Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
(1861)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
Hoe de gave godlijcs Raets beseten wert inder hoechster volcomenheit. C. XXX.19Op dat die mensche besitten moghe dese gave godlijes 20raets inder hoechster volcomenheit, soe moet hi hebben Een hoech ghelijc vercreghen,
En̄ met minnen sijn overhevenGa naar voetnoot(3),
| |
[pagina 229]
| |
Inhanghende in die overweselicheitGa naar voetnoot(1).
Die in overwesen neyghen,
Si en selen nemmer beiden
Sonder die ghebrukelicheitGa naar voetnoot(2).
5[regelnummer]
Dat eenvoldighe scinen
Onfaense metten bliden,
Inder crafte enicheitGa naar voetnoot(3).
Soe moeten si overvlieten,
Sonder enich verdrieten,
10[regelnummer]
In dies lichts eenvoldicheit.
Soe willen si daer wonen,
En̄ nemmermeer wedercomen,
Verre inder verlorenheitGa naar voetnoot(4).
Soe wil in hem rasten,
15[regelnummer]
Met allen haren gasten,
Die verweende TriniteitGa naar voetnoot(5).
Aldus selen wi crighen,
Sonder enich ontbliven,
In die overweselicheitGa naar voetnoot(6);
20[regelnummer]
En̄ altoes nederkeren,
En̄ dat rike regeren,
Met doechden in ghelijcheit.
Nu wil ic u ‧iiij‧ dinghe
Bescriven sonderlinghe,
| |
[pagina 230]
| |
Die hinderen die ghebrukelicheit.
Die hebben cleine verlanghen,
Si en sijn niet vaste verhanghen
In die overweselicheit.
5[regelnummer]
Daer omme en werdense niet bescenen,
Noch in onwise gherenen;
Maer si bliven in haers selfsheit.
Want si dien lichte ontbliven,
Daer omme en moghense niet crighen
10[regelnummer]
Verre in die verlorenheitGa naar voetnoot(1).
Want si hier ghebreken,
Daer omme en werdense niet gheten
Inden mond der salicheitGa naar voetnoot(2).
Nu wil ic u verclaren
15[regelnummer]
Vier dine die verzwaren
En̄ beroven doechdelicheit.
Die hem buten keren,
En̄ soeken lof en̄ ere,
Si sijn verre vander enicheit.
20[regelnummer]
Dat eenvoldighe clare
En werdense niet gheware,
In haers selfs elendicheit.
Si en sijn niet verresen,
Want traecheit is hem bleven:
25[regelnummer]
Si rasten in creatuerlicheit.
Maer wouden sise verdriven,
Si mochten opwert crighen,
En̄ smaken Gods gherinen,
Ende besitten ewicheit.
|
|