ruggen; ik tel nogeens over: een stapel van acht, een stapel van zes; te zamen veertien.
Opeens doodmoe keer ik naar m'n bedje terug. Het gevoel, dat we hier iets aan moeten doen, dat er harde woorden moeten vallen, ontneemt me al m'n levenslust. Had de baboe haar openbaring toch in vredesnaam maar voor zich gehouden. ‘Wat niet weet, wat niet deert’, en hoe eindeloos veel zou ons in Indië ‘deeren’, als we een vermoeden hadden van wat er zich op ons erf afspeelt! Waarom heeft ze ons niet de illusie gelaten, dat onze kleine maior domus volmaakt was, met zijn onverstoorbare humeur, met zijn attenties, zijn handigheid en zijn verrassenden humor...... Toen we laatst hem betrapten, dat hij zoo'n mooie flesch van ‘Old Tom’ in de wacht sleepte en m'n man hem zei: ‘Wacht tot je er een paar dozijn bij elkaar hebt en verkoop ze dan. Dan kun je 't geld, dat je er voor krijgt, onder 't personeel verdeelen’, heeft hij ons toen niet met dit brillante antwoord verblijd: ‘Nee, dat doe ik liever niet; als ik er zooveel tegelijk moet verkoopen, schaam ik me; dan is 't net, alsof er hier zooveel wordt gedronken.’
Is het niet genoeg hem een half uur van te voren op te bellen: ‘Er komen drie gasten. Zorg, dat het eten goed is’ - om een keurige tafel te vinden met 't mooie servies, versche bloemen in de zilveren vaasjes, en zelfs een schijfje djeroek in de vingerkommetjes? Is er iemand, die zoo fijn reageert op een feeststemming tusschen ons tweeën, als dit bruine ventje, die van zijn sympathie blijk geeft door een bloeiend takje tusschen onzen servetring, gebakken pisang bij de thee of de ‘mooie’ waterglazen met klappermelk......
En als ik ziek ben...... wie smokkelt op eigen initiatief een ei in de bouillon, zoo heerlijk licht geklopt, dat je heelemaal niet hoeft te griezelen? Wie stuurde, toen ik vanochtend zei, dat ik weer alles mocht eten, onmiddellijk de baboe met chocolaadjes naar binnen, omdat hij dacht, dat ik die wel het meest zou hebben gemist? En