Ach, domme baboe, nu moet je zeggen: het gaat niet over het wasschen van je handen, maar over je hemd, en de hemden van je heele familie...... Maar ze overzag 't ‘niet en antwoordde: En als m'n zeep zoo gauw op is, krijg ik de schuld; dan is mevrouw boos’.
Nu was ze verloren. ‘Wat?’ zei de rechter, in nobele woede ontstoken, ‘is er iemand op dit heele erf, die mevrouw ooit boos heeft gezien?’ en Sainan, die de gelegenheid zag een goede beurt te maken, getuigde mee: ‘Twee jaar lang heb ik haar gediend, en nooit heeft ze een hard woord gesproken...... Altijd is ze zacht tegen iedereen......’
Nee, van dezen verdachten lof zou ik niet hoogmoedig worden; maar waar moest die arme baboe nu met haar zak vol grieven naar toe? Moest ik me niet eigenlijk er in mengen, en als vrouw de vrouw assistentie verleenen? Maar ik was hier zoo heerlijk veilig achter de gesloten deur en ik twijfelde toch geen oogenblik aan den rechtvaardigheidszin van den baas......
Het bleef even stil; en ik wist, alsof ik het zien kon, dat de blanke, uit zijn diepen stoel, op dat oogenblik naar het mooie schepseltje op den grond keek, met dat onoverwinnelijke dédain, dat een man voelt voor een klikspaan.
‘Kijk eens, Nausikaä’, zei hij toen verzoenend, ‘ik ben nu al negen jaar in Indië, en ik weet heel goed, dat alle bedienden, als ze iets te kort hebben, dat leenen bij hun meneer: suiker, melk, petroleum, boter...... Dat is ook niet zoo erg; ze geven het wel weer terug...... Maak het je niet zoo moeilijk...... Ik weet wel, dat je 't goed bedoelt, en mevrouw is tevreden over je......’
‘Saja toean’, antwoordde ze een beetje getroost, en het jongetje viel weer bij: natuurlijk leende hij wel eens boter of suiker; maar hij had zijn eigen rekening bij den kruidenier, denzelfden, dien meneer had...... Meneer mocht hem zien, als hij wou. Maar dat zou meneer natuurlijk niet willen.