te zeer in 't oog valt, hangen lijntjes gespannen om de wasch van het gezin te drogen; nòg meer in het verborgene wapperen de dikwijls zeer doorluchtige kleedjes van de ‘Dienerschaft’, die aan de dicht-omhegde mandiput midden op 't achter-erf worden gewasschen, waar de families ook zich zelf reinigen, zoodat je 's ochtends eenige malen een poedelnaakt bruin jongetje van den hoogen drempel van zijn huis ziet klauteren, en zorgeloos door de zon naar den put drentelen, waar zijn moeder hem energiek met emmers koud water overstroomt. Alleen de kleinste, Sariman, wordt in een teiltje onder de keukenkraan gepoetst en het roert me altijd weer, als de oude, kromme, verschrompelde waterdrager dan even zijn uitvegen van de goten laat rusten, om met zijn tandeloozen mond een beetje wezenloos te lachen en geluidjes te maken tegen het kind, dat, glanzend bruin, plassend in het water, een beetje wezenloos teruglacht.
Dan dient het erf nog voor het kloppen, of tenminste het uithangen, van karpetten en tapijtjes, en voor het luchten van matrassen, maar dat doet men in een hollandschen tuin evengoed, als het ‘plaatsje’ ontbreekt, en zelfs zal er in Holland wel meer geklopt worden dan hier; want een Inlander heeft nu eenmaal een bijgeloovig vertrouwen in de zon; de zon kan niet alleen de vaat droog, maar ook de matten schoon stralen, en wat zou je je dan nog warm maken met er op te gaan slaan?
Zoo wordt een erf voor veel nuttige doeleinden gebruikt, maar bovendien is het toch ook wel degelijk een tuin, en wel een die bloeit met een hevigheid, waarvan men zich in Holland geen voorstelling kan maken; het werk van een kebon is meer snoeien en remmen, dan aanmoedigen; in oude verroeste petroleumblikken bloeien bloemen, blank als trosnarcisjes; de heg, hoe dikwijls ook gladgeknipt, breekt altijd weer in paarse kelken uit en laatst, toen we gingen kijken, hoe de boy den opengevallen muur van een Chineesch kedehtje met oude planken had dichtgespijkerd, omdat die Chineezen