Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
(1868)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
Van tweerhande wee, uit innighen danke sprutende. C. XIV.4Ute ynnighen danke en̄ love comt tweerhande wee van 5herten en̄ pine inder begheerten. Dat ierste wee es dat men 6ontblivet in danke, in love, in eren, in Gods dienste. Dat 7ander es dat men niet toe en nemt, na dat mens begheert, 8in caritaten, in doegheden, in trouwen, in volcomenen 9sedenGa naar voetnoot(1), op dat men weerdich werde Gode te dankene, en̄ 10te lovene, en̄ te dienene na behoirlicheit. Dit is dat ander 11wee. Dit sijn beide wortelen en̄ vrucht, beghin en̄ einde alre 12inwendigher doghede. 13Inwendighe smerte en̄ wee van ontblivene in dogheden, 14inden love Gods, dat is dat hoechste were in deser ierster 15wisen inwendigher oefeninghen, en̄ hier met wertse volco- 16mentlike volbrachtGa naar voetnoot(2). |
|