tal van Nederlandse bedrijven die door gebruikmaking van haar teksten proberen de goodwill van hun produkten bij het Nederlandse publiek te verhogen.’ En vier jaar eerder had Fiep Westendorp al in het toenmalige weekblad TV beschreven in welke stemming veel van dat werk tot stand kwam: ‘Terwijl Annie Schmidt een kopje koffie bij mij dronk, kwamen twee heren uit Rotterdam praten over een reclameboekje, dat ik voor hen moest illustreren. Hoewel Annie niets met deze opdracht te maken had, had ik geen bezwaar dat zij bij deze bespreking aanwezig was. Toen de heren weggingen, boden zij Mevrouw Schmidt een lift aan. En toen ze haar voor haar tuinhek afleverden, zei ze
| |
| |
In 1959 bracht de firma Dehnert & Jansen uit Rotterdam een aantal ‘prentedoeken’ op de markt met bekende en geliefde figuren uit de verhalen en versjes van Annie M.G. Schmidt, naar ontwerp van Wim Bijmoer en Fiep Westendorp, namelijk Dikkertje Dap, het beertje Pippeloentje en Jip en Janneke. ‘In pers, radio, televisie en film-journaal kregen de “Prentedoek”-gordijnen reeds een waarderend onthaal’.
Een bordje en een beker van Jip en Janneke naar ontwerp van Fiep Westendorp, ± 1960.
Wim Bijmoer maakte, rond 1960, ontwerpen voor een servies met bekende figuren van Annie M.G. Schmidt: het appelenvrouwtje, het beertje Pippeloentje, het schaap Veronica en Dikkertje Dap.
| |
| |
| |
| |
De illustraties uit Woelewippie onderweg werden ook gebruikt als prentbriefkaarten (uitgeverij Vermande Zonen, IJmuiden 1962) en als Kolibri-puzzels (12,5 × 20,3 cm; 24 stukjes).
bij het uitstappen dankbaar: “Ik zal zorgen dat u de kopij maandag heeft...” Zo'n gewoontezinnetje is dat van haar geworden.’
Het moet in diezelfde tijd, zo rond 1960, zijn geweest dat ook het boekje Sloddervrouwtje en Sloddermannetje verscheen - een verhaaltje over een slonzig echtpaar, dat dank zij een toeval veel Tomado-artikelen in huis krijgt en er daardoor veel properder bij komt te zitten. Een dieptepunt in haar oeuvre, want hier is de reclameboodschap expliciet de aanleiding tot het verhaal.
Ook op reclameplaatjes was Annie Schmidt actief. In de eerste plaats met het lied Het lelijke eendje voor Citroën (1960), gezongen door Annelies Bouma en Ronnie Potsdammer: ‘Wij hebben een eendje, dat woont bij ons in / een lelijk klein eendje voor 't hele gezin / en altijd gaat dat eendje met ons
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Spiegeltje Rondreis werd door Annie M.G. Schmidt in 1964 voor de klm geschreven. Het is het verhaal van twee grootouders die dank zij de klm hun kleinkinderen in verre landen kunnen bezoeken. Met tekeningen van Fiep Westendorp.
mee / naar 't bos en de hei en de zee.’ Iets minder uitgesproken propagandistisch was een dialoog over de ongemakken van de feestdagen, in 1962 voor Coebergh's Distilleerderij op de plaat gezet door Mary Dresselhuys en Ko van Dijk. Uit datzelfde jaar dateert het lied Wiegewalsje voor de zakenman, in opdracht van Blikman & Sartorius gezongen door Wim Sonneveld. ‘Iedere ontvanger zal dit bekoorlijke liedje ongetwijfeld met genoegen hebben beluisterd zonder er bij in slaap te vallen,’ aldus Scharrenberg in Revue der Reclame. ‘Als aan het slot van Wim Sonnevelds voordracht de naam Facit eenmaal valt, zal deze dan ook in een milde stemming worden opgenomen.’ Zulke reclameplaatjes worden nu niet meer gemaakt. ‘Niemand wil zo'n slap plaatje nog op zijn prachtige stereo-installatie leggen,’ zegt Peter Strating. ‘Een gratis plaatje was toen nog iets bijzonders, maar het is niet meer van deze tijd.’
Kroezebetje werd in 1966 door Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp gemaakt voor de Twentsche Textiel Maatschappij te Enschede, ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan. Er verscheen voor de handelsrelaties ook een Engelse en een Duitse editie. Kroezebetje is een schaap dat geen wol, maar Moderne Vezels op haar lijfje heeft.
| |
| |
In 1967 was het thema van de kinderpostzegels een aantal beroemde figuren van Annie M.G. Schmidt uit Het fluitketeltje en andere versjes (1950), in fraai ontwerp van Wim Bijmoer: het stekelvarkentje, het fluitketeltje, Dikkertje Dap, het bloemenvrouwtje Katrijn en het beertje Pippeloentje.
Een van de beste opdrachtprodukties uit het oeuvre van Annie Schmidt is ongetwijfeld Ibbeltje, gebaseerd op een muzikaal kinderhoorspel dat namens de chocoladefabrikant Venz werd uitgezonden via de commerciële stations Veronica en Radio Luxemburg. ‘Behalve de tekst vol esprit houden de plezierige melodietjes van componist Cor Lemaire en het team van uitvoerenden, bestaande uit Hetty Blok, Annemarie van Ees, Joop Doderer en Jan Oradi, de populariteit van de voor jong en oud bestemde kindermusical rotsvast in stand,’ aldus Scharrenberg. Venz maakte er een serie door Fiep Westendorp geïllustreerde boekjes van, én een boekje waarin een grammofoonplaatje was meeverpakt. Men kon het aanschaffen voor vijf spaarzegels van Venz-pakjes plus ƒ1,75. ‘Het is verheugend dat een commercieel initiatief tot een artistiek resultaat heeft geleid waaraan men oprecht plezier kan beleven,’ schreef regisseur Wim Ibo op de achterkant.
Ibbeltje, het verhaal van een ondeugend meisje en haar moeder die vroeger een kat was geweest, had niets met boterhambeleg te maken, maar op het omslag viel de chocoladehagel gestaag op de paraplu die Venz op zijn verpakkingen had staan. Het in 1962 verschenen premium is niet alleen
| |
| |
| |
| |
Voor de Hema vervaardigde International Bon Ton Toys te Leiderdorp een hele reeks Jip en Janneke-artikelen voor kinderen met illustraties van Fiep Westendorp: tasjes, pyjamazakken, schortjes, portemonneetjes, memoblokjes met toebehoren, koffertjes, kammetjes en spiegeltjes.
buitengewoon populair geworden, maar ook de aanleiding tot een verhitte botsing tussen de makers (onder leiding van Ibo) en de fabrikant met zijn reclameadviseurs. Voormalige employés van Venz en van de betrokken reclamebureaus (Van Maanen, Van Hees-Vettewinkel en jwt) kunnen of willen bijna dertig jaar later geen verhelderend licht meer op de kwestie werpen. Ze spreken van ‘een agressieve sfeer’ en verwijten de makers ‘een groeiende afschuw van de reclamewereld, waar schatten worden verdiend en creatief talent met een schijntje het bos in wordt gestuurd’. Voor zover er iets duidelijk wordt, is het dat er geen sluitende overeenkomst bestond over de auteursrechten - de fabrikant meende dat de honoraria voor de radiouitzendingen eveneens de uitgifte van het plaatje met boekje dekten. Na hoog oplopende conflicten en een gerechtelijke procedure besloot Venz de actie stop te zetten.
| |
| |
‘Jip en Janneke in de tuin’, een Ravensburger-puzzel (26,2 × 36,2 cm) uit een serie van vier, naar ontwerp van Fiep Westendorp (Otto Maier Verlag, Ravensburg 1985).
Naast dat opdrachtwerk profiteerde de schrijfster ook van character merchandising met verschillende, door haar gecreëerde figuurtjes. Zo verschenen Jip en Janneke op legpuzzels en Jip en Janneke, het beertje Pippeloentje en Dikkertje Dap bij voorbeeld op serviesgoed, gordijnen, kussens, lakens en andere ornamenten voor de kinderkamer. Zelf behoefde ze daar niets voor te doen; het meeste werk werd in die gevallen verricht door de illustratoren Fiep Westendorp en Wim Bijmoer, die aangepaste ontwerpen moesten vervaardigen.
In 1968 spanden de acteurs Hetty Blok en Leen Jongewaard, de hoofdrolspelers uit de tv-serie. Ja zuster, nee zuster, een kort geding aan tegen Lever's Zeep Maatschappij, die bij het reinigingsmiddel Andy sleutelhangers weggaf met poppetjes van zuster Klivia, Gerrit en diens Opa. Annie Schmidt had het Unilever-bedrijf daarvoor toestemming gegeven en de poppetjes waren vervaardigd naar tekeningen van Bijmoer. Maar de acteurs wilden ook meedelen in de opbrengst. Ze kregen van de president van de Rotterdamse rechtbank ongelijk; hij bepaalde dat de gelaatstrekken van de poppetjes te vaag waren om te spreken van een geschonden portretrecht. De toestemming van - en betaling aan - de schrijfster waren voldoende geweest.
Sommige reclameboekjes van Annie Schmidt zijn naderhand ook in handelsedities verschenen. Dat gold allereerst voor Spiegeltje Rondreis uit 1964 en Kroezebetje uit 1966. Het eerste, geschreven voor de klm, ging over twee grootouders die dank zij klm-tickets hun kleinkinderen in verre landen kunnen bezoeken. ‘Zelden zal een boekje dat zuiver voor reclamedoeleinden is uitgegeven, zoveel plezier schenken,’ schreef een recensent in het Algemeen Handelsblad. In het tweede, voor de Twentsche Textielmaatschappij, werd een schaapje uit de groep gestoten omdat ze geen wol, maar een soort kunstvezel op haar lijfje had. Dat boekje, onder titels als Frizzlycurl en Löckchenliese ook buitenslands verspreid, bevatte dus een nauwelijks meer impliciet te noemen reclameboodschap. Toch was de kwaliteit zodanig, dat De Arbeiderspers ze als normaal werk van Annie Schmidt in de handel bracht.
Nog beter dan die twee was Floddertje, in 1968 geschreven voor Nutricia en vijf jaar later via Querido in een handelseditie verschenen. Ook hier hadden de verhaaltjes niets met de produkten te maken; het meisje Floddertje werd op een aanstekelijke manier telkens vies, terwijl Nutricia niets te zoeken had in de schoonmaaksector. Het was de
| |
| |
laatste keer dat boekjes van Annie Schmidt het middelpunt van een reclameactie vormden.
Peter Strating beziet haar commerciële activiteiten met onverhulde jaloezie. ‘Ik zou zulke boekjes vandaag nog gráág in
een actie gebruiken,’ beaamt hij. ‘Maar de tijden zijn veranderd. Wat je als fabrikant in feite doet, is meeliften op de bekendheid
van iemand. Dat is veel moeilijker geworden. Ze zijn nu zelf veel commerciëler en staan in de meeste gevallen onder strenge contracten. De
financiële eisen liggen dus veel hoger.’
Afgezien daarvan zou hij trouwens niet eens weten bij welke andere kinderboekenauteur er nog zoveel euforie zou ontstaan, dat de actie bij voorbaat een succes is: ‘Annie Schmidt is een evergreen geworden, maar bij welke andere schrijver gaat iedereen meteen al uit de bol?’
Die constatering raakt waarschijnlijk de kern van haar werk: zo veelzijdig, zo veelomvattend, zo constant van kwaliteit, met zoveel esprit geschreven en zo gretig gelezen door zoveel publieksgroepen, dat ze tot dusver volstrekt ongeëvenaard is gebleven.
|
|