| |
| |
| |
De romanschrijvers in beeld
Etalage van een Rotterdamse boekhandel, met alle aandacht voor de laatste roman Op leven en dood van Anna Blaman (pseudoniem van Johanna Petronella Vrugt, 1905-1960). ‘Wat nu de meisjesroman is voor het meisje, dat is de mannetjesroman - overigens een nog vrijwel onontgonnen genre - voor het mannetje. Voor het mannetje met kalend hoofd en krakende gewrichten, dat de open groeve al zo duidelijk de kaken ziet sperren, en vóór zijn heengaan nog wel graag een tijdje het bed wil delen met een bloedwarm jong deerntje. Anna Blaman heeft in haar - naar ik wil hopen - laatste roman “Op leven en dood” het ontstaan, het branden, en tenslotte de bevrediging van een dergelijke begeerte op alleszins incompetente wijze geschilderd. Wie zou ook mogen verwachten, dat zuster Anna het liefdeleven van “the human male” (“het menselijke mannetje”) op adequate wijze zou kunnen weergeven? Dat zou spotten met de wetten der natuur’ (Propria Cures, 20 november 1954).
Foto J. van Maanen/nlmd
Omslag van Een man of een prijs? van Margot Bakker (pseudoniem van G.A. Kuiper, geboortedatum geheim). ‘Margot Bakker is een nieuwelinge in het vak. Haar romannetje Een man of een prijs? bewijst echter, dat nieuwelingen soms meteen de slag beet hebben’ (De Linie, 24 december 1954). Bakker was jarenlang werkzaam als vertaalster van onder meer detectiveromans.
Omslag Jenny Dalenoord / Collectie De Arbeiderspers
| |
| |
Frederique Carolina Wilhelmina (Fré) Dommisse (1900-1971) achter haar bureau, 1955. In 1954 publiceerde zij de roman De glans der dagen, over een dochter die haar blinde moeder begeleidt tijdens het laatste bezoek aan haar geboortedorp.
Foto Spaarnestad Fotoarchief
Omslag van Adieu, Pandora! (1954) van Hans Edinga (pseudoniem van Hans Heidstra, 1918-1980). Edinga debuteerde als dichter in 1952 met de bundel Een vrouw in de herfst, die bekroond werd met een reisbeurs van de regering. In 1954 verscheen ook zijn dichtbundel De wintertuin.
Omslagillustratie Constance Wibaut/nlmd
Dola de Jong (1911) werd bekend met En de akker is de wereld (1946), een roman over oorlogsvluchtelingen. In 1940 was ze als joodse vluchteling naar New York verhuisd. Naast proza voor volwassenen schreef ze een aantal kinderboeken. In 1954 publiceerde zij De thuiswacht, dat erg positief besproken werd, al had de recensent van Vrij Nederland (13 november 1954) enige moeite met de thematiek. Volgens hem had de schrijfster ‘een thema aangeslagen, dat bij mijn weten nog door niemand eerder, in Nederland althans, zo voluit tot klinken gebracht: het leed van de sexueel niet normaal gerichte vrouw. [...] ik meen te mogen zeggen: het eerste Nederlandse boek over de nood der homophile vrouw is een verantwoord kunstwerk geworden’.
Foto Spaarnestad Fotoarchief
| |
| |
Sysbrecht Clasina (Sini) Regtdoorzee Greup-Roldanus (1893-1984) was lerares geschiedenis. Zij schreef een aantal historische romans, waaronder Een vrouw in rook en regen (1954). Een jaar eerder verscheen De humeuren in de straat der weduwen, dat op 2 september 1954 bekroond werd met de Literatuurprijs van de stad Middelburg.
Foto Spaarnestad Fotoarchief
Omslag van Een vrouw in rook en regen (1954), een historische roman van S. Greup-Roldanus, die zich afspeelt in het Nederland van de achttiende eeuw. Wanneer ze het bureau van haar overleden man opruimt, krijgt een vrouw aan de hand van nagelaten papieren een beeld van zijn leven.
Stofomslag Pim van Boxsel/ Collectie De Arbeiderspers
| |
| |
Manuel van Loggem (1916) aan de biljarttafel in kunstenaarssociëteit De Kring in Amsterdam, 1953. Van Van Loggem verscheen in 1954 de roman Buiten zijn de mensen. Naast romans, novellen en toneel- en televisiespelen schreef Van Loggem ook studies over het toneel.
Foto Particam Pictures/ Spaarnestad Fotoarchief
Omslag van Wacht even, Brasem (1954) van Ferdinand Langen (pseudoniem van Egbertus Pannekoek, 1918). Langen richtte in 1945, samen met Koos Schuur en Jan G. Elburg, het tijdschrift Het Woord op. Hij debuteerde als dichter, maar werd vooral bekend als prozaschrijver van ironische boeken, waaronder Mijn oom Peter (1950) en Samen suiker eten (1953).
Omslag Bertram A.Th. Weihs/ Collectie De Arbeiderspers
Theun de Vries (1907) achter de typemachine, 1954. De Vries voltooide met de roman Hagel in het graan (1954) zijn trilogie De vuurdoop, ter herinnering aan de Revolutie van 1848. Voorgaande delen verschenen in 1948 (Een spook waart door Europa) en in 1949 (Nieuwe rivieren).
Foto Cas Oorthuys/ Nederlands Fotoarchief nfa
| |
| |
Omslag van De onrustzaaier (1954) van Willem G. van Maanen (1920). Van Maanen debuteerde in 1953 met de roman Droom is 't leven. ‘De critiek - de officiële - heeft me invloeden laten ondergaan van Aart van der Leeuw, Barbusse en Bordewijk. Een gemengd gezelschap, waarin ik me maar gedeeltelijk thuisvoel. Als ik zelf mijn leermeesters zou aanwijzen zouden het zijn: mijn vader die me de liefde voor het schrijven heeft meegegeven, Elsschot die me de liefde voor het juiste woord heeft bijgebracht (ik hoop dat het te merken is), en Carry van Bruggen die me de liefde voor de personages heeft geleerd. En verder leert men natuurlijk van De Liefde (met dank aan mijn vrouw) en van Het Leven. Ik zou niet weten wie ik daarvoor eigenlijk zou moeten bedanken. Het is een van die aangeboden diensten waarvan men niet weet of men ze moet afwijzen of aanvaarden’ (Van Maanen in: Vierentwintig biografieën, 1954, p.41).
Collectie nlmd
Clare Lennart (pseudoniem van C.H. van den Boogaard-Klaver, 1899-1972) en Ruth Zimmerman-Wolf (1918), 1955. Van Lennart verscheen in 1954 de roman Stad met rose huizen. In het Boekenweekgeschenk van 1955, Op schrijversvoeten door Nederland, deed zij verslag van bezoeken die zij in 1954 bracht aan een aantal Nederlandse auteursonder wie de ‘Experimentelen’ Campert, Lucebert en Schierbeek, Belcampo, Harriet Freezer en Guillaume van der Graft. Ruth Wolf debuteerde (onder de naam Ruth Zimmerman) in 1954 met In zand geschreven. Een vergeten episode uit het leven van Germaine de Staël. Het boek, waarin Madame de Staël haar gedachten toevertrouwt aan een fictief dagboek, speelt zich af tegen de achtergrond van de Franse revolutie. Ruth Wolf studeerde geschiedenis en schreef een aantal historische romans. Begin jaren vijftig was zij verbonden aan de kunstredactie van Vrij Nederland.
Foto Ben van Meerendonk/ ahf/Stichting iisg/nlmd
| |
| |
Handschrift van het eerste hoofdstuk van Pan onder de mensen (1954) van Theun de Vries. Pan onder de mensen is de tweede (zelfstandige) roman in een cyclus, of ‘roman fleuve’, Fuga van de tijd, die uit twaalf delen zou moeten gaan bestaan. De eerste roman van de cyclus, Anna Casparii, verscheen in 1952.
‘Ik heb, toen de koude oorlog zich ook in het culturele leven van Nederland ging aftekenen, nog de illusie gehad dat ik voldoende stamina bezat om aanhoudende aanvallen en beledigingen te doorstaan, maar daar heb ik mij achteraf wel in vergist. Om te beginnen versaagde mijn doorzettingsvermogen ten opzichte van de kille ontvangst die de eerste delen van een nieuwe romancyclus Fuga van de tijd bij het publiek ontmoetten. Het ging hier om een romanreeks waarin ik grote momenten uit de Nederlandse samenleving in de twintigste eeuw - spoorwegstaking, eerste wereldoorlog, de nieuwe kunst, vooral de muziek, het kolonialisme, het oliekapitalisme, opkomst van het fascisme en dergelijke - wilde vastleggen, het geheel verbonden door de rode draad van een componistenleven. Mijn held Allard Rosweide is door mij na de roman over zijn jeugd Pan onder de mensen stilletjes ten grave gedragen...’ (De Vries in: Gesprekken op donderdag, 1981, p.71).
Collectie nlmd
| |
| |
Maurik Dieudonné interviewt Gerard Walschap tijdens een boekenmarkt voor de radio, ± 1954. Walschap (1898-1989) kreeg in 1954 twee prestigieuze onderscheidingen: de Staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde voor zijn roman Zuster Virgilia (1951) en de driejaarlijkse prijs voor Koloniale Letterkunde voor Oproer in Congo (1953). In '54 verscheen zijn roman Manneke Maan. ‘Mijn romans bevatten mijn opvattingen, neigingen, beginselen, ervaringen. Ge moet van goede wil zijn. Ge moet trouwen. Ge moogt niet alleen blijven. Ge moet bij uw volk staan. Mijn boeken tonen wat ik zelf zou willen zijn of doen, geïllustreerd in een fictieve figuur. Ik heb alleen maar over mezelf geschreven in die zin, maar geen autobiografie’ (Walschap in: Beroepsgeheim 2, 1977, p.155).
Foto Spaarnestad Fotoarchief
Aar van de Werfhorst (pseudoniem van P.G. Jansen, 1907-1994) op de Wageningse Berg, 1954; ‘hij is en pension op de Noordberg bij Heelsum om de laatste hand te leggen aan zijn nieuwe roman. In eigen omgeving met bevriende mensen om zich heen kan hij niet werken. “Ik laat me te gauw afleiden. Ik houd te veel van gezelligheid.” Daarom zoekt hij om te schrijven de eenzaamheid. Vroeger had hij een huisje in Ommen, maar als gevolg van de woningnood is dat in beslag genomen. Nu zit hij maar hier of daar, zoals het toevallig uitkomt’ (Op schrijversvoeten door Nederland, p.43).
Foto Nico Jesse/Nederlands Fotoarchief nfa
| |
| |
Josepha Mendels (1902) in haar woning in Parijs, 1954. Mendels werd geboren in Groningen en verhuisde in 1936 naar Parijs, waar zij eind jaren veertig verbonden was aan de persafdeling van de Nederlandse ambassade. Zij debuteerde met Rolien en Ralien (1947) en werd bekend met onder andere Als wind en rook (1950), dat werd bekroond met de Vijverbergprijs, Alles even gezond bij jou (1953) en Zoethout en etamien en andere novellen (1956). In 1954 publiceerde zij een kookboek, Bon appetit. Frans koken in de lage landen en een jeugdboek, De vader van Robinson Crusoë.
Collectie nlmd
Omslag van de roman Als wij groot zijn, dan misschien (1954) van Aya Zikken. Herdrukken van het boek verschenen onder de titel Dan misschien.
Stofomslag Will H. Tweehuijsen/Collectie De Arbeiderspers
Aya Zikken (1919) debuteerde in 1953 met de novelle Het godsgeschenk onbegrepen. Al snel volgden de publikaties elkaar op; Als wij groot zijn, dan misschien (1954), Alleen polenta vandaag (1955), De vrijwilliger (1956) en De atlasvlinder (1958). ‘De tijd voor mijn eerste novelle heb ik overigens heel slinks ontstolen aan mijn gezin. Mijn man en kinderen kregen de een na de ander zware griep. Toen ik ze alle drie verzorgd had, dacht ik nukkig: Ik krijg nooit griep en ik wil ook wel eens op bed verzorgd worden. Dus zei ik op een avond: “Ik voel me niet zo lekker, ik denk dat ik maar naar bed ga.” Dat heb ik twee dagen volgehouden en in die twee dagen schreef ik mijn novelle, die ik als titel een dichtregel van Paul van Ostaijen meegaf: “Het godsgeschenk onbegrepen”’ (De Rotterdammer, 20 september 1960).
Foto collectie Zikken nlmd
| |
| |
Typoscript van De droomgestalte van Helma Wolf-Catz (1900-1979). Uitgever Stols was zeer ingenomen met dit boek. Hij schreef in een brief aan zijn vriend Jan Greshoff: ‘Ik vind het een uitstekend boek. Ken je haar vroeger werk (ik niet!), maar dit heeft mij zeer getroffen. Er zit een typische Alain-Fournier en Berkeley Square atmosfeer in. Het boek begint met een 1e deel (kort), dat in de Romeinse tijd speelt, en de karakters “gaan dan over” op hedendaagse figuren in Engeland’ (Briefwisseling J. Greshoff-A.A.M. Stols, deel 3, p.143).
Collectie nlmd
|
|