Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
Afbeelding van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

traktaat
verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

(1861)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 239]
[p. 239]

Van der gaven der smakender Wijsheit. C. XXXIII.

1Die sevende godlike gave dat is ene smakende WijsheitGa naar voetnoot(1). 2Die wert ghegeven in dat overste der ingekeerder gedachten, 3en̄ doergheet dat verstaen en̄ den wille, naden inkere in die 4overstheitGa naar voetnoot(2). Dese smaec is onghemeten en̄ grondeloes, ende 5vloyt van binnen uutwaert, en̄ doergheet lijf en̄ siele (na dats 6yeghewelke cracht ontfanclijc is) tote dien inwendichsten 7sinneGa naar voetnoot(3), dat is een lijflijc ghevoelen. Die andere sinne, alse 8horen ende sien, die nemen hare vroude van buten, in dien 9wondere dat God ghescapen heeft te sijnre eren en̄ tsmenschen 10behoef. Dese onbegripelike smaec, boven die gedachte, 11inde wijdde der siclen, is hi onghemeten, en̄ dat is die heylighe 12Gheest, die onbegripelike minne GodsGa naar voetnoot(4). Beneden der ghedachtenGa naar voetnoot(5), 13is dat ghevoelen gemeten. Maer want die crachte 14inhanghende sijn, soe vloyen si al over. En̄ want die Vader 15der ewicheit die inghekeerde ghedachte hevet gheeiert met 16gebrukene in verenicheiden, en̄ met begripene en̄ met begrepen 17te sine in ontvlotenheiden, en̄ is een throen en̄ een raste 18GodsGa naar voetnoot(6); en̄ die Sone, die ewighe waerheit, die hevet gheciert 19dat inghckeerde verstaen met sijns selfs claerheit,

[pagina 240]
[p. 240]

1omme te bescouwene dat aenschijn der ghebrukelicheitGa naar voetnoot(1). 2en̄ nu wil die heylighe Gheest cieren den inghekeerden wille, 3ende der crafte inhanghende enicheit, op dat die siele smake, 4en̄ kinne, ende proeve hoe groet God is. Dese smaec is soe 5groet, datter sielen dunct dat hemelrike en̄ eertrike, en̄ alle 6diere binnen sijn, versmelten mochten ende te niete werden 7in desen grondelosen smake. Dese welde is boven en̄ beneden, 8binnen en̄ buten, en̄ hevet dat rike der sielen altemale 9ommevaen ende doergaen. Soe scouwet dat verstaen die eenvoldicheit 10ane, daer alle dese welde uut vloyt. Hier af comt 11een merken der verlichter redenen: nochtan weet si wale 12dat hare die onbegripelike welde ontbliven moet te bekennene; 13want si meret met ghescapenen lichte, en̄ die vroude 14is onghemeten. Daer omme faliert die redene in dat merkenGa naar voetnoot(2); 15mer dat verstaen, dat overformt is met diere onghemetenre 16claerheit, dat scout en̄ staert sonder ophouden die 17onbegripelike vroude der salicheit.

voetnoot(1)
Sur. sapida Sapientia est.
voetnoot(2)
Sur. prout sese (intellectus et voluntas) in ipsum mentis verticem intrò receperunt.
voetnoot(3)
Aldus alle onze IIss. Surius moet anders gelezen hebben, want hy vertaelt: usque in sensum extimum, id est, sentire, vel tactum corporeum.
voetnoot(4)
Sur. Sapor autem iste incompraehensibilis supra mentem quidem in animae amplitudine sive vastitate immensus est, et hic est Spiritus sanctus, incomprachensibilis Dei amor.
voetnoot(5)
D, I. Beneden dat gedachte.
voetnoot(6)
Sur. Porrò cùm Pater aeternus mentem introversam unitatis fruitione exornârit, praestiteritque illi ut et comprachendat, et compraehendatur in sui ipsius amissione, sitque thronus et quies Dei.
voetnoot(1)
Sur. Filius etiam, ipsa aeterna veritas intellectum introversum suiipsius decorârit claritudine, ut illius quo ſruitur, vultum contempletur, ipse jam Spiritus sanctus, enz.
voetnoot(2)
Sur. sicque fit, ut ipsa ratio in sua consideratione deficiat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken