Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
(1861)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
Dit bescrivet enen gherechten mensche met ‧viij‧ punten. C. III.13Dat derde punt dat is, den gherechten; want nieman 14en wert wederleidet dan die gherecht ghemaect wert: want 15gherecht maken, dat is wederleiden. Ane vier punte soe 16mach die mensche merken ofte hi gherecht is, en̄ wederleidet 17van Christo in crachte des heylichs Gheests, metten 18Sacramenten. Dat ierste is datmen Gode ghetrouwe alles 19dies men behoevet in tijt en̄ in ewicheit, en̄ dat men Gode 20ghetrouwe si met allen datmen is, ende datmen hevet, en̄ 21datmen vermach. Dat ander is datmen minne draghe, mit 22wille ende met werken, te alre menschen noet, lijſlike ende 23gheestelike. Dat derde is datmen verduldich en̄ sachtmoedich 24blive in al dat op ons vallen mach, van Gode ofte van creaturen. 25Dat vierde is een verhaven ghemoede, vri en̄ los, | |
[pagina 134]
| |
1ende onghevaen van allen creaturen, in eenre ghestadigher 2liefden, in enen bliden onbeidene met sekeren toeverlate des 3ewighen rikesGa naar voetnoot(1). Dese vier punte maken den mensche gherecht 4in enen werkenden levene. 5Noch sijn ‧iiij‧ andere punte, die den mensche gherecht 6maken in enen scouwenden levene. Dat ierste is een vri 7ghemoede inhanghende met minnen ende opgherecht met 8begheerten in enicheitGa naar voetnoot(2). Dat ander is een claer verstennisse 9in gracien merkende met wondere der rijcdom der DricheitGa naar voetnoot(3) 10ende starende sonder wonder, overformt, die onghemetene 11claerheitGa naar voetnoot(4); en̄ verhevene in lichte der eenvoldicheitGa naar voetnoot(5). Dat 12derde is een ghebrukelijc neyghen en̄ een vervlietende inhanghen 13alle der crachteGa naar voetnoot(6), omvaen en̄ doergaen, ende overvloyt 14met meerGa naar voetnoot(7) rijcheiden ende vrouden dan si begheren 15moghenGa naar voetnoot(8). Dat vierde is ene ontvlotene verlorenheit in dies 16voerworpsGa naar voetnoot(9) afgrondicheitGa naar voetnoot(10). Nieman en mach wanderen 17in deemsterheit; daer omme blijſt men verloren in ewicheit: 18dit is die hoechste salicheitGa naar voetnoot(11). | |
[pagina 135]
| |
1Dese ‧iiij‧ punte, met den ‧iiij‧ iersten, maken den mensche 2gherecht in scouwene en̄ in werkene. Aldus heeft die Here 3wederleidet den gherechten. Dit is dat derde punt. |
|