Paradijsbloemen
(1897)–A.H.M. Ruyten– Auteursrecht onbekend
[pagina 25]
| |
Broeder Bernardus.
Broeder Bernardus was broêr Capucijn,
Eenvoudig en vroom, oud van dagen.
Broeder Bernardus moest uit op termijn
Om 't brood langs de huizen te vragen.
Broeder Bernardus droeg blijde dien last
Om 't zondige vleesch te kastijden.
Overal was hij een welkome gast,
Die deelde in de vreugde en het lijden.
Bedelend trok hij door dorp en door stad,
En biddend en bedelend immer;
Waar ook de Broeder den drempel betrad,
Daar klopte hij vruchteloos nimmer.
Ouden en jongen herkenden zijn groet:
‘Dat God u en de uwen beveilige!’
Jubelend riepen zij hem tegemoet:
‘Daar is onze Broeder, de Heilige!’
| |
[pagina 26]
| |
Overal vond hij een vriendlijk onthaal,
Al trachtte hij de eere te ontwijken;
De arme gaf hem van zijn armelijk maal,
Hij deelde in 't maal ook der rijken.
Eens kwam er een moeder met tranen in 't oog
En tranen nog meer in het harte:
‘Broeder Bernardus’, zoo sprak zij en boog,
‘Ik ben eene moeder van smarte...’
En aan haren boezem, in plooien gehuld,
Hield snikkend ze een lijkje geborgen:
‘Man Gods, de smart, die de ziel mij vervult,
Hier is zij, gij kent mijne zorgen.
Geef gij het leven terug aan mijn kind!
Ach! hoor naar mijn smeeken, o Broeder!
Wist ge hoe 't hart eener moeder bemint,
Gij hoorde de bede eener moeder...’
Broeder Bernardus nam zwijgend het wicht,
En koesterde 't lang in zijn armen,
De oogen vol glans naar den hemel gericht,
En smeekte den Heer om erbarmen.
Toen trad hij kerkwaarts, maar biddend altijd,
De vrome, de heilige Broeder;
Vóór het altaar, aan Sint Felix gewijd,
Daar knielde hij neêr met de moeder.
| |
[pagina 27]
| |
Vurig en innig en lang was 't gebed,
Dat sprak van zijn heilige lippen...
Eensklaps, daar voelt hij en hoort hij temet
Een zucht aan het lijkjen ontglippen.
't Wichtje herademt. Eén enkele klank
Ontsnapt aan de borst van den Broeder;
Jubelend roept hij: ‘den Hemel zij dank!’
En legt het in de armen der moeder.
Toen ging hij verder, en bedelde en bad... -
Hoe 't wonder zijn naam ook verkondde,
Steeds trok hij verder, en bedelde en bad,
En spreidde zijn weldaân in 't ronde.Ga naar voetnoot*)
|
|