Kronijk van Hoorn(2016)–Feyken Rijp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [Folio 1v] [fol. 1v] Verklaring van de Titel Prent 'T Gemene best van Hoorn sit als een Maagt verbeelt, Beschermende Stads Regt, en Gods gewyde bladen. De hoed van Vryheyd sluyt haar om het Hoofd. Zy deelt Aan Weese en Weduwen, met Armoeds last beladen, Uit eenen rijken Hoorn, mildade giften toe, Vergadert door de sorg der wijse borger-vaders. 't Stads wapen çiert haar zijd. Den Eenhoorn, die een roe En tegengift vertoont, voor Muyters Landverraders, 't Aaloude Wapen-schildt verdedigt onvermoeit. De Zuider Zee leit als een Zee-godt voor haar voeten, Men siet sijn Steven kroon met slijmig wier begroeit. Ten blijk der Kielen, die sijn Golven daag'lijks groeten. Die Zee-godt schenkt sijn nat aan Vader Oceaan; En laat sijn volle Kruik in Zee blymoedig bruissen, Sijn Regter-hand bevat een Stuur-riem, en wijst aan De Zee-lui, die sijn rug by duysenden bekruissen, Wat blinde droogtens hy nog torst, sig self ten spijt, Een Triton blaast de soo beroemde als dapp're togten En overwinningen, die daar in vroeger tijdt Op Vriesen, Geldersen, en Spanjaards zijn bevogten. Neptuin wijst aan Merkuur de Koopstadt in 't verschiet; En seyt, sie Neef, ik heb die wel gelegen Haven, Wiens Tooren-trans gy gints ter sterren stijgen siet, Ter liefd van U, en van den Handel, self gegraven. De Koop-godt siet de Reed, de Wal, en Poorten aan, En by sijn slangte staf, belooft die voor te staan. N. Brakel. [Folio 2r] [fol. 2r] De Tytelplaat tusschen de andere Tytels in Vorige Volgende