Werken. Deel 3. Vanden XII dogheden. Een spieghel der ewigher salicheit. Vanden kerstenen ghelove
(1860)–Jan van Ruusbroec–
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 193]
| |
Vander vierder partyen van menscen. C. XIII.1Hier na volghet die vierde pertye van gheesteliken menscen 2die ten Sacramente selen gaen. Ende dat sijn goetwillighe 3menscen, die ongheveinsdelic die ere Gods meynen 4en̄ haers selſs salicheit; die hem pinen te houdene hare 5ordine, hare regule en̄ alle die goede usaghenGa naar voetnoot(1) die si 6ghehoirt hebben en̄ bescreven vinden vanden ouderen die 7voren gheweest sijn, en̄ ordinen ghesticht hebben met woerden 8ende met werken: dat is, hoe dat si hem hebben selen 9inden choer, in capittele, inden reftere, ende opten dormtere, 10ende in dat siechuus; in zwighene, in sprekene, 11in vastene en̄ in etene; in disciplineGa naar voetnoot(2), siec ende ghesont, 12altoes na die regule en̄ na vermoghene der naturen in rechter 13besceydenheit; al eyghens willen vertyen in oetmoedigher 14ghehoirsamheit; altoes yet goets oeſenende in gesonden, 15ende alsmen siec is, saechtmoedich en̄ verduldich; en̄ altoes 16striden ende verwinnen vleesch en̄ bloet en̄ alle waerlike 17dinghenGa naar voetnoot(3). 18Siet, dit is die gemeyne regule alreGa naar voetnoot(4) goeder monken en̄ 19nonnen. MerGa naar voetnoot(5) alsi hem versumen in doene oſte in latene, in 20onordinenGa naar voetnoot(6), in te velc oſte in te luttel, in welker wijs dat die 21consciencie tughet ende wroecht dat sonde isGa naar voetnoot(7): dat selen | |
[pagina 194]
| |
1si octmoedelic claghen en̄ beliën, met rouwen van herten, 2voir den priester, en̄ penitencie doen na sinen wille, en̄ Gode 3wel betruwen. En̄ alsoe selen si ten Sacramente gaen vrilic, 4op die genade Gods, altoes alse sijt ghemeenlic van oerdinen 5hebben, ofte oec van goeder ghewoenten pleghenGa naar voetnoot(1). Andere 6gheestelike menschen die, buten ordinen, sijn in goeder 7oeſeninghen, onderdanich Gode ende der heyligher Kerken 8ende haren oversten, in vastene, in vierneGa naar voetnoot(2), en̄ in alle die 9ordonnancie goeder kerstenre menscen, na macht en̄ besceydenheit, 10die sclen oec ten Sacramente gaen bi rade haers 11priesters, also men daer pleecht daer si wonachtich sijn. |
|