Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel
(1858)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 213]
| |
Vanden Swane. C. CXXXVIII.1Die viertiende voghel, dat es de Swane. Sine cracht leecht 2in sine vloghele; ende alse hi sterven sal, so singt hiGa naar voetnoot(1). 3Hier mede versteet men ieghewelken jonghen mensche die 4Gode niet en vreest, maer sijnre naturen volcht in weelden 5ende in oncuuscheiden van levene: dat sijn twee vloghele 6daer vele sonden onder sculenGa naar voetnoot(2); ende si sijn oec van 7groter cracht, also langhe alse de mensche vliedt in sijnre 8joecht, ghelijc den swane in den watere: dan heeft hi den 9hals onghebroecsam alse de swaneGa naar voetnoot(3), ende sterft met 10blisscapen ende met sanghe in meneghe doetsonde: ende 11selc blijft doet in ewecheit. |
|