Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen
(1863)–Jan van Ruusbroec– AuteursrechtvrijRespondet Deus animae, sacrae communionis avidae. C. IV.5[regelnummer]
O mensce! ic hebbe dijn ghebet ghehoirt.
Ic wil doen dat my behoirt;
Ic wil antwoerdenGa naar voetnoot(3) dinenGa naar voetnoot(4) rouwe,
Ic wil di doen na dijn betrouwen.
Wes blide, coene ende onverveertGa naar voetnoot(5)
10[regelnummer]
Ic wiltGa naar voetnoot(6) al doen dat ghi begheert;
Ic wil sijn uw spise, u koc en̄ uGa naar voetnoot(7) weert:
Keert u te male toe myGa naar voetnoot(8) weert.
Mijn vleysch is wel ghebraden
Aent cruce, om uwe ghenadeGa naar voetnoot(9);
15[regelnummer]
Mijn bloet is levende en̄ heet,
Dat siele en̄ lijſ doer gheet.
Wi selen te gaderGa naar voetnoot(10) eten en̄ drinken;
Ghi selt mire passien en̄ doot ghedinken,
Ende mire ewigher minnen mede.
20[regelnummer]
PleechdiGa naar voetnoot(11) des, soe hebdi vrede.
| |
[pagina 14]
| |
Lieve, ic hebbe alsoe verstaen:
Ghi soutGa naar voetnoot(1) gaerne dat Sacrament onfaen;
Die sacrificie der Missen es nu ghedaenGa naar voetnoot(2).
Sidi bereet, ghi moghetGa naar voetnoot(3) onfaen.’
|
|