Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
(1861)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
Hoemen die gave der wijsheit besitten sal. C. XXXVI.14Op dat die mensche dese overste gave besitten moghe in 15hogher werdicheit, Soe moet hi sijn doergaen van binnen
Met onghemetenre minnen,
En̄ overvloyt in smakelicheit;
En̄ hebben een claer merken
20[regelnummer]
In dat uutvlietende werken,
Ute dies gronts eenvoldicheitGa naar voetnoot(2).
Hier comt verwonderen ave
Van menichſuldighen gaven,
| |
[pagina 249]
| |
En̄ van onbegripeliker rijcheitGa naar voetnoot(1).
Wonder doet verlanghenGa naar voetnoot(2),
En̄ met begheerten hanghen
Na die hoghe ghebrukelicheitGa naar voetnoot(3).
5[regelnummer]
Soe moet hy dan staren,
En̄ die begheerte laven
Boven alle werkelicheitGa naar voetnoot(4).
Die onghemetene minne
Si brandet in allen sinne,
10[regelnummer]
In die ſorneyse der enicheit:
Daer aſ comt een versmelten,
En̄ altemale verzweltenGa naar voetnoot(5)
In welden der ghebrukelicheit.
Dus werden si doergoten,
15[regelnummer]
En̄ in onwisen vervlotenGa naar voetnoot(6),
Inder woestinen demsterheitGa naar voetnoot(7).
Daer en is nemen noch gheven,
Noch gheenre minnen pleghen;
Mer pure simpele eenvoldicheit.
20[regelnummer]
Noch wil ic u verclerenGa naar voetnoot(8)
Viere dine die deren
Ende hinderen smaec der wijsheit:
Staren, sonder merken
| |
[pagina 250]
| |
Dat uutvlietende werkenGa naar voetnoot(1),
Dat hindert die smakelicheitGa naar voetnoot(2).
Die in wondere niet en hanghen,
Si hebben minder verlanghen
5[regelnummer]
In rechter ongheduericheitGa naar voetnoot(3).
Die onghemetene minne
Si brandet te min van binnen,
In dies riken overstheitGa naar voetnoot(4).
Want si in bloetheit staren,
10[regelnummer]
En̄ in woede niet en vervaren,
Dat hindert hogher lutterheitGa naar voetnoot(5).
Noch willic u vertellen
Viere dinghe die bevellenGa naar voetnoot(6),
En̄ beroven salicheit:
15[regelnummer]
Die onverstendigheGa naar voetnoot(7) blinde,
Si lopen hier en̄ ghinder,
En̄ soeken vremde ghenoechelicheitGa naar voetnoot(8).
Si merken en̄ bekinnen
Ellendighe en̄ arme ghewinne,
| |
[pagina 251]
| |
En̄ rasten inder nederheit.
Die verkeerde minne
Verdwaest die arme sinne,
Ende verblynt des menschen redelicheit.
5[regelnummer]
Sy soeken vremde smake:
Si en connen niet gheraken
Daer welde vloyt in ewicheitGa naar voetnoot(1).
Dat doet zere verzwaren
Tonfane dat ewighe clare,
10[regelnummer]
Dat is leven in oncuyscheitGa naar voetnoot(2).
|
|