Verklaaring van de Titel Plaat.
Dus werd West-Vrieslands Pronk, 't fier Hoorne, braaf verbeeld:
't Hoofd praalt met vryheyt, die haar deugd haar op kwam setten.
Haar slinke hand, een Hoorn vol overvloed meê-deeld,
Terwijl haar regte sorgt voor Godsdienst, en voor Wetten.
Haar Krijgs-geweer vertoont haar Kragten, daar sy meê
Haar Staat, en Burgery, verdeedigt voor gevaaren;
Dog minder Elk tot vrees, als wel voor Rust, en vreê,
Op dat en Neering, en de koopman wel mag vaaren.
Mercuur, verslingert op de goê geleegentheyt der Stad,
Beraad sig met Neptuin, om alles aan te wenden
Dat het rijke Asie, en America, haar schat
Hier kome met Europe, en Africa, te senden.
's Stads wijde haven, die sig op doet in 't verschiet,
Haar Scheep-rijkheyt vertoont, bekwaam tot laên,en loβen,
Met d' Eenhoorn, pronkt haar schild, die 't muyten haat, en niet
Als tot eêlmoedigheyt, en Vreê, schijnt op gewossen.
De Suyder-Zee, die aan haar Voeten nederleyd,
Bepronkt met Steven-kroon, en Vis-net, voor Cieraaden,
Vertoont op 't deftigste haar Scheep- en Vis-rijkheyt,
En wat al Nuttigheên in sijnen Boesem baaden.
Sy, sittende agter een seer duystere gordijn
Van veel vergeetenheyt, ontfangt haar Luyster weder,
Die sy, een eeuw verleên van de eed'le Sonne-schijn
Van Velius verkreeg, en door sijn Phœnix Veder.
Dus werd de Hoorne van West-Vrieslands Hoorn verhoogt,
Welwaardig, dat men daar nog Eeuwen lang van boogt.
H. Fokkens
|
|