Paradijsbloemen
(1897)–A.H.M. Ruyten– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
Een Tooneelvoorstelling te Rome
| |
[pagina 14]
| |
‘Mijn vrienden... 'k voel het, 't leven wijkt...
Eén dienst nog vóórdat hij bezwijkt
Vraagt u Genesius...’ -
‘Spreek, dierbre vriend!’ zoo troostte de een;
Een ander: ‘Wat 's uw wil?’
Een derde: ‘Zeg uw wensch aan mij!’
Een vierde: ‘Ik breng u de artsenij,
Die uwe pijnen still'.’ -
‘Mijn vrienden! neen... Een Christen... ach!
Die bij mij nederkniel'
En mij met heilig water doop'!...
Mijn vrienden, dat 's mijn laatste hoop
Voor 't lichaam en de ziel...’ -
Nu trad een tweetal spelers op
Met zwaren tred en stem:
‘Gelooft ge in Christus onzen Heer?’
Dus vroegen zij en knielden neêr
Ter wederzij van hem.
‘'k Geloof en vraag den doop’, sprak hij
Op huichelenden toon;
‘Die oopne mij het paradijs!’
Toen doopten zij naar christen wijs
Den knecht der valsche goôn.
Op 't oogenblik scheen hij gezond...
Dan... onder luid gejoel
| |
[pagina 15]
| |
Kwam plotsling de Romeinsche wacht,
Die hem gevangen nam en bracht
Vóór 's Keizers rechterstoel... -
Een schaterlach ging op uit 't volk
Met daavrend handgeklap.
De rol was meesterlijk gespeeld:
Hoe trouw was alles afgebeeld,
En doop èn martlaarschap!
Doch wie er niet meer lachte, was
De held Genesius.
Hij had de Christenen bespot -
Nu was hij dienaar van hun God...
En hij beleed 't aldus:
‘O Keizer en gij allen, hoort
Wat ik u zeggen ga!
Toen 't water vloeide langs mijn hoofd,
Toen heb 'k aan Christus ook geloofd
En voelde ik zijn genâ!
Gelooft, ook gij!...’ Een kreet om bloed
Steeg krijschend hemelwaarts;
En weinig dagen slechts nadien
Kon Rome een ander schouwspel zien:
Den dood des martelaars.Ga naar voetnoot*)
|
|