‘Moving staircase’, ‘underground......’! en ondertusschen liepen we op een landweg, in 't hartje van de Gajolanden, op weg naar een dorp, welks eenige communicatie met de buitenwereld via een totaal vervallen steigertje ging met een sampan, of, als uiterste van modern snelverkeer, met de kleine, aftandsche motorboot, die, voor twintig jaar, in stukken den berg opgesjouwd was, (waarschijnlijk nog door een der olifanten die, voordat de auto de afstanden verslond, het grootste deel van het vervoer voor hun rekening hadden gehad), en die hier door Inlanders in elkaar was geklonken. Welke afgelegenheid in Europa haalde ooit bij dit echte ‘binnenland’ van Indië? En hoe verschilde het werk van dezen dokter, die er bijna dag aan dag op uittrok, te paard, per auto, per boot, en nu weer eens een flink eind te voet, van de praktijk van zijn collega-in-de-stad, die rustig in zijn spreekkamer ontvangt en geregeld zijn visites rijdt, zonder onderbrekingen van stukken weg, die kapot geslagen zijn, noodweer op het meer, of een paard, dat voortdurend uitglijdt over het natte bergpad......
De veearts was ons al voorgegaan; de mantri met den trommel vol medicamenten kwam achter ons aan en toen we ongeveer 'n half uur geloopen hadden, zagen we een klein huisje, waar een dichte schare omheen gedromd stond.
‘Zijn dat allemaal patiënten?’ vroegen we verbaasd, maar de dokter stelde ons gerust met de verzekering, dat 't grootste deel belangstellenden waren.
‘U moet denken: de komst van den dokter is hèt pretje van de week. Alles gebeurt hier in volkomen openbaarheid...... Kiezen trekken vinden ze b.v. prachtig. En ze komen met hun kwaaltjes nog niet eens, omdat ze er zoo erg veel last van hebben, maar vooral om mij een plezier te doen......’
Maar toen we eenmaal in de kleine kamer zaten, terwijl de patiënten bij twee en drie tegelijk werden toe-