Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen
(1863)–Jan van Ruusbroec– AuteursrechtvrijHomo loquitur ad Deum, extollens mirifice gratiam Eucharistiae. C. V.5[regelnummer]
‘O Here! ghi seghetGa naar voetnoot(4) den wille mijn.
Ghebenedijt soe moeti sijn.
Ic onfa gherne dat heylighe Sacrament,
Dat is my een weerdich presentGa naar voetnoot(5).
Ic onfa daer inne uwen heylighen lichameGa naar voetnoot(6),
10[regelnummer]
Die is my soete en̄ wel bequame;
Want hi is mijn hemelsche broot
Diene niet en eten, die sijn doot.
Hi is oec der inghelen spise:
Die sijns ghesmaken, dat sijn die wise.
15[regelnummer]
Die werelt en machs niet ghesmaken,
Want si verblijt en̄ bedroeft in anderen sakenGa naar voetnoot(7).
O Here! ghi hadt u vermetenGa naar voetnoot(8)
| |
[pagina 15]
| |
Dat wi te gadere souden eten.
Here, ic ghiereGa naar voetnoot(1), ic gape, ic beghereGa naar voetnoot(2),
Ende ic en can u niet verterenGa naar voetnoot(3).
Soe ic meer ete, soe my meer lust;
5[regelnummer]
Soe ic meer drinke, soe my meer dorst:
Altoes blijſt my meere over,
Dan alle die leven verteren moghenGa naar voetnoot(4).
Here, ghi sijt een milde weertGa naar voetnoot(5);
Ghi betaelt al datmen verteertGa naar voetnoot(6).
10[regelnummer]
Here, ic drinke soe gherne u levende bloet,
Dat uut uwer siden woetGa naar voetnoot(7),
Ende uut uwen heylighen live,
Dat edele is, van groten prise.
Het is soe soete mijnre kelen.
15[regelnummer]
Ic bin half dronken, en mach niet helenGa naar voetnoot(8).
Here, u bloet is edelre dan garnateGa naar voetnoot(9);
Ic wil vollen alle mine vate:
Soe bin ic stoltGa naar voetnoot(10) ende harde coene.
| |
[pagina 16]
| |
Ic en hebbe buten niet te doeneGa naar voetnoot(1).
Ic bin al vol, ende ic beghere;
Dat ic hebbe, ic en cant verterenGa naar voetnoot(2).
Al dat ic hebbe en acht ic niet;
5[regelnummer]
Ic volghe dien na, datGa naar voetnoot(3) my ontvlietGa naar voetnoot(4).
Mijn begheren moet volghen, wetie wale;
Mer wise en mach onwise niet verhalenGa naar voetnoot(5).
Wise en̄ onwise dat sijn si tweenGa naar voetnoot(6),
Die nimmermeer en werden eenGa naar voetnoot(7);
10[regelnummer]
Want si moeten onderlinghe gheseedenGa naar voetnoot(8) bliven:
Dat een en mach dat ander niet verdrivenGa naar voetnoot(9).
Ghelove, ordene en̄ goede wisenGa naar voetnoot(10),
Die machmen wel met rechte prisen;
Want oefeninghe der heyligher Kerken
15[regelnummer]
Bestaet in ordineGa naar voetnoot(11) in wisen en̄ in goeden werkenGa naar voetnoot(12).
Want sonder wise en mach niemen leven
| |
[pagina 17]
| |
Noch inden hemel, noch inder erden.
In ordinen, in wisen, in ghewichte en̄ in maten
Heeft God alle dine ghescapen.
Aldus selen wi leven in redeliken wisen,
5[regelnummer]
Op dat wi, boven redene, een scouwende leven vererighenGa naar voetnoot(1).
|
|