zuiden opnieuw werden prijsgegeven aan de bewuste of onbewuste verfransingsdruk van hun elite.
Die politiek van taalvrijheid zou de Belgische staat, enkele maanden later, gewoon maar over te nemen hebben...
De capitulatie van de koning kwam echter te laat. Ook reeds omdat de economische verhoudingen veranderd waren. De bourgeoisie in de zuidelijke provincies was geleidelijk rijker, sterker en meer zelfverzekerd geworden. Zij wilde vrijer staan tegenover de koning en de overheid. De oudere generatie zou eventueel nog vrede hebben genomen met maatregelen van bestuurlijke scheiding, met een federatie van noord en zuid. Maar de jongeren dachten radicaler; bij hen groeide een nieuw politiek bewustzijn, gericht tegen de bemoeizucht van de koning, tegen Holland, tegen de vereniging zelf.
De ‘Belgische’ idee mocht dan nog niet voldragen zijn geweest in 1815. Zij was sindsdien gerijpt. Vooral in de Waalse provincies wilden steeds meer jonge elementen van de burgerij helemaal los van de Hollanders. Sommigen voelden veel voor een terugkeer naar Frankrijk. Anderen speelden met de gedachte van een afgescheiden, onafhankelijke staat, waarin de burgerij de toon zou aangeven.
Het volk, klaargestoomd door de anti-Hollandse geestelijkheid, was murw. Het zou zich niet verzetten tegen een revolutionaire actie van de bourgeoisie.
De schok kwam in de zomer van 1830, nog een weinig te vroeg voor de plannen van de fransgezinde annexionisten.
Op 25 augustus geraakte het publiek in de Brusselse Muntschouwburg in ongewone opwinding bij een aria van ‘La Muette de Portici’:
Amour sacré de la patrie,
Rends-nous l'audace et la fierté!
A mon pays je dois la vie,